zaterdag 4 februari 2017

Incredible India, 17-20 januari 2017

Dinsdag 17 januari

's Anderendaags 's morgens werden we opgehaald en ontvangen door de grote baas van de WBVHA, mister Dipti Prokach Poddar, een charismatische zestiger die beter Engels sprak dan de gemiddelde Indiër en met wie ik me onmiddellijk op mijn gemak voelde.



Toen hij me aansprak met Dr. Bart, zei ik dat hij mijn titel weg mocht later en een kwartier later werden we aan de crew voorgesteld als Bart 1 en Bart 2

In zijn introductie situeerde hij de West Bengal Voluntary Health Association als een Charity Organisation die 43 jaar geleden was opgericht met als missie gezondheidspromotie, zonder te zeggen dat hij zelf de founding father was.

Hij had oorspronkelijk studies gedaan in wetenschappen en nadien in handel en boekhouding en nog later had hij in Basel een opleiding gevolgd in Tropische Geneeskunde.
In zijn betoog stelde hij de "community" centraal en vooral het detecteren van de noden, de reden waarom ze niet ingevuld werden en de belangrijke rol van educatie in het voorkomen van ziekte en het begeleiden van de zwakste patiëntengroepen.
Gaandeweg had de organisatie zich meer gefocust op het bouwen van bruggen tussen vaak nog concurrerende ngo's en zeker ook naar de staatsinstellingen die soms ten onrechte door de ngo's als van minderwaardig niveau werden beschouwd.
De WBVHA positioneerde zich tevens als een vertaler tussen de noden van de community en het aanbod van overheid (de zogenaamde “schemesof programma's) die vaak niet gekend waren of niet aangepast aan de plaatselijke situatie.
"We criticize the government if necessary but the government is not our ennemi"
Zo werd hij zes jaar geleden opgenomen in een adviesorgaan van de overheid omwille van de ervaring van zijn organisatie met de implementatie van gezondheidsbevorderende initiatieven.
"They have money but they don't know what to do with it to improve health care".
Hij situeerde de missie van de organisatie vooral als faciliterend en educatief en soms ook evaluerend : "assessment of the work".
Zo had de organisatie in West Bengalen ongeveer 1000 gezondheidszorgwerkers opgeleid in gezondheidspromotie en gezondheidszorg.



Nadat Bart 1 en Bart 2 zich hadden voorgesteld, gaf hij het woord aan zijn medewerkers.


Dokter Kitoki was opgeleid als antropoloog en had een Public Health programma gevolgd in Bangalore. Zij was sterk wetenschappelijk georiënteerd met een bijzondere interesse in "population genetics".



Biswanath Basu had lang gewerkt eerst als secretaris van Poddar, later als stafmedewerker en trainingscoördinator.



Hij was de bezieler van het Basic Health Care Support Programma dat de afstemming en de integratie moest faciliteren tussen de overheid, de ngo's, de health care providers en de communities.
In verschillende districten had men health-fora opgericht met de plaatselijke health care stakeholders om elkaar beter te leren kennen en de noden en het zorgaanbod beter op elkaar af te stemmen.
Niet zonder enige fierheid vertelde hij dat hij op een forum voor wetenschappers in het Egmontpaleis in Brussel hierover een lezing had gegeven.

JP Poddar, broer van, was na een positie als assistent administrator en gezondheidscoördinator, verantwoordelijk geworden voor het Instituut voor Training en Ontwikkeling (ITD).


Toen hij in Basel een opleiding Tropische Geneeskunde had gevolgd, kreeg hij een jobaanbod in Genève doch hij keerde terug naar West Bengalen om zijn levenswerk verder te zetten, nu al 27 jaar.

Zo vertelde hij over een project waarbij in 45 dorpen moderne pompen werden geïnstalleerd om in onbevuild drinkbaar water te kunnen voorzien.
De investering was gedekt door een liefdadigheidsorganisatie maar de lokale gemeenschap was verplicht om een startkapitaal te verzamelen en per persoon drie roepies per maand te betalen voor het onderhoud van de pompen.
Beide bijdragen waren meer dan toereikend genoeg om eventuele onderhoudskosten te dekken en konden ook aangewend worden voor het nemen van nieuwe initiatieven op het vlak gezondheidszorg of onderwijs binnen het dorp.
Er werd ook een project opgezet rond toiletten die 3500 roepie kostten per stuk waarvan de helft werd gedragen door de WBVHA en de andere 50% door de lokale gemeenschap te voorzien.
Verder werd er aan een aantal families een geit gegeven die ze na een jaar moesten doorgeven aan een ander gezin ofwel de kostprijs van het dier in cash betalen met de opbrengst die ze gedurende dat jaar hadden gerealiseerd.
Er volgde een warrige discussie over het samenbrengen van geiten en bokken, over fertiliteitscentra en waarom na een jaar de bokken werden verkocht en de geiten behouden met de betaling van de gevraagde som.
Voor één keer waren vrouwen meer gegeerd dan mannen in tegenstelling tot de Indische dochters die minder welkom waren dan zonen, niet alleen omwille van de verplichting van de bruidschat maar ook om reden van het burgerlijk en maatschappelijk statusverschil.
De Indische bevolking bestaat voor 46 % uit vrouwen wat zeker niet het werk kon zijn van Hindoe- of andere goden.

Sandip Bagchi was master in sociologie en had  research gedaan in de slums van Noord-Bengalen en Kolkata.



In 2004 had hij de WBVHA vervoegd en vorig jaar had hij een éénjarige-opleiding gevolgd aan het instituut voor Topische Geneeskunde in Antwerpen.
Hij stelde een project voor rond de opvang van aidspatiënten in samenwerking met de Corporate Social Responsability van Pepsi.
Het bedrijf had zelf initiatief genomen om de omstandigheden van aidspatiënten in de onmiddellijke omgeving van de fabriek te verbeteren doch met weinig resultaat.
De West-Bengaalse gezondheidsorganisatie was ingehuurd om een tweede poging te wagen
Voor 30 families werden programma's opgezet voor verbeterde voedingsgewoonten, hygiëne, veilig drinkwater, toiletten, rookvrij koken, regelmatige ontworming, ondersteuning in levensonderhoud en monitoring van CD4 tellingen.
Voor de kinderen van deze gezinnen werd een supportprogramma opgezet met zogenaamde "coaching klassen " als ondersteuning voor hun gewoon onderwijs met een substantiële daling van absenteïsme en stijging van hun prestatieniveau als gevolg.
60% van de Pepsi-subsidie werd gebruikt voor investeringen en nieuwe initiatieven en 40% voor het dekken van de exploitatiekosten.
Het intensief programma werd gedurende een jaar opgezet voor een 30-tal families waarbij de focus het jaar daarop verschoof naar 30 andere.
Men maakte gebruik van de successtory's in de betrokken gemeenschappen en men stimuleerde ervaringsdeskundigen van beide groepen om mee een rol op te nemen in de begeleiding van nieuwe gezinnen.

De laatste spreker, Bishnu Chakraborty, stelde de werking voor van de Community Development Medicinal Unit met als missie de verhoging van toegang voor kwaliteitsvolle medicatie aan een aanvaardbare prijs, het bevorderen van het rationeel gebruik door leden, partners en geassocieerde organisaties.
De CDMU was in 1984 gesticht door D.P. Poddar met als doel het ontwikkelen van een strategie om levensnoodzakelijke medicatie beschikbaar te stellen voor zieken die arm of onwetend zijn.
Ze realiseerden hun strategie door onderhandelingen met farmaceutische firma's en maakten hierbij gebruik van hun schaal en lobbykracht om lagere prijzen te bedingen.
Ze beschikten over twee groothandels, in Kolkata en Siliguri, en hadden een kwaliteitscontrole opgezet rond de authenticiteit en de werkzaamheid van medicatie. Ze distribueerden niet naar commerciële gezondheidszorgorganisaties maar werkten samen met ngo's en meestal kleinere zorgvoorzieningen met goede afspraken over een goede "on time delivery performance".
Zijn laatste slides vervaagden in een steeds hoger spreekritme dat ons deed denken aan de wachtende trein die ons die avond naar Berhampure moest brengen.

Toen we dan toch nog één uur op het perron gewacht hadden, bleek dat onze trein op een ander spoor had postgevat.
We renden als bezeten met onze valiezen door het kolkatende station, stapten een kwartier te laat in en het duurde nog meer dan een half uur voor we vertrokken.
Incredible India!?



De Poddaristen hadden me die middag weer meegevoerd naar mijn grote goeroe, Ivan Illich, die me tijdens mijn tweede kandidatuur geneeskunde, met een geloofcrisis in de moderne gezondheidszorg had opgezadeld.



Op de trein vertelde ik Bart hoe hij in zijn boek, Medical Nemesis, in 1975 drie vormen van iatrogenese beschreef (“ziekten veroorzaakt door de gezondheidszorg zelf”).
Als eerste verwees hij naar internationale studies die aangaven dat 10% van de ziekten rechtstreeks te wijten waren aan nevenwerkingen of mislukte interventies in de behandeling van de patiënt.
Subtieler was sociale iatrogenese waarbij hij aangaf dat door de medicalisering van de maatschappij, ongezonde situaties -niet alleen fysisch door slechte voeding en verontreinigde lucht-maar ook psycho-sociaal- onder de mat werden geveegd door ze een medisch etiket te geven.
Het was toen al duidelijk dat heel wat psycho-somatische klachten, burn-out en depressie wortels hadden in familiale en maatschappelijke factoren waar men liever niet te veel in ging roeren.
De structurele iatrogenese had te maken met aliënatie met name vooral bij het begin en het einde van het leven.
Illich gaf aan dat geboorte (het ontvangen van een kind) en sterven (het ondergaan van de dood) de meest fundamentele existentiële belevingen zijn die in toenemende mate werden gemedicaliseerd.
Zo dreigde de geboorte door de toenemende prenatale diagnostiek en dito interventie te verworden tot een selectieproces waarbij alleen de “goede exemplaren” werden behouden.
Aan de andere kant werd het ogenblik van de dood vastgelegd door de arts (en nu ook door de patiënt via euthanasie).
Zo verwierf de samenleving de illusie van controle over de dood (door zelf het moment te bepalen) waardoor men poogde de pijnlijke stervensdynamiek de mond te snoeren maar tegelijk ook vervreemde van zijn eigen sterven.

“De geneeskunde en de gezondheidszorg hebben ons de illusie gegeven”, zei Illich, “dat ze in staat waren alle ziekten uit de wereld te bannen waarbij de antibiotica als overwinning op de infectieziekten de prelude moesten zijn van de totale overwinning. De rest van het succes was gewoon een kwestie van geld en tijd.
Men vergat er even bij te zeggen hoe de geneeskunde in staat zou zijn om de dood te overwinnen en men maakte abstractie van het feit dat elke samenleving in alle tijden zijn eigen beperkingen en kwalen moest dragen (trouwens vaak verschillend in de tijd en qua bevolking).”
Bovendien was er door het verlies van religieuze zingeving -soms nog vervangen door atheïstische of humanistische zingeving- een leemte ontstaan in de finaliteit, het doel en het streven van mensen binnen de historische context waarin zij leefden.
Boven al de rest werd in onze moderne wereld meer en meer de lichamelijke integriteit als super God aanbeden. Dit fenomeen gecombineerd met het waanidee dat de geneeskunde alle ziekten kon overwinnen, maakte gezondheidszorg tot een absoluut gegeven in onze cultuur waarvoor men bereid was grenzeloos te investeren. Dokters werden opgeleid als de meesters van leven, ziekte en dood en waren de actoren die het hoogste goed van de mens moesten behoeden en herstellen.
Dit maakte hen arrogant en gecrispeerd omdat elke mislukking dit ideaalbeeld van de gezondheidszorg en henzelf hypothekeerde.

Elk jaar werd er meer geïnvesteerd in Healthcare, in 1975 in de VS à rato van 10% van het BNP en dertig jaar later 20% zoals trouwens toen al door Illich voorspeld.
“Stel je voor”, zei hij :”dat uiteindelijk het budget voor de gezondheidszorg 50% van het BNP zou bedragen; dan zou dit betekenen dat de helft van de bevolking in zijn economische activiteit bezig is met te zorgen voor de andere helft. Kan men zich een meer verziekte samenleving voorstellen?
Trouwens het is bewezen dat er inderdaad een verbetering is van de gezondheidszorgparameters bij stijging van de investering erin, zeker voor ontwikkelingslanden, maar dit geldt niet onbeperkt want vanaf een bepaald bedrag is er geen enkele lineariteit meer te distilleren tussen het budget voor gezondheidszorg en een aantal universele indicatoren zoals kindersterfte en levensverwachting.”

Gezondheidszorgpreventie was net als gezondheidszorg zelf trouwens op zich een nobel doel indien dit gebeurde met het nodige gezond verstand en relativering.
“Kan men zich voorstellen dat iemand 90% van zijn levenstijd besteedt aan preventie om dan uiteindelijk toch dood te gaan?”, stelde Illich wat provocatief.

Uiteindelijk formuleerde hij als remedie tegen een “zieke geneeskunde” het begrip convivialiteit waarbij naast onderwijs en cultuur ook gezondheidszorg zich situeerde binnen de autonomie en het eigenaarschap van de persoon.
Hierbij zouden externe hulpmiddelen en instanties als adjuvans kunnen worden aangereikt en aangenomen zonder dat de persoon het gevoel had dat hij door deze hulpmiddelen werd gedomineerd of overspoeld en uiteindelijk van zijn eigen gezondheid vervreemde.

Op de vraag hoe hij zo’n conviviaal gezondheidszorgsysteem zou ontwikkelen en implementeren, antwoordde hij laconiek dat hij daarvoor geen talenten had.
Maar hij hoopte dat zijn boek zou worden gelezen door mensen die wel over die gave beschikten en in een positie terecht kwamen waarbij ze een aantal van zijn ideeën konden omzetten in een betere en vooral meer harmonieuze gezondheidszorg.


Woensdag 18 januari

Van Berhampore vertrokken we ’s anderendaags ’s morgens op schoolreis naar Lalgola.



"I heard that some things are changing in your  life" vroeg Bart aan de “principal”, niet zonder een glimlach waaruit ik begreep dat het goed nieuws moest zijn.
Ik dacht dat de knappe jonge vrouw die voor mij zat, zwanger was wat had kunnen kloppen met haar "few months" en "leaving the school" maar ik was een stap te snel geweest : op 5 februari zou ze trouwen en verhuizen naar Delhi en misschien wel naar Spanje.



Het blijde nieuws voor haar werd plots slecht nieuws voor de school van Lalgola wanneer we ons realiseerden, zij in de eerste plaats, dat de bruisende dynamiek van dit schooltje wel eens zou kunnen stokken wanneer de "driving force" vertrok.
Ze was door WBVHA een drietal jaar geleden gerekruteerd om de leiding te nemen van het schooltje dat toen op sterven na dood was.
Er waren nog een zestigtal kinderen in de kleuterklas en de lagere school en ouders kwamen progressief hun kinderen weghalen om naar een andere/betere school te sturen.
De nieuwe directrice van de school belegde een meeting met hen en vroeg een jaar respijt om het tij keren.
Ze zette een aantal verfraaiingswerken op, bracht nieuw meubilair binnen, stuurde haar leerkrachten uit voor bijkomende vorming Engels en ze trok nieuwe onderwijzeressen aan van hoog niveau.
In plaats van kinderen te verliezen, won het schooltje er bij en momenteel hebben ze 155 leerlingen (tov 138 het jaar voordien en dus een 60-tal 3 jaar geleden).

We werden door hen verwelkomd met een bloemetje en konden de troepen schouwen in paramilitaire stijl met tromgeroffel, veel gezang, het voordragen van gedichtjes en collectieve Engelse kreetjes die hun goede intenties moesten onderbouwen






Vaders en moeders apart schouwden mee de troepen of waren nog voor een paar minuten een veilige thuishaven wanneer de zee van kinderen voor een kleintje te woelig werd.



Piu Das, de principal, vertelde dat het gebouw gehuurd werd van een organisatie die de belangen van vissers vertegenwoordigde.
Een deel van de muren was herschilderd, kamers waren anders ingedeeld, hekken verplaatst en alles zag er naar Indische normen vrij netjes uit.



In de computerklas waren alle toestellen afgedekt met plastiek wat een oubollige indruk gaf, verrassend tegengesproken door windows 8 dat zich manifesteerde als het heersende operating systeem.


Met een € 10.000 per jaar werden de exploitatiekosten quasi volledig door PAZ gedragen wat Bart de status gaf van de gulle suikernonkel vanuit het verre westen.



Om in aanmerking te komen voor subsidies vanuit de overheid, was het noodzakelijk, zo zei de directrice, dat de school zou beschikken over eigen grond en een eigen gebouw en hiermee lanceerde ze een request boodschap naar Bart.

Kort voordien tijdens de rit naar Lalgula, had hij al aangegeven dat de structurele financiering van een school niet 100% matchte met de missie van PAZ die vooral op gezondheidszorg was georiënteerd.
Maar meer en meer werd het mij ook duidelijk dat zeker in arme gebieden, onderwijs en gezondheidszorg een sterke synergie kunnen ontwikkelen, toevallig ook terug te vinden in de naam van de school.: “Synergy Mission School".
In de streek rond Lalgola was trouwens de bodem sterk verontreinigd met arsenicum waardoor putwater eigenlijk niet drinkbaar was wat voor een deel de armoede in deze regio verklaarde.
Door WBVHA waren talrijke initiatieven genomen om drinkbaar water te genereren voor de bevolking en een beter niveau van onderwijs voor deze "woestijnregio", zoals Poddar zei, was hiervoor een belangrijke hefboom.
Daarbij kwam dat Poddar voor Bart en PAZ zo belangrijk was geweest in de steun en het vertrouwd geraken met de gezondheidsstructuren in West Bengalen, dat Bart nooit zou overwegen om deze vriendschapsband en de financiering daarmee verbonden, door te knippen.

Tijdens de afsluitende vergadering met de leerkrachten, werd aangegeven dat de groep was uitgebreid van 7 tot 10.
Ze zwaaiden in hun discours alle lof naar de bazin en dankbaarheid naar de donateur zoals welopgevoede mensen horen te doen.
Toch heerste er een grote onzekerheid enerzijds omwille van het weggaan van Piu en anderzijds met betrekking tot de continuïteit op financieel vlak en met name de haalbaarheid van een nieuwbouw.
Ze hadden zich in de loop van de laatste twee jaar qua reputatie genesteld naast een andere grotere topschool in de regio en het waren precies deze twee elementen die zouden bepalen of ze een competitieve positie kunnen behouden of versterken.
Indien dit niet zo zou zijn, was het risico groot dat enkele goede leerkrachten zouden vertrekken waardoor de spiraal alweer in negatieve zin zou omslaan.

Na de meeting vertelde Piu dat momenteel 70% van de exploitatiekosten werden gedekt door bijdragen van de ouders (zo'n 500 roepi per gezin per maand en de facto rond de 45.000 roepie in totaal) met een deficit van 30% ten opzichte van de kost.
In twee jaar tijd had men de verhouding van 30/70 naar 70/30 kunnen terugbrengen.
Voor 20% van de kinderen kon geen bijdrage worden gevraagd omdat de ouders te behoeftig waren.
De investering voor de aankoop van de grond en het bouwen van de nieuwe school bedroeg meer dan € 200.000.
Een snelle berekening leerde dat er vermoedelijk reeds een overschot was op de bijdrage van PAZ voor het deficit, dat de huurbijdrage zou wegvallen bij de in gebruik name van het nieuwe schoolgebouw en dat hierdoor ook subsidies konden worden verkregen vanuit de overheid.
Dit impliceerde dat de school in principe sustainable was op voorwaarde dat een groot deel van de investeringskost door externe financiering kon worden gedragen. Misschien kon de bestaande bijdrage van PAZ over een aantal jaren ingezet worden om een deel van de investering te dekken met nog de vraag wie en onder welke condities het kapitaal op tafel kon leggen.
Net zoals de WBVHA met zijn organisaties negotieerde in een geest van transparantie en responsabilisering, was dit een opportuniteit om in dezelfde geest met fundraiser PAZ aan tafel te zitten.

De rit van Lalgola naar Siliguri was ongeveer 450 km. en verschilde in alles van een monotoon ritje op de autostrade aan gemiddeld 120 per uur.



Toen het donker werd, kwamen we terecht in een verkeersinfarct ergens in een stadje onderweg. Een kolonne vrachtwagens had knal in het centrum in beide richtingen de weg geblokkeerd en niet alleen brommers maar ook onze eigen jeep trachtten slalommend langs alternatieve strookjes en tussen de camions uit het gewoel te ontsnappen.



De autorodeo had ons 9,5 u gekost i.p.v. de voorziene 8 u en de ontgoocheling werd nog groter toen we in het smakeloze restaurant geen pintje kregen bij ons eten omdat bier alleen op de kamer werd geserveerd.
Het was dan ook een Strong Kingfisher in roomservice die mij al de ellende van een lakenloos bed en disgusting bathroom moest doen vergeten.


Donderdag 19 januari

’s Anderendaags rond 9 uur werden we verwelkomd op het hoofdkwartier van de WBVHA/Noord Bengalen.


Zij beschikten over een ploeg van ongeveer 45 medewerkers die ingezet werden voor allerlei projecten voornamelijk rond moeder- en kindproblematiek en aids.




Siliguri was namelijk het verkeersknooppunt voor alle traffic vanuit de Noordoostelijke Staten en lag ook vlak bij Nepal, Bhutan en Bangladesh. In die optiek fungeerde het als een belangrijk handelscentrum tussen verschillende landen en populaties met in zijn zog een florissant sekstoerisme.



Dit gegeven gekoppeld aan de lage scholingsgraad en armoede van de bevolking verklaarde de hoge aidsprevalentie in deze regio.

Aditya Ghatani gaf ons toelichting bij het HIV-mainstreaming project.



Op mijn vraag werd verduidelijkt dat “mainstreaming” verwees naar een re-integratie van aidspatiënten in hun familie binnen de samenleving en in die optiek verwant was met het revalidatiegebeuren. Het programma was gefinancierd door MCC (Mennonite Central Committee), een Amerikaanse organisatie waarbij zes gezondheidszorgwerkers hiervoor waren vrijgesteld voor een periode van drie jaar.
Het coverde de hele noordelijke area van Bengalen van Siliguri tot Darjeeling en Kalimpong.
Het voorzag in alle vormen van ondersteuning voor aidspatiënten en hun familie gaande van de meer medisch-nutritionele noden tot bijstand bij psychosociale problemen.

In de namiddag waren we de bergen ingereden en onmiddellijk kreeg ik het vermoeden van een massieve migratie van Noord-Aziatische volkeren doch ik kon niet vermoeden dat Nepalezen zich al sinds eeuwen in deze streek hadden gevestigd.
We landden ergens in een huis in Mahanadi, een dorpje in de buurt van Kurseong waar we die middag getrakteerd waren op een heerlijke lunch.
We werden verwelkomd met een Nepalese sjaal en in het huis hingen boeddhistische prentjes aan de muur.


We werden vergast op dezelfde café latte en koekjes als op onze vorige posten in West-Bengalen.
Het was slechts met mondjesmaat dat we doorzagen dat er een WBVHA-medewerker voor ons zat die vertelde over zijn werk in de streek.



De laatste week had hij verschillende families bezocht die participeerden aan het programma en ook contact gehad met een initiatief voor tuberculosebestrijding wat voor sommige van zijn patiënten met dubbele pathologie perspectieven voor behandeling bood.
Niet zonder enige fierheid vertelden de mensen van de West-Bengaalse Gezondheidsassociatie dat medicatie voor alle aids-patiënten beschikbaar was.
Er werd vooral veel aandacht besteed aan de voeding vermits aids patiënten 10% meer moesten eten en liefst calorierijke voeding om cachexie te voorkomen.
Verder moest elke ziekte of infectie snel worden behandeld gezien hun deficiënt immuunsysteem. Het opzetten van zogenaamde “organic kitchen gardens” was voor een aantal families niet alleen een meerwaarde naar kwaliteit van de voeding maar ook een stimulerend project waarbij sommigen een deel van de opbrengst doorverkochten.
Met hun programma coverden ze in de bergregio ongeveer 90 families waarbij een 20-tal elke vorm van ondersteuning weigerden omdat ze de discretie rond hun ziekte niet wilden verbreken.

We werden stil toen we begrepen dat quasi alle andere aanwezigen in de woonkamer van het huis, aids-patiënten waren die met een grote openheid getuigden over hun situatie en moeilijkheden en op welke manier ze steun hadden gevonden bij het mainstream project.


Een taxichauffeur kon zich goed uitdrukken in het Engels en gaf aan dat hij sinds 2005 besmet was en dat er voor hem sinds het opzetten van het programma in 2014 veel ten goede was veranderd.
Het spreken met lotgenoten was vergemakkelijkt en door de talloze sensibilisatieacties verminderde ook de stigmatisering binnen zijn leefgemeenschap. Het huis zelf behoorde toe aan een “thea worker” wiens vrouw eveneens was besmet doch niet zijn drie dochters die ons met thee hadden bediend.



Heel fier toonde de man de certificaten die zijn jongste dochter had behaald in dansoptredens. Na enig aandringen gaf ze ons op haar sloefjes een weergaloze performance.



Incredible India…!?

De begeleiding van prostituées (“sex workers”) werd gecoverd door de WBVHA in een andere regio doch niet hier in de bergen.
Hieruit begrepen we ook het zwaktebod van al deze verschillende programma’s die door verschillende ngo’s en instanties werden uitgevoerd soms met gebrekkige coördinatie en met doelgroepen of area’s die tussen de mazen van het net bleven hangen.

Vernieuwend klonk ook het ASHA-project waarbij aanstaande moeders voor en na de zwangerschap laagdrempelig werden geïnstrueerd en gevolgd in verband met. goede gezondheidsgewoonten, toegang tot de juiste zorginstanties met het stimuleren van hospitaalbevalling en advisering rond geboortebeperking.
ASHA stond voor Accredited Social Health Activist en deze werden uit een groep vrouwen tussen 30 en 40 geselecteerd en opgeleid à rato van 1 per 1000 inwoners.

In het hotel in Darjeeling werden we verwelkomd door D.P. Poddar die ons uitnodigde “for a late walk in het village” met een bezoek aan het lokaal voetbalteam.



Ik snuisterde de kraampjes af om een dikke pull te vinden want het werd met de minuut kouder. Net toen ik het opgegeven had, had de man van het laatste kraampje het ook wel gehad en ik kon nog net een jas redden van de grote doos.

De grote baas van de WBVHA nodigde ons uit voor dinner in Glenary’s, het beste restaurant van de stad.




Ik kon het verloren smaakgevoel van een glas wijn terughalen toen Poddar vertelde over de meeting in Ranchi waar meer dan honderd verantwoordelijken van christelijke organisaties zich de dag voordien hadden beraad over hun strategie in gezondheidszorg.
Issue nummer één was een verhoogde controle vanuit de overheid op een aantal wettelijke vormvereisten zoals het medisch voorschrift dat in een aantal ziekenhuizen werd opgemaakt door verpleegkundigen.
Hierdoor kwamen vooral een aantal kleinere instellingen in de problemen waardoor het zorgaanbod en dan nog meer bepaald voor een kansarme groep, nog verder zou beperkt worden. Anderzijds kon een verhoogde kwaliteitscontrole ook niet zo maar worden afgewimpeld als bemoeizucht en was het aan de christelijke instellingen om zich te beraden over een verdere strategie.
Met de accreditering in de Vlaamse ziekenhuizen in mijn achterhoofd, leek het mij inderdaad moeilijk om een lans te breken voor een “soepel” omgaan met medicatie.

“Wat vond je van de visits tot hiertoe?”, vroeg Poddar.



“Ik zag door de verschillende projecten je twee fundamentele strategische lijnen lopen”, antwoordde ik :“enerzijds de integratie tussen de overheid, de zorgaanbieders en de gemeenschappen en anderzijds ook het opzetten van een economisch model waardoor projecten kunnen landen in een duurzame organisatievorm die financieel in principe zelfbedruipend dient te zijn.
Ik verborg niet dat ik me 100% kon vinden in deze visie wat me niet weerhield om aan te geven dat de meer medische aspecten in de hele werking van de WBVHA nauwelijks aan bod kwamen maar waarschijnlijk hoefde dat ook niet.
Toch leek het me belangrijk om voor meer complexe, chronische pathologie met een belangrijke medische component zoals kanker, strategieën uit te werken samen met ziekenhuizen en specialistische geneeskunde en de beschikbaarheid hiervan te stimuleren voor een kansarme bevolking net zoals ze hadden gedaan met de medicatievoorziening. Misschien kon ik hierin een rol spelen.
Poddar zei niet nee maar toen ik hem uitlegde wat systeemdenken was binnen de psychiatrie, leek de mayonaise nog beter te pakken en hij droomde luidop van de opbouw van een mental health care systeem binnen de regio West-Bengalen.
Hij vertelde over zijn mentor, een Indisch arts die in John Hopkins had gewerkt en die op een bepaald moment in zijn carrière teruggekomen was naar India om community work te doen. Trouwens in het second best opleidingscentrum voor artsen van heel India, is community werk een vast onderdeel van het curriculum.
“Inderdaad”, glimlachte ik: “Ik ben hier ook komen leren hoe gezondheidspreventie en gezondheidszorg kunnen functioneren in kansarme gemeenschappen wat niet onmiddellijk impliceert dat ik dit werk zelf wil doen.
Je moet mij niet overtuigen hoe belangrijk integratie is tussen voorzieningen, tussen natuurwetenschappelijke, socio-psychologische, filosofische en economische perspectieven door en misschien ook tussen de wereld van de Indische toptechnologie in healthcare en zijn klein stiefzusje in de communities.
Vraag is voor iedereen wat mijn/zijn beste positie is in de keten en hoe elkeen zijn meerwaarde kan maximaliseren door op het juiste moment in de juiste context de juiste dingen te doen.
Dit deed me trouwens denken aan het Edele Achtvoudige Pad van de boeddhist: het juiste gedrag, het juiste motief, de juiste beslissing, het juiste spreken, het juiste levensonderhoud, de juiste aandacht, de juiste inspanning en de juiste meditatie.


Vrijdag 20 januari

’s Anderendaags bij ons bezoek aan de Druk Thupten Sangag Chöling tempel, vroegen we ons af of een monnik die onophoudelijk en onverstoorbaar rond de tempel wandelde de juiste weg niet was kwijtgeraakt.



We kregen toch nog een kleine trance van het plezante geroffel/gezang van de kindmonniken in de kapel ernaast.



Om 4u30 die morgen op Tiger Hill hadden we de beroemdheid van de zonsopgang onderschat doordat we meer dan een uur te vroeg waren en met vier man en een paardekop ons probeerden te verwarmen met een beker thee.
Pas toen we even later ons in de auto zaten te verwarmen beseften we, aan de verkleumde horde toeristen die ons voorbij liep, dat dit de topattractie van de regio was.



De zon speelde een halfuurtje een lichtspel met een band van sluierwolkjes tot ze in volle expansie zo brutaal op je netvlies drukte dat je opzij keek.





Daar lagen de Himalaya met de Kanchenjunga op kop en met rechts de Drie Gezusters (Everest en co), dit schijnbaar op wandelafstand voor ons bereikbaar.





Incredible India...!

Tijdens ons ontbijt kwamen we terug op de toenemende controle vanuit de overheid en Poddar vertelde dat er meer nauwlettend werd toegekeken op de transfer van geld uit het buitenland ook vanuit ngo’s die potentieel als dekmantel konden dienen voor terroristische organisaties.
“Het is zo dat er momenteel slechts 15.000 van de 35.000 “development organisations” (de verlenging van) hun certificaat hebben bekomen waarmee ze gerechtigd zijn om financiële steun uit het buitenland te ontvangen.
Enerzijds worden vooral kleinere organisaties gedwongen om zich beter te conformeren aan de regelgeving en anderzijds worden ook zij het meest getroffen door een strenger toezicht op financiering uit het buitenland. Uiteraard is een controle op deze internationale geldstromen gewettigd om de legitimiteit en de relevantie ervan te controleren.”
In Varanasi had men ons verteld dat de BJP hierbij vooral de moslim- en christelijke organisaties viseerde.
Bart begreep nu beter waarom ze hem in Brussel hadden geconvoceerd toen hij zijn 21ste toeristenvisum had aangevraagd en waarom ze de certificaten hadden geëist van de drie projecten die PAZ in India financierde.
We begonnen ook in te zien dat de financiering van de blindenschool in Varanasi en zelfs het volgende visum van Bart ernstig in het gedrang kwamen als pater Amal en de bisschop het betreffende certificaat niet konden vastkrijgen.
Later bleek op de website van het Indisch Ministerie van Binnenlandse Zaken dat het FCRA-certificaat van Varanasi toch in orde was…!?
Incredible India…!?

Bij het buitenrijden van Darjeeling, kruisten we een locomotief van de Darjeeling Himalayan Railway, in 1881 door de Engelsen aangelegd over en afstand van 88 km met een hoogteverschil van 1500m.





Met dank aan :
-Insight Guide India
-Bart Massart, mijn co-fotograaf en reisgezel

Geen opmerkingen:

Een reactie posten