zaterdag 2 januari 2016

Schaken met de duivel in Kaapverdië

"Sale” was het woord dat in zijn Broca belandde tijdens de taxirit die hem van de vlieghaven Amilcar Cabral naar het toeristisch stadje Santa Maria bracht.
In het woordenboek van de toerist stonden de Kaapverdische eilanden op dezelfde bladzijde als de Canarische eilanden, de Griekse eilanden, de Malediven en Hawaï.


Misschien verwachtte hij een knappe hostess, een zwarte limousine, grote lanen, omzoomd met een rij van hoogstammige palmbomen in een stad, verdronken in groene siertuinen en een tropisch gekleurd bloemboeket.
Buiten de stad zouden wegen slingeren langs woeste bergketens, schilderachtige valleien met een parelsnoer van wijngaarden, samengepakt rond pittoreske dorpskernen.

De luchthaven van Sal was sober Afrikaans, de grote baan nog net geasfalteerd met daarrond een slecht schilderij van zwarte, grijze en bruine vlekken hier en daar slordig opgefrist met een groenvette bodembedekker of een verloren struik of boom. 



De hemel was op dat moment grijsdicht en de sterke noordenwind had de heraut kunnen zijn van een dreigend onweer moest Arthur niet geweten hebben dat het zeker in deze tijd bijna nooit regent in Sal.

Reeds de volgende dag zou hij zijn mening moeten herzien toen de zon het eiland in de Atlantische oceaan bedwelmde in een tropisch lichtfestijn en vooral toen hij na 20 jaar surfabstinentie de strakke noordoostenwind kon vangen in zijn zeil en zoals in zijn jonge jaren over het water zweefde.



Nog net niet zoals de wereldkampioen kitesurfing die aan de zuidoostelijke beach samen met zijn Adonisclubje de ijlblauwe lucht versierde met een felkleurig parachutetapijt.



Buiten Sal en Fogo zou hij de andere Kaapverdische eilanden niet bezoeken.



Van de plaatselijke bevolking en ook toeristen hoorde hij later verhalen over het cultureel erfgoed van Sao Vincenze met Mindelo, de tweede stad van Kaapverdië, als een pleisterplaats voor de Kaapverdische intelligentsia, tevens de geboorteplaats van Cesaria Evora en de "place to be" voor carnaval.
Verder zou Sao Vicente dof bruin en weinig aantrekkelijk zijn in tegenstelling tot Santa Antao dat hikers aantrok om zijn gekartelde bergenpieken en diepe ribeiras (rivierbeddingen) te komen bestappen.
Deze Kaapverdische kampioen van de regen liet voor de meeste van bijna 50.000 inwoners behoorlijk wat landbouw toe.
Sao Nicolau was weinig bezocht ondanks de aanwezigheid van zijn beroemde prehistorisch uitziende drakenbroodboom.
Santiago was het grootste en belangrijkste eiland van Kaapverdië.
Het was hier dat de Portugezen in de 15e eeuw hun eerste koloniale nederzetting buiten Europa stichtten. De hoofdstad Praia kende een stadsleven met een Portugees-Afrikaans sausje.
Boavista was net als Sal een trekpleister voor toerisme maar nog niet zo ontwikkeld als Sal waardoor de bezoeker de eindeloze witte zandstranden nog grotendeels op zijn eentje kon belopen.
Nog prematuurder was de toeristische infrastructuur op het eiland Maia wat anderzijds voorlopig nog een bescherming bood voor de fragiele ecosystemen die de zeeschildpad beschermen tegen uitroeiing.
Op het kleine eiland Brava raakte je alleen met een veerverbinding vanuit Fogo of Santiago. Je vond er geen hotels van enige omvang, geen uitgestrekte zandstranden of georganiseerde watersport wat je het gevoel gaf te vertoeven op het eindpunt van de wereld tenzij je een rechte lijn trok naar het westen om na meer dan 5000 km uit te komen op het eiland Martinique in het Caribisch gebied.

Nochtans was Arthur Anderssen Montrond niet naar de Kaapverdische Eilanden gekomen als toerist om zich te amuseren en te surfen.
Hij was naar Sal gestuurd door de Joint International Assembly Against Terrorism (Jihaat) met een bijzondere opdracht.
Twee weken voordien, op 25 december 2015 om precies te zijn, was er een vernietigende vulkaanuitbarsting geweest op het eiland Fogo.



De Pico de Fogo, met zijn 2829 meter, de hoogste top van het eiland, had zijn muil opengesperd en een vuurzee gebraakt die de kraterdorpjes Portela en Bangaeira helemaal van de kaart geveegd had.







Een aantal inwoners had men nog net kunnen evacueren naar het dorpje Achada Furna, waar naar aanleiding van de vorige uitbarsting huisjes waren gebouwd door een Duitse Ngo.
Een groot deel van de dorpelingen, vooral landbouwers, waren echter in de vuurzee verpulverd gezien de seismografische metingen slechts een half uur op voorhand de nakende vuurgulp hadden gedetecteerd.
Dit laatste was uitzonderlijk en creëerde ook voor de toekomst een blijvende onzekerheid en angst voor allen ter wereld die woonden in de buurt van een actieve vulkaan.

Een week later, toen de reddingsdiensten nog volop bezig waren om de lichamen te bergen, werd de natuurramp in een mysterieus youtube-filmpje opgeëist door ene Satan Bin Kieseritzky.
Het enige beeld was een witgrijs dampsilhouet wervelend tussen de lavarotsen van de oude krater Cha das Caldeiras.


Een stem stelde zich voor als de duivel die zich erover bekloeg dat hij zijn betekenis was verloren in de voortschrijdende secularisatie van de wereld en hij zo, bij gebrek aan een God, geen vijand meer had om tegen te vechten.
Daarom, zo zei hij, was het noodzakelijk geweest om God opnieuw uit te vinden en dan wel in zijn radicaalste en meest compromisloze vorm : dwingend, dogmatisch, vrouwonvriendelijk en meedogenloos strijdend tegen al wie niet tot deze fanatisch-religieuze utopie wilde behoren.
De uitbarsting van de Fogo was de aankondiging van het einde der tijden waar democratie, kapitalisme, vrije meningsuiting, mensenrechten, solidariteit, kunst en wetenschap als drogredenen werden opgevoerd om zich te verliezen in geldgewin, eerzucht, zinledig vermaak zoals sport en muziek en losbandigheid.
Satan daagde de wereldleiders uit om met hem een schaakpartij te spelen en een witte speler aan te duiden die het zou opnemen tegen hem, de zwarte duivel.



Als de witte schaker won, zou Satan zich terugtrekken in het binnenste der aarde, maar als zwart de overwinning behaalde, zou de wereld zich onderwerpen aan zijn nieuwe utopie van de fanatiek religieuze samenleving.

In ijltempo had men het Kaapverdische eiland Fogo met oorlogsbodems volledig omsingeld en alle dorpen en wegen bezet met militaire patrouilles.
Door intensieve uitwisseling tussen de internationale geheime diensten, had men een shortlist opgemaakt van mogelijke schaakspelers waarbij niet alleen het schaakpalmares op zich maar ook de intrinsieke psychologische, sensitieve en communicatieve eigenschappen van de kandidaat werden afgewogen.
Zijn voorgeschiedenis en zijn ingeschatte maturiteit en creativiteit werden beschouwd als kritische succesfactoren om deze eigenschappen te beoordelen.
Uiteindelijk werd gekozen voor Arthur Anderssen Montrond, niet toevallig een Fransman met de slachtpartij In Parijs op vrijdag 13 november 2015 nog vers in het geheugen.

Arthur was een betachterkleinzoon van de illustere Fransman François Louis Armand Montrond ofwel graaf de Montrond.
Op weg naar Brazilië maakte deze graaf in 1872 een tussenstop in Kaapverdië.
Hij bleef "plakken" in Fogo waar hij Franse wijnranken importeerde en zo de bescheiden Kaapverdische wijnindustrie in het leven riep.
"Cha" noemde het plaatselijk druivendistillaat en als het fris werd opgediend, smaakte je nog nauwelijks het tikkeltje retsina dat de vertrouwde gulle mond van een chardonnay of sauvignon op afstand hield.

Arthur had medicijnen gestudeerd in Parijs en had zich opgewerkt als gerenommeerd oncoloog in het Institut Gustave Roussy in Villejuif doch zijn briljante wetenschappelijke carrière was gesneuveld in een politiek conflict met de ziekenhuisdirectie.
Hij had een eigen bedrijf opgericht voor de software ontwikkeling van een elektronisch patiëntendossier en hij was erin geslaagd om het product niet alleen in Frankrijk maar ook in Spanje, Portugal, België en Zwitserland op de markt te brengen.
Enkele jaren geleden, toen hij 55 werd, had hij de leiding van het bedrijf overgedragen en hij was nog actief als adviseur en stille maar vooral rijke aandeelhouder.
Recent had hij een nieuw bedrijfje opgestart om zijn EPD-expertise ook uit te dragen naar Afrikaanse ziekenhuizen en hij had in die optiek net een paar contacten gelegd in Kaapverdië toen de Jihaat hem verzocht de handschoen tegen de duivel op te nemen.

Hij was immers ook een begenadigd schaker die als jeugdspeler heel wat internationale tornooien gewonnen had doch uiteindelijk was dit niet combineerbaar gebleken met zijn geneeskundestudies.
Hij was maar al te blij geweest dat hij van dat autistisch genius-wereldje wat afstand had kunnen nemen.
Toch had hij al die jaren de internationale schaakwereld blijven volgen en bleef hij actief als "veteraan" in plaatselijke tornooien.
Arthur Anderssen Montrond was Frans en een beetje Duits en had via zijn betovergrootvader heel wat Kaapverdische neefjes en nichtjes.



Hij was christelijk opgevoed maar ook niet hyperkatholiek, hij had ondernemersbloed maar in zijn laatste project werd hij bewogen door een meer internationaal solidariteitsgevoel.
Naast het schaken had hij een passie voor sport, wijn en goede muziek, gaande van pop en jazz tot het klassieke repertoire.

Vermits het eiland Fogo door een internationale troepenmacht onder UN-vlag als een burcht was afgesloten, was het eiland Sal met zijn uitgebreide hotelinfrastructuur de plaats geworden waar de internationale diplomatie en pers de gebeurtenissen op de voet volgden.
Nog voor zijn vertrek naar de Kaapverdische eilanden, had Montrond geopend met e2-e4. 



Zijn zet werd geëvoceerd op een groot schaakbord aan de pier in Santa Maria en via internet de wereld ingestuurd.
Kieseritzky repliceerde in een mail aan president Obama met pion e7-e5 en met het uitzetten van pion f2-f4 en later de Loper f1-c4 werd er gekozen voor het lopergambiet als opening.



Begin maart had Montrond zich geïnstalleerd in hotel Morabeza, vlakbij het centrum van het stadje Santa Maria, waar je na het oversteken van de zwembadzone van je kamer rechtstreeks de zee kon binnenwandelen.



Elke morgen deed Arthur dit traject maar dan in jogging style waarbij hij niet de zee inliep maar de hele strandlijn volgde vanaf zijn hotel  tot aan de zuidwestelijke punt van het eiland, Ponta Sino met het witte afgebladderde vuurtorentje en vandaar helemaal langs de quasi verlaten stranden tot voorbij de Rio hotels in Ponta Preta.



Daar dronk hij een tas koffie in het houten café restaurant met het kite surf festival als panorama.



Daarna haalde hij zijn loopschoenen uit zijn rugzak, vervolgde zijn weg langs de brede boulevards, aangestaard door de luxehotels terug naar zijn “morabeza” wat zoveel betekent als gastvrij, open, ongedwongen en relaxed.
Bij momenten als deze kon hij even met deze status connecteren doch telkens de duivel een nieuwe zet had doorgestuurd naar één of andere president, kromp zijn maag ineen door de verpletterende verantwoordelijkheid die op zijn schouders rustte.
Surfen, joggen en zwemmen hielden hem in "good shape" en dat was op zijn beurt een hefboom om niet in paniek te raken en gefocust te blijven op de schaakpartij van de eeuw.
Hij volgde ook actief de Franse voetbalcompetitie, de Champions League en de wereldkampioenschappen atletiek indoor in Portland, voor sommigen een laatste testcase voor de Olympische Spelen in Brazilië.

Tijdens zijn ontbijt op 17 maart werd aan president Poetin de volgende zet van zwart gemaild, met name een aanval op de witte loper b5 door pion c7-c6, gevolgd door een tegenaanval van wit op het zwarte paard.




Dezelfde avond werd het bericht de wereld ingestuurd dat de Jamaicaanse topspurter Usain Bolt  was vermist.
Eén dag later, op het moment dat de duivelse zet pion c3-b4 de witte loper elimineerde, werd er via YouTube een filmpje verspreid met de  terechtstelling van de zesvoudige Olympische kampioen.



In de hele sportwereld brak paniek uit : topatleten werden met body guards ingepakt en alle grote sportmanifestaties werden op hold gezet.
Ook in Kaapverdië reageerde men geschokt omdat hun legendarische morabeza was verkracht door een duivels vernuft dat tussen hun bergen, woestijnen en palmbomen dit soort aanslagen beraamde.
In een tijd waar etnieën en religies steeds onverdraagzamer tegen elkaar opkwamen, waren zij er in de voorbije eeuwen nochtans in geslaagd om de breuklijn tussen zwarte slaven en blanke kolonialen in een soort genetische catchupa (Kaapverdische stoofpot) door elkaar te mengen.
Ze hadden een eigen Kaapverdische Creoolse cultuur ontwikkeld met een eigen taal als een mix van Afrikaanse en Portugese elementen.

De Kaapverdische eilanden waren halverwege de 15e eeuw ontdekt door de Portugezen en fungeerden vooral als tussenstation voor Portugese en Spaanse schepen die de wereldzeeën begonnen te bevaren.
Vanuit West-Afrika werden op het einde van de 16e eeuw, slaven in grote getale aangevoerd vanuit West-Afrika die vooral werden tewerkgesteld in de landbouw en de katoenpluk en ook massaal werden doorgevoerd en verkocht in Brazilië en het Caribisch gebied.
Tot diep in de 19e eeuw was Kaapverdië de speelbal van rivaliteiten en oorlogen tussen Spanje, Portugal en Frankrijk.
In 1876 werd de slavernij afgeschaft maar economisch gezien was Kaapverdië nog nauwelijks interessant voor Portugal en het werd een verbanningsoord voor veroordeelde misdadigers en politieke dissidenten.
Dit leidde in de eerste helft van de 20e eeuw tot massale emigraties vooral naar de Verenigde Staten of naar andere Portugese kolonies bijvoorbeeld de plantages op Sao Tomé en Principe.
De Tweede Wereldoorlog ging gelukkig aan hen voorbij en net als in de andere Afrikaanse kolonies, ontstond onder leiding van Amilcar Cabral een onafhankelijkheidsbeweging voor Guinée en Kaapverdië.
Aanvankelijk probeerde deze groepering met vreedzame middelen haar doel na te streven doch na gewelddadige onderdrukking door Portugal, werd vanaf 1963 een gewapende guerrillastrijd opgezet.
Enkele maanden nadat Cabral in Conakry was vermoord, werd onder leiding van zijn halfbroer Louis in september 1973 de onafhankelijkheid uitgeroepen.
Ze werd door Portugal pas op 5 juli 1975 erkend.
Na een staatsgreep in Guinée-Bissau in 1980, gingen de Kaapverdische eilanden hun eigen weg en slaagden erin als een van de weinige Afrikaanse landen een democratie op te zetten met een meerpartijenstelsel.



De eilanden waren omwille van de droogte en de onvruchtbaarheid ooit omschreven waren als die van “ongelukkige kale rotsen die als een doornenkroon op de Atlantische oceaan drijft maar ze waren er in geslaagd om in de loop van de laatste jaren op te klimmen tot wat de Verenigde Naties noemden een “middeninkomensland”, sterk afhankelijk van toerisme.
In de wereld waar terrorisme en etnische conflicten zich als een kanker hadden gemetastaseerd, leek Kaapverdië tot voor kort een gastvrije en ongedwongen plaats op de wereldbol.
"No Stress”, werd de Kaapverdische groet bij een babbel, op de muren en de T-shirts voor toeristen.




Aan deze morabeza scheen nu een eind te zijn gekomen terwijl de toeristische aantrekkingskracht van de eilanden een vernietigende slag was toegebracht.

Anderssen Montrond begreep dat hij had gefaald en hij wou het liefst zo ver mogelijk de zee in surfen totdat hij het land uit zicht verloor en eeuwig kon blijven dobberen in” the middle of nowhere”.



Hij begreep dat Satan Bin Kieseritzky over uitzonderlijke talenten beschikte en hij besefte dat hij tegen zo'n speler met een loper achterstand voor een quasi onmogelijke opdracht stond.
Om zijn depressie te verdrijven, huurde hij een buggy waarin hij als een gek de reuzezandbak van Sal rondraasde.


Hij passeerde het vissersdorpje Palmyra en nam een duik in het rotskommetje nabij Buracona waar het oude vulkaangesteente een natuurlijk zwembad  had aangelegd, beschut tegen het wilde zeeschuim dat tegen de rotsen ernaast te pletter sloeg.



Zo probeerde hij zijn geest te beschermen tegen het geweld van zijn zwarte tegenstander.
Even dacht hij een strategie te hebben gevonden maar het bleek een fata morgana in een inspiratieloze woestijn.



Ten oosten van de hoofdstad Espargos, vlakbij Pedra De Lume, bezocht hij de rijkste zoutpannen van het eiland en een pekelmeer opgeborgen in een oude vulkaankrater.



Deze waren reeds opgemerkt door Portugese zeevaarders die het eiland voor het eerst ontdekten in 1460 maar het wekte nauwelijks hun belangstelling.
Er werden wat geiten losgelaten die zich konden voortplanten en als voedsel konden dienen voor passerende schepen.
In 1683 beschreef een Engelse zeeman dat er precies zeven mensen op Sal aanwezig waren.
Begin 19e eeuw echter besloot de Kaapverdiaanse zakenman Manuel Antonio Martinez de zoutpannen te ontwikkelen en te exporteren.
Sal (de naam van het eiland betekent "zout") werd een zoutproducent van betekenis en het bevolkingsaantal steeg daardoor naar meer dan 1000 tot rond 1900 toen de zouthandel in mekaar stortte en veel bewoners weer wegtrokken.
Het was de Italiaanse dictator Benito Mussolini die in de jaren ‘30 van Portugal het recht opkocht om een luchthaven aan te leggen op Sal waar vliegtuigen op weg van en naar Zuid-Amerika een tankstop konden maken.
Na de oorlog kwam het vliegveld in Portugese handen, er kwamen tevens olie-opslagtanks op het eiland en bij Palmeira werd een visverwerkingsfabriek gebouwd.
Als gevolg hiervan groeide de bevolking naar meer dan 5000 inwoners.
In de loop van de laatste 10 jaar rezen hotels en restaurants als paddenstoelen uit de grond en tegenwoordig wonen er ongeveer 26.000 mensen op Sal waarvan slechts 20% van het eiland afkomstig is.

Arthur begreep dat plotse successen zoals de zoutwinning konden geïnitieerd worden door één man met visie en durf doch evenzeer afhankelijk waren van omstandigheden en evoluties in de omgeving of op wereldvlak.
Hij dacht aan de Arabische Golfstaten die zwommen in het oliegeld en dit moment als het ware wilden consolideren in de bouw van de hoogste toren ter wereld, nu de Burj Khalifa in Dubai, straks misschien de Kingdom Tower in Jeddah in Saoedi-Arabië met een hoogte van meer dan één kilometer.
Misschien hadden ze geïnvesteerd in de torens van de prestigieuze Rui hotels waarvan de achterzijde deel uitmaakte van zijn ochtendlijk jogging parcours.



Of waren de luxeresorts van de zuid- en de westkust eerder een injectie van Amerikaans kapitaal waarbij er per definitie meer geld uit het eiland werd teruggetrokken dan ingepompt en waar er voor de plaatselijke bevolking enkel kruimels van tafel vielen zoals een baantje als kelner, kok, poetsvrouw of tuinman.






De lemon sharks in de Haaibaai zwommen een paar tientallen meters voor hem uit doch men had hem verzekerd dat ze niet bloeddorstig waren en dat zij niet zouden aanvallen.



Dat laatste kon ook niet gezegd worden van de torenbouwers en de miljoeneninvesteerders terwijl er over de eerste eigenschap wel wat discussie had kunnen ontstaan, in metafore zin uiteraard.
Zijn eigen professionele carrière indachtig, moest nochtans ook respect worden getoond voor mensen die hoe dan ook initiatief namen met een zeker risico.
Ze investeerden geld, know how en heel veel werk om kleine stukjes nieuwe wereld te scheppen, in dit geval met fun voor de toeristen, werk voor de locals, samengeklutst in een “chilling” atmosfeer.



Arthur kwam langzamerhand tot het inzicht dat je de duivel niet kon verslaan door de opbouw van een extreme defensie.
Hij moest iets proberen om zich uit deze hachelijke situatie te redden en besloot om resoluut te kiezen voor de aanval.
Toen Kieseritzky één van zijn beide torens attaqueerde, gaf Montrond aan Jihaat de waarschuwing dat nieuwe aanslagen zouden volgen waarop alle financiële centra en hoogbouw boven de 300 meter, werden bewaakt en sommige verzegeld.


Het was op de ochtend van Witte Donderdag 24 maart dat een vliegtuig boven Chicago de Trump Tower invloog en enkele uren later een ander toestel de Burj Khalifa crashte ter de hoogte van de luxe-vertrekken van de sjeik.
De verslagenheid bij de geallieerden van Jihaat was gigantisch. Ze hadden alle skyscrapers van de wereld vergrendeld doch het was niet mogelijk geweest om ook in de lucht op al die plaatsen gevechtstoestellen in aanslag te houden om een "nine eleven" te voorkomen.
Twee uur later werd aan president Obama en sjeik Rashid Al Maktoum een e-mail gestuurd met Montrond in kopij die luidde: "Heel jullie imperialistisch, kapitalistisch en megalomaan systeem heb ik naar de knoppen geschoten en jullie konden er alleen maar naar kijken. Het is niets minder of meer dan een straf voor jullie goddeloosheid, hebzucht en ziekelijke hoogmoed."
De duivel toonde hen de zes laatste zetten van de schaakpartij en ook hoe Arthur  Andersen niets had ondernomen om zijn beide torens te beschermen.




"Het vervolg van het spel is de langzame aftakeling van alles waar jullie pseudowereld voorstaat.
Op het pleintje voor het gemeentehuis van San Felipe in mijn Fogo, staat een kiosk met een houten tafel.




Zondag op Pasen zal ik daar jullie mislukte Fransman de genadeslag toedienen."

Het vertrouwen van de grote internationale coalitie Jihaat tegenover Anderssen Montrond was nu volledig weggeblazen.
De grootmeesters van de hele wereld werden in allerijl naar de Kaapverdische eilanden gevlogen doch toen ze vrijdagavond laat arriveerden op Sal, was Montrond al naar Fogo vertrokken.

Geschokt en ontredderd was Arthur zich donderdagavond gaan bezatten in de bars van de Rua 1 di Junho in Santa Maria, niet zozeer omdat hij twijfelde aan zichzelf maar wel omwille van de massieve verwijten en wantrouwen die de hele wereld in zijn nek had gedraaid.
In de late namiddag had hij zich al opgewarmd bij een party op een catamaran in Sal en elk glas grogue dat hij sindsdien naar binnen had gekapt, instilleerde in hem een toenemende verslaving aan Kaapverdische muziek met het dansgeweld dat er onlosmakelijk mee verbonden was.





Rond middernacht, net toen hij naar zijn hotel wou terugkeren, werd hij overspoeld door sodade (weemoed) uit de mond van een wat corpulente Kaapverdische madame van middelbare leeftijd die het hele café in extase zong.



Tot diep in de nacht liet hij zich door de Kaapverdische betoveren en toen hij op Goede Vrijdag veel te laat weer wakker werd, begreep hij op wie Satan Kieseritzky zijn zinnen had gezet.
Nochtans vertikte hij het om de Jihaat op de hoogte te brengen uit vrees dat zij in de hele wereld alle concerten zouden afgelasten en alles wat met muziek te maken had in de doofpot zouden stoppen.
Hij begreep dat ze de duivel in zijn kaart hadden gespeeld in een poging om alle mogelijke targets te controleren of te elimineren en zo stap voor stap het hele bedrijfseconomische, culturele en amusementsleven plat te leggen.

Het was de Kaapverdische morna als variant van de Portugese fado en de Argentijnse tango die hem terug uit zijn dronken vlucht hadden doen ontwaken.
Het waren de gitaar, de piano en de saxofoon en de stem van de Kaapverdische grande dame die de tragiek van het leven en het harde bestaan op een handvol barre droge eilanden in de oceaan bezongen.
Hij begreep dat ontbering, lijden en kwaad onvermijdelijk waren maar dat de enige strategie er in bestond zich niet door angst te laten verlammen maar door te gaan, door te slikken en uit te gaan van je eigen kracht, je eigen droom op de tonen van onsterfelijke muziek.

Hij zette Kieseritzky schaak met zijn paard en was in alle stilte, vrijdag na 15u, met het vliegtuig vertrokken naar Fogo voor het finaliseren van de onsterfelijke partij.



Op Paaszaterdag werden in een ijltempo nog twee zetten uitgewisseld waarbij Arthur Andersson zich helemaal niet scheen te bekommeren om de ravage die door zwart was aangericht doch rustig scheen verder te bouwen aan een plan en zwart opnieuw schaak zette met zijn dame op f6, echter binnen het aanvalsbereik van het zwarte paard op g8.




Het was in de vroege ochtend van Pasen op 27 maart 2015 dat Arthur Anderson Montrond onbeweeglijk had plaats gevat naast de houten tafel in de kiosk op het plein voor het stadhuis van Sao Felipe.



Uit het niets kwam een zwarte gedaante, zijn hoofd omwikkeld in een tulband en met op zijn borst een groot houten kruis, de trappen van de kiosk opgestapt.
Hij droeg een doos aan een koord, zette deze op de tafel, ging zitten tegenover het schaakbord en grijnsde zijn tegenstander triomfantelijk en verachtend in de ogen.
Arthur nam plaats en keek even onverschrokken in de ogen van de duivel.
Deze laatste opende de doos en toonde Arthur het afgehakte hoofd van de zangeres die hem vrijdagnacht de morna van Kaapverdië had toegezongen.
Met zijn paard op g8 sloeg Kieseritzky de witte dame van het bord waarop Andersen zijn loper doorschoof naar e7 en tonatieloos declareerde: schaakmat.


Door een hevige windstoot rolde de kartonnen doos van de tafel op de schoot van de duivel die omviel en een kreunend geluid voortbracht dat halfweg bleef steken in zijn keel.
Dit keer was het niet de vulkaan maar de hemel zelf die zijn sluizen opengooide en donder en bliksem in een zondvloed naar beneden gooide waarin Satan Bin Kieseritzky werd opgelost.
En een stem weerklonk vanuit het hemelgewelf : “Dit is Cesaria Evora, mijn welbeminde diva, die ik koester en van wie de muziek onsterfelijk is.”