vrijdag 24 november 2017

Puigdemont in Cuba deel 2

Zo had de suikerhoofdstad Trinidad zich in de loop van de laatste paar honderd jaar getransformeerd van een mekka voor slaven naar een mekka voor toeristen.





De stad werd in januari 1514 gesticht door de Spaanse ontdekkingsreiziger Diego Velázquez.
Eind 18de eeuw beleefde de suikerindustrie haar hoogtepunt en overal op het platteland verrezen fabelachtig mooie paleisjes met namen als “hoop”, “geluk” en “vertrouwen”, gedecoreerd met Perzische tapijten, Italiaanse schilderijen en Franse kroonluchters.
In 1886 werd de slavernij officieel afgeschaft in Cuba maar zelfs na de onafhankelijkheidsoorlog eind 19de eeuw, bleef Trinidad zweren bij de suikerindustrie met slavenarbeid wat subtieler verpakt.

De stad was in twee gesneden met enerzijds een kinderkoppen historisch deel en anderzijds een geasfalteerd moderner gebied.


Eerst wou hij een babbel doen met een zwarte madonna in witte bruidsjurk  in de Templo de Yemaya, maar de Santeria-magie bleek niet te werken zoals met de standbeelden van de Cubaanse helden van de revolutie.



Misschien omdat Castro oorspronkelijk zijn vriend Marx volgde in zijn “opium voor het volk” : praktiserende katholieken konden geen lid worden van de communistische partij.
Maar de Cubaanse president bedacht zich en toonde in tweede instantie waardering voor de bevrijdingstheologie (die de naam had communistisch te zijn) en nodigde zelfs in 1998 paus Johannes Paulus II uit in Havana.
Maar het ”geloof” in Cuba was nooit helemaal verlost geweest van de “orishas”, goden uit de animistische cultuur van Nigeria, Togo en Benin, die door de zwarte slaven waren meegebracht bij hun deportatie.
Zowel de Spanjaarden als de zwarten vermeden hoogoplopende religieuze discussies en er ontstond soort mengeling van katholieke traditie en Afrikaanse riten met tromgeroffel en trance en het offeren van dieren.
Het werd eerst smalend door de Spanjaarden “santeria” genoemd (weg der heiligen) maar uiteindelijk breidde de beweging zich uit als een even grote religie als het katholiek geloof zelf waartoe het ze zich in fine ook bekende inclusief de christelijke doop.

Vanaf de Plaza Mayor liet Puigdemont zich kronkelen in de kleurrijke ge-boetiek-te en ver-bar-de steegjes, permanent opgevrolijkt door allerhande chachacha, rumba, jazz, timba, songo, danzón en andere salsa ritmes.






De volgende dag reed Puigdemont door naar Santa Clara voor een ontmoeting met Che Guevara.




Eerst bracht hij een bezoek aan de universiteit van Las Villas waar hij had afgesproken met een collega-jurist met wie hij in zijn jonge jaren een wetenschappelijk project had opgezet.
De entree had een Harvard-iaans cachet met een prachtig park en onmiddellijk links een mooie bomenrij als uitzicht voor het standbeeld van de mecenas van de universiteit.
Hoe dieper je het domein binnenkwam, hoe aftandser en kramikeler de infrastructuur voorkwam.




Zijn collega vertelde over het groeiend aantal studenten, de haast onbestaande financiële drempel en hun gestage inspanning om Engels te leren.




De Cubaanse wetenschapper was toch geen internet-addict want toen Puigdemont hem zijn situatie uitlegde en hem om steun vroeg, viel hij uit de lucht en ook uit de toon die plots achterwege bleef.
Puigdemont had de indruk gehad dat met de economische liberalisering ook de vrije meningsuiting was geëvolueerd maar nu werd het hem pijnlijk duidelijk dat je als Cubaan nog steeds heel goed tussen de lijntjes moest kleuren.

Enkele uren later stapte hij binnen in het Mausoleum van Che Guevara wiens resten in de jaren negentig waren teruggevonden ergens onder een vliegveld in Bolivia.
Daar was hij zijn laatste revolutionaire strijd opgepakt door het leger en de CIA en een dag later op 9 oktober 1967 geëxecuteerd.



Het rechterdeel van een gebouw evoceerde de levenslijn van Che vanaf zijn geboorte in de zomer van 1928 tot zijn intrede in Castro’s beweging van de 26ste Juli in México en de bevrijding van Cuba die er op volgde.
Zijn vader was architect en als kind had Ernesto Guevara niets te kort maar hij sukkelde met een zware vorm van astma.
In 1948 besloot hij geneeskunde te gaan studeren aan de universiteit van Buenos Aires en in 1951 maakte hij een road trip met zijn vriend Alberta Granado, een biochemicus en politiek radicaal.
Het was de bedoeling geweest enkele weken als vrijwilliger te werken in de leprakolonie aan de Amazone in Peru.
De reis, die meer dan een jaar duurde en meer dan 8000 km lang was, liep uiteindelijk van hun woonplaats Cordoba via Chili, Peru en Colombia naar Venezuela.
Na zijn afstuderen vertrok hij in 1954 voor zijn tweede grote reis doorheen Zuid-Amerika waar hij door zijn toekomstige vrouw in contact werd gebracht met de president van Guatemala ,Jacob Guzman die landhervormingen doorvoerde vanuit een links-gematigde ideologie.
Toen de CIA door een staatsgreep hieraan een einde maakte, werden de Verenigde Staten zijn vijand nummer 1.


Intussen had hij zijn geneeskunde gesublimeerd tot het bestrijden van armoede een onderdrukking, ideeën die hij via talrijke boeken de wereld instuurde.



Nadat hij een tijdje had (moeten) verbleven op de Argentijnse ambassade van Guatemala, vertrok hij naar Mexico waar hij zich voegde zich bij de revolutionaire bende van Fidel Castro en bouwde samen met hem een rebellenleger uit in de Sierra Maestra ten westen van Santiago de Cuba.
Eind ‘58 liet hij in Santa Clara met een Caterpillar een trein ontsporen van het Cubaanse leger op weg met munitie tegen de rebellen.



Dit was de directe aanleiding geweest van de vlucht van Batista en de machtsovername door Castro.

Voor je langs links het echte Mausoleum binnentrad werd je gemaand tot stilte die perfect aansloot bij de semi-religieuze atmosfeer van de donkere ruimte, de schaarse spots gericht op een rots met de urnes en de foto’s van Che en zijn gevallen kameraden.
Twintig meter daarboven stond hij onversaagd en strijdvaardig met gebroken arm in een mitella en met in zijn rechterhand een geweer : “Hasta la victoria siempre”.



“En beste Che, heb je de strijd gewonnen?” riep Puigdemont hem toe vanop het plein.
Che zweeg.
De Catalaanse politicus trad nader en milderde zijn toon: “Kan je me wat raad geven voor mijn revolutie, mijn onafhankelijkheidsstrijd?”
“Waarvoor vecht je eigenlijk, man?”, vroeg Che :” Wat zijn je idealen?”
Puigdemont zweeg.
“Tja” vervolgde het icoon van de revolutie: “dan vrees ik dat we elkaar niet veel te zeggen hebben.
Nadat ik gedurende en 6-tal jaar verschillende ministerposten had waargenomen in de Cubaanse regering, heb ik er bewust voor gekozen om weer 100% voor de revolutie te gaan.
Ik heb de laatste jaren van mijn leven de hele wereld rondgetrokken om onderdrukking te bestrijden, alleen in jouw rijkverwend Catalonië zou je me niet hebben gezien.
Wij kunnen geen vrienden zijn, meneer de president.”
“Indeed” antwoordde de Catalaan : “Ik zou ook geen mensen vermoorden voor mijn idealen. Was het echt nodig om familie en vrienden van de zogenaamde verraders te confronteren met de met bloed, beenderen en hersenen bespatte terechtstellingsmuur in Havana?
Je hebt gelijk, we zijn wel heel verschillend en vrienden kunnen we niet zijn.”
“Ik denk dat je één ding over het hoofd ziet, beste man : de wijze waarop je oorlog voert of een conflict beslecht wordt in essentie bepaald door wat je bestrijdt.
Indeed, in wat jullie noemen een parlementaire democratie zijn er wetten en regeltjes die iedereen respecteert en kan je proberen iets te veranderen -ook al weet ik niet goed wat- met diplomatie of geweldloos verzet.
Maar is er echt zo’n groot verschil tussen jullie Hitler en onze Batista, tussen de landing van de geallieerden in Normandië en die van ons vlakbij Santiago de Cuba of de militaire overwinning van onze Fidel versus die van de door jullie zo geroemde Winston Churchill?
Waren de aanslagen van de witte brigades zo geweldloos net als het bommentapijt op Dresden? En toch schijnen de Europeanen daar geen probleem mee te hebben. Of is het omdat wij communisten zijn en vriendjes met China en de Russen omdat de Amerikanen ons daartoe hebben gedwongen? Dat moet je eens met Castro bespreken.”
“Ik vind Castro niet” repliceerde Puigdemont : “Hij wilde geen enkel standbeeld of foto van hem in het openbaar en zoals je merkt is dat de enige manier om met de doden een gesprek te voeren.”
“Zoek hem in Havana”, antwoordde Che : “hier en daar is men ongehoorzaam geweest aan zijn incognito wens.”

Terug in Havana verschool Puigdemont zichzelf opnieuw in zijn vertrouwd Colonial ook al waren de kamers de laatste dertig jaar niet meer opgeknapt, was de service ondermaats en kostten de cocktails het dubbele van elders in town.
Misschien was het vooral een soort van nostalgie dat hem aantrok, de illusie te behoren tot de groten der aarde, in een exotische omgeving met even weinig limieten voor geld, seks en amusement als de uitzichtloze zee die het hotel met elke golfslag ontblootte in de schraalheid en vergankelijkheid van haar bestaan.



Wat rondtollend in de straatjes rond het hotel, had hij plots het gevoel dat iemand hem iets toefluisterde.
Hij keek in de ogen van Fidel Castro wiens beeld bescheiden was ingeplakt op de muur van een huis.


“Ik heb je al de hele tijd in de gaten vriend” klonk het vanonder zijn groene legerpet : “Ze hebben je wel goed gesjareld : eerst Madrid, dan Brussel en nu Havana.”
“Waarom? Weet jij dan meer wat er daar achter de rug van Martí gebeurt?” vroeg Puigdemont.
“Een spelletje schaak, mijn vriend, en jij bent de centrale pion.”
“Hoezo?”
“Tja, die pion is helemaal niet belangrijk op zich en men overweegt zelfs om hem te offeren; het zijn de zwaardere stukken die tellen: de lopers, de paarden, de torens, de dame.
En uiteindelijk dienen die alleen maar om de koning te beschermen of die van de andere kant te elimineren. Che en ik hebben alles geleerd al schakende in de Sierra Maestra.”
“Ik kan niet schaken”, zei Puigdemont : “Kan je iets concreter zijn?”
“Ik dacht al dat je niet kon schaken en dus een grote strateeg ben je evenmin.
Je moet weten dat jouw zaak heel gevoelig ligt bij mijn broer Raúl.
We zijn nog niet vergeten dat die smeerlap van een Batista met 300 miljoen dollar is kunnen ontkomen via de Dominicaanse Republiek naar de Spaanse Balearen om daar met Cubaans geld zijn hedonistische levensstijl te continueren. Dat pleit voor jou, Puigdemont, uitlevering aan Spanje is dus op het eerste gezicht uitgesloten.”
Puigdemont voelde zijn spieren ontspannen van opluchting toen Castro vervolgde: “Niet te vlug meneer de Catalaan; zoals ik al zei staan er nog wat zware stukken op het bord.
Ons land heeft in de loop van de laatste jaren heel wat commerciële en diplomatieke relaties gelegd met Europa om zo uit het Amerikaans isolement te geraken. Anderzijds heeft Obama met zijn bezoek aan Cuba enkele jaren geleden ook naar het noorden de deur voorzichtjes opengezet.
Trump is ze nu onder druk van de Miami Cubanen weer aan ’t dichtsmijten.
Het Europees aanhoudingsbevel -dat men intussen internationaal heeft gemaakt- negeren zou de prille verstandhouding met ons land kunnen verstoren maar een al te gemakkelijke uitlevering zou niet alleen de Batistawonde bij de bevolking weer openrijten maar ook Trump voor het hoofd stoten die lelijk zou gaan tweeten over ons en Europa omdat Cuba volgens hem geïsoleerd moet worden gehouden.”
Puigdemont begreep dat het al lang niet meer ging over de Catalaanse zaak (had het daar ooit over gegaan?) en hij vroeg Castro om in zijn kristallen bol te kijken.
“Zoals steeds zullen het de Amerikanen en de Russen zijn die beslissen” klonk het wat geheimzinnig.

“Hoe is het eigenlijk tussen jou en de Amerikanen misgelopen?” vroeg de Catalaan.
“Aanvankelijk vierden de Cubanen in New York en Miami de val van Batista en maakten zich op voor hun terugkeer naar Cuba.
De revolutie werd wereldwijd geprezen als een overwinning van het Cubaanse volk en zelfs de Amerikaanse regering was aanvankelijk optimistisch over de veranderingen.
Als nieuwe premier liet ik in 1959 een landhervormingswet aannemen waarin het particuliere grondbezit aan banden werd gelegd, tal van buitenlandse ondernemingen werden geconfisqueerd om een einde te stellen aan de Amerikaanse invloed op het eiland.
Ze hadden op dat moment 90% van de nutsbedrijven in handen en 40% van de suikerindustrie.
Anderzijds liet ik rassendiscriminatie bij wet verbieden, er werd een begin gemaakt met sociale woningbouw voor de lagere inkomens, gezondheidszorg en onderwijs waren voortaan gratis en voor iedereen toegankelijk.
De boeren waren goed af maar de midden- en hogere klasse werden door mijn maatregelen gefrustreerd.
Ze raakten hun privileges kwijt en namen de boot naar Miami waar ze mij en mijn regering demoniseerden.
Zelfs na mijn dood blijven ze Trump opstoken om onze socialistische regering ten val te brengen.
Dat ik in 1960 contact opnam met de Russische premier Nikita Chroesjtsjov en ook een gesprek had met de radicale Amerikaanse blackpowerleider Malcolm X, deed onze reputatie in het noorden geen goed.
In 1961 verbraken we onze diplomatieke betrekkingen en kondigden de VS een economisch embargo tegen ons af.
Ze haalden alle westers georiënteerde landen (behalve Canada en Mexico) over om hun diplomatieke handelsbetrekkingen met Cuba te verbreken.
Een ultieme vernedering bij de aanval op de Varkensbaai inspireerde de CIA om tientallen aanslagen op mijn leven te beramen.
Men vergiftigde Castrosigaren met botulisme, men zou mij een dodelijke dosis LSD toedienen of cyanide in mijn chocolademilkshake mengen en een andere keer wou men mijn duikpak besmetten met tuberculose.
Alle aanslagen mislukten en zo dreven ze mij onomkeerbaar in de armen van de Russen die kernraketten op Cuba installeerden om het eiland te verdedigen, dit slechts op 140 kilometer van de Amerikaanse kust.
De wereld stond op de rand van een kernoorlog tot Kennedy en Chroesjtsjov afspraken, de ene om zijn kernraketten weg te halen, de andere om het eiland niet aan te vallen.”
“Kan ik volgen” kwam Puigdemont tussen wat niet zo gemakkelijk was bij Castro die gewoon was om uren aan een stuk te peroreren : “Maar waarom heb je de eerste democratische verkiezingen afgeblazen, waarom een één-partij-staat, waarom die massale executies van Batistanen, waarom die big brother infiltratie via de CDR’s (comités ter verdediging van de revolutie).”
“Democratie ontaardt in de dictatuur van het geld” stelde Castro resoluut : “En met een megabuur die onophoudelijk aanvalsplannen smeedt om jou en je regering kapot te maken en op alle mogelijke niveaus met spionnen probeert te infiltreren, moet je tonen dat je sterk bent en onvervaard.
De revolutie winnen vraagt visie, moed en vechtlust, de revolutie behouden vraagt politiek instinct, informatie en controle.
De wijkcomités hielden zich in de eerste plaats bezig met arbeidsvoorziening, gezondheidszorg en scholing maar dat we hierdoor voeling konden houden met wat er in de gemeenschappen gebeurde, was goed meegenomen.
De revolutie is als een trein : je ontspoort die van de tegenstander maar zelf rij je rechtdoor, snel genoeg opdat niemand je zou kunnen inhalen of tegenhouden. Daarom heb ik al te fantaisistische kunstenaars, schrijvers en intellectuelen duidelijke richtlijnen gegeven; het geloof als opium voor het volk was anti-revolutionair, prostitués werden ter rehabilitatie naar de beroepsopleiding gestuurd en homoseksuelen verdwenen naar de werkkampen.
Alles wat naar de bourgeois samenleving rook, heb ik in de ban geslagen.”

“En wat was het resultaat van die aanpak?”
“In de jaren 70 hebben we met behulp van de Russen goed geboerd. Economisch ging het goed, en dat was ook voelbaar bij de bevolking net als trouwens een betere gezondheidszorg, een vernieuwde wegeninfrastructuur en het analfabetisme werd nagenoeg uitgebannen.
En op de Olympische Spelen haalden we gouden medailles met toppers als Alberto Juantorena op de 400m en 800m en Teofilo Stevenson bij de zwaargewichtboksers.
Internationaal konden we ons profileren in de oorlog in Angola waar we samen met de marxistische Swapo-regering de rebellen konden verslaan van Unita, die gesteund waren door het blanke Zuid-Afrika.
In de jaren 80 kregen we het wat moeilijker omdat onze arbeiders onvoldoende werkten en onze studenten niet studeerden.
Ik moest grote kuis houden in het overheidsapparaat mede omdat een paar van onze officieren werden aangeklaagd wegens corruptie en drugshandel.

Onze zwaarste sigaar was echter het einde van de Sovjetunie in 1991 waardoor we in één klap 6 miljard dollar hadden verloren aan economische hulp en 1 miljard aan militaire steun, 10 miljoen ton olie en 6 miljard dollar aan importgoederen kwijtraakten.
Bovendien moesten we onze suiker verkopen tegen de reële marktwaarde. Tijdens de zogenaamde “speciale periode” die erop volgde moest ik het voedsel rantsoeneren, het energieverbruik werd drastisch teruggeschroefd, ossen vervingen tractoren en de auto werd massaal gesubstitueerd door de fiets.
Er was geen geld voor onderhoud van gebouwen en infrastructuur.”
“En wat heb je toen gedaan?”
“Tja, mijn vriend, de revolutie is radicaal maar om een land te besturen moet je compromissen maken.
Ik heb toen de deur opengezet voor vrij ondernemerschap voor kleine boeren, taxichauffeurs, kappers en restaurateurs.
Ik versoepelde de beperking op buitenlandse reizen, liet verschillende politieke gevangenen vrij en stond meer vrijheid toe van meningsuiting.
Maar een belangrijke zet was ook de deblokkering van het toerisme wat samenging met de legalisatie van de Amerikaanse dollar.
Doch wat ik vreesde is ook uitgekomen : ook al heeft het ons economisch geen windeieren gelegd, de buitenlandse deviezen zijn blijven plakken aan de handen van een klein kapitalistisch clubje en de inkomenskloof binnen onze bevolking is erdoor vergroot.

Na het einde van de Koude Oorlog werden de Amerikanen tegen onze verwachtingen in nog driester en zoals ik al suggereerde daarnet kwamen de relaties tussen de Verenigde Staten en landen die in Cuba investeerden (Canada en EU) onder druk te staan.
Het bezoek van paus Johannes Paulus II in 1998 was een belangrijke opsteker in onze internationale ontvoogding en ik heb dan ook maar mijn opium voor het volk ingeslikt en kerk en geloof hun ding laten doen.

De laatste tien jaar ging het weer beter.
Export van nikkel brengt nu veel meer op dan die van suiker en internationaal hebben we ons versterkt door akkoorden te sluiten met China en Venezuela. (Venezolaanse olie versus Cubaanse dokters).”

“Dat klinkt allemaal heel mooi Fidel maar wat is er gebeurd met Oswaldo Payá en het zogenaamde Varelaprogramma waarin verschillende politieke en economische vormingen werden bepleit?
Zijn petitie werd door elfduizend mensen ondertekend maar liep op niets uit. Payá zelf kwam in 2012 onder mysterieuze omstandigheden bij een auto-ongeluk om het leven.”
Castro werd door deze vraag enigszins geënerveerd en repliceerde op venijnige toon: “Tja de man was een beetje het stuur kwijtgeraakt.”

Bij zijn terugkomst in Hotel Nacional lag er een telegram klaar waarbij hij zich moest aanmelden op het hoofdkwartier van de regering achter de rug van José Martí.



”Doe La Chine de groeten”, mompelde de hotelbediende met een grijns.
“Tja”, vervolgde hij geamuseerd toen Puigdemonts blik hem vragend doorpriemde : “Raul als vriendje van de maoïsten en vooral van de jongens.
Maar nu hij de macht heeft overgenomen van zijn broer, mag je dat niet meer luidop zeggen hoor.”

“We hebben goed en iets minder goed nieuws voor u meneer Puigdemont”, begon de president een uur later enigszins opgewekt :
“Het goede nieuws is dat u hier welkom bent en in alle vrijheid uw leven kan inrichten en vrij bent om te staan en te gaan waar u ook wil.”
Puigdemont wachtte op het slechte nieuws.
“Op één klein formaliteitje na, beste Charles, we vragen je om een wat uitgerekt twittertje de wereld in te sturen.
Na alles wat ze je hebben aangedaan, kunnen we toch veronderstellen dat je Europese vriendjes je vriendjes niet meer zijn, dus het zal met een groot genoegen zijn dat je die boodschap aan de wereld laat weten.
En om je niet te vermoeien hebben we de tekst al voor je voorbereid.” Puigdemont voelde zich flaneren op het schaakbord van de grote wereldjongens.
Castro overhandigde hem een papier waarop hij kon lezen :
“Als leider van het Catalaanse volk heb ik tot mijn eigen scha en schande ondervonden hoe meedogenloos Madrid, Brussel en heel Europa het Catalaanse volk hebben in de steek gelaten.
Waartoe dienen hun wetten en regels, hun normen en waarden, hun grote democratische principes en hun wijsneuzerij voor de rest van de wereld als ze zo weinig respect betonen voor een volk dat zelf zijn koers wil bepalen binnen het groter Europese geheel en zijn democratisch verkozen leiders marginaliseren.
Hoe geloofwaardig is nog hun beschimp tegen presidenten als Poetin en Trump en tegen alles wat niet is geënt op een zogenaamd rijk cultuurhistorisch verleden met florissante uitschieters als de Kruisvaarten, de Inquisitie, de autoritaire koning- en keizerrijken, de koloniale onderdrukking en twee wereldoorlogen.
Ik dank Cuba voor hun gastvrij onthaal, een land dat eeuwenlang de Spaanse onderdrukking heeft moeten trotseren en mij desondanks nu als Catalaan verwelkomt als een broeder die net als zij wil opkomen voor de vrijheid en de autonomie van hun volk.
Getekend Charles Puigdemont.

Puigdemont werd lijkbleek.
“Ik kan dit zo niet …” stamelde hij waarop La Chine hem verhinderde zijn zin af te maken door rap een Montecristo in zijn mond te duwen.
“Ik ben blij dat je het ook zo ziet”, vervolgde Castro: “en als je het niet zo ziet, dan zien wij het ook anders en zullen we je tweet vervangen door een fotoreportage waarvan we u nu een preview presenteren.”
Tot Puigdemont’s verbijstering demonstreerde de Cubaanse leider vanop zijn portablescherm hele klompen vlees terwijl een rood jurkje de lucht in vloog.
Verwrongen tussen de organen en ledematen kon de Catalaan ondubbelzinnig zijn eigen gelaatstrekken identificeren.

“Specialiteit van de Russen”, lachte La Chine : “ze hebben het doorgespeeld aan de schoonzoon van Donald Trump met de vraag of zijn schoonvader ook geïnteresseerd was om er iets mee te doen.”
Puigdemont zag hoe de grote stukken hem als kleine pion verpletterden.

“Het kwam er vooral op aan om Europa buiten spel te zetten en een lesje te leren en wie was daar beter voor geplaatst dan één van de hunnen zelf die hun verraad aan de lijve ondervonden had.
Het zal flink wat gerommel geven daar in Brussel maar de neuzen zullen niet direct in dezelfde richting komen te staan en ze zullen als vanouds weer hoge woorden spreken over Europese waarden, loyauteit, democratie en grondwet maar tot een eensgezinde actie zal het niet komen.”
We hadden er nog aan gedacht om het toch nog te laten lekken om Trump de genadeslag toe te dienen met zijn Russische connecties maar Martí heeft ons van gedacht doen veranderen.
Ga maar eens vragen naar zijn gedicht over de witte roos.”
Puigdemont stikte zo ongeveer in een braakneiging, nog veel rotter en walgelijker dan die morgen na het rode jurkje.
“Ook al kan een disteltje voor onze Europese koloniale vrienden af en toe geen kwaad.”, voegde la Chine er cynisch aan toe.

Deze ultieme sigaar had hem van zijn sokkel geblazen.
Het vunzig aroma waar de Russen hun patent op hebben en de brutale power van een Amerikaans tabaksblad, explodeerden in zijn mond met een rookpluim die zich agressief een weg baande door zijn oren en zijn neus. Het giftige tabak schoot naar boven in zijn hoofd, verwaasde zijn ogen en verhakkelde zijn denken in stukjes bruingrijze mist.
Het buitenste inpakblad had de tabaksbom nog weten te beheersen maar eens die was afgevallen, bleef er niets meer dan een korstenomhulsel dat zijn poriën wijdbeens opensperde om de ranzige etter van deze Montediabolo in Puigdemont rond te spuiten.
Hij keek recht in de ogen van La Chine die grijnslachte en hem nog een Montecristo aanbod om de eerste sigaar wat te verteren.
Puigdemont voelde zich stikken en haastte zich uit de bunker om van achter het standbeeld van José Martí de Plaza de la Revolución op te rennen.



“Wat hebben ze met jou gedaan?” klonk het bovenaan de trappen.
“Ze hebben me vergiftigd” antwoordde Puigdemont met schorre stem en liep het plein over zonder Marti of Guevara of die Camilo Cienfuegos ook maar een blik te gunnen.



Op weg naar zijn hotel raakte hij de weg kwijt in de Callejon de Hamel, een soort funky steegje, volgeplaveid met felgekleurde tekeningen en sculpturen op de tonen van opzwepende Afrikaanse rumbamuziek.







Hij dook toch weer in een American Beauty om zich te laten onderdompelen in het Oude Havana dat hem deze keer probeerde te verleiden met zijn orgelspel van prachtige koloniale panden, aftandse versleten huisjes, de Bacardi building, zijn kathedralen, vuile straten en pittoreske steegjes.












Cubaanse gezichten en soms grappige of droeve gesticulaties portretteerden voor hem het “daily Havana”, wars van alle nationaal of internationaal politiek gekonkel.














Midden in het Parque Central, kon hij Marti niet meer ontwijken.
“Zeg eens, vriend Puigdemont, wat hebben ze met je gedaan?”
Hij vertelde de nationale held over het walgelijke voorstel en hoe de grote jongens hem als kleine worm schaakmat hadden gezet.
“Wat kan ik doen?” schreeuwde Puigdemont : “Als ik teken, verraad ik mijn Europese roots, inclusief die van mijn Roemeense echtgenote en mijn kinderen. Ik zal uitgespuwd worden over het hele continent waarin ik ben geboren, heb gewerkt en in geloofd. Ik zal nooit meer welkom zijn over de plas.
Maar als ik niet teken, zal ik in datzelfde continent en de rest van de wereld worden uitgelachen en verfoeid. De geest van mijn naaktheid zal ten eeuwige dage op het internet blijven ronddwalen, ik zal alle respect verloren hebben niet alleen van de burgers van mijn land maar ook van mijn familie en in ’t bijzonder van mijn vrouw en mijn kinderen.
Ik ben verloren meneer Martí, ze hebben me doodgemaakt.”

“Ben je zeker dat ze hun bedreiging zullen uitvoeren, beste Charles; misschien zijn er ook wel vervelende filmpjes van de grote samenzweerders, misschien voelt er zich een Wikileak geroepen om het voor jou op te nemen en een ranzige tegenzet te publiceren.
En welke zekerheid heb je dat ze de filmpjes vernietigen wanneer je tekent?”

Zo ver had Puigdemont nog niet gedacht en enerzijds kreeg hij weer hoop omdat Martí een barst geslagen had in hun betonnen val maar anderzijds werd de hele situatie nu wel totaal onoverzichtelijk en onvoorspelbaar en het greintje controle dat hij nog meende te bezitten door het papier toch maar te tekenen, was hiermee weggespoeld.
Plots herinnerde hij zich de aanwijzing van Castro over de witte roos en hij vroeg Martí wat hiervan de betekenis was.

“Nu komt de echte onafhankelijkheidsstrijd vriend” antwoordde Martí : “nu gaat het niet meer om de vrijheid van Catalonië maar om jouw eigen persoonlijke vrijheid en die kan je alleen verwerven als je de consequenties aanvaardt van al wat je hebt gedaan.”
“Hoe bedoelt u?” vroeg Puigdemont.
“Hoe dan ook ga je nu door een dal van schaamte en van tranen maar wees moedig. Zoek je een vriend en een gids zoals Vergilius dat was voor Dante en vraag hem om je door deze hel te loodsen en kweek voor hem een witte roos en laat de distels en het onkruid mekaar opvreten.”

Een kwartier later vond Puigdemont zichzelf terug met een Daiquiri Especial aan de bar El Floridita rechtover een stenen Hemingway die hem vroeg of hij zijn memoires niet wou schrijven.




“Eerst nog door de Hel en het Vagevuur” antwoordde de Catalaan : “Het leven van een schrijver mag niet over rozen gaan, dat zou jij toch moeten weten.”

En hij las voor hem uit Marti’s bundel :

Ik kweek een witte roos
Zowel juni als in januari
Voor een oprechte vriend
Die mij zijn open hand reikt

En voor de wreedaard die mij
Het hart uitrukt waarmee ik leef
Kweek ik distels noch brandnetels
Ik kweek de witte roos.
  


Met dank aan :
-Insight Guide Cuba
-Geert en Jaime, onze gidsen van wie ik veel heb geleerd
-mijn mede-Cuba-reizigers omwille van de prachtige trip tesamen
-Lut voor het omzetten van woorden in tekst