donderdag 20 november 2014

Ebola in Vietnam deel 2

Aflevering 5

's Avonds was er een groot feest in Phnom Penh met vuurwerk voor de viering van de tiende verjaardag van de kroning van koning Sihamoni.




Die had toen zijn vader, Norodom Sihanouk, opgevolgd en regeerde een beetje zoals onze koning Filip dwz “hij had een puur ceremoniële functie”.
Verschillend met ons land was, dat de koninklijke familie via allerlei nichtjes en neven betrokken was in verschillende politieke partijen maar voorlopig was het de Vietnamees gezinde Hun Sen die op politiek vlak de lakens uitdeelde.
De grootste oppositiepartij was opgericht door uit de VS teruggekeerde Cambodjanen die meer democratie en sociale gelijkheid beloofden en zich minder Vietnam-vriendelijk opstelden.
Een “local” vertelde Foley over een hele reeks onregelmatigheden tijdens de laatste verkiezingen zogezegd gewonnen door de partij van Hun Sen.

De Cambodjaanse jeugd slingerde zich met ware doodsverachting tussen de auto's en de tuktuks om samen met westerse toeristen rijdansjes op te voeren in het Hun Sen park.
's Avonds dineerde hij in Malis, het beste restaurant van Phnom Penh of liever het beste Cambodjaanse restaurant.
Rond een geïmproviseerde waterlelietuin waren tafeltjes geschikt in intieme hoekjes, voornamelijk bevolkt door westerlingen.



Een heerlijk Cambodjaans diner met een fles Argentijnse witte wijn kostte 50 $ inclusief tip.
Dit was prijs/kwaliteit duidelijk beter dan in Amerikaanse restaurants doch ongeveer drie keer zo duur dan in het gemiddeld "good quality" restaurant in Phnom Penh.

Niets leek in deze culinaire tempel nog ter herinneren aan de Cambodjaanse catastrofe vanaf 1968.
Toen sloeg de Vietnamoorlog over naar Cambodja doordat het Amerikaans leger er communistische opslagplaatsen begon te bombarderen.



In maart 1970 werd Sihanouk door de Nationale vergadering weggestemd en er kwam een pro Amerikaans regime tot stand onder leiding van Lon Nol wat tot een burgeroorlog leidde.
De oppositie bestond uit Sihanouk die flirtte met de Cambodjaanse communisten en dit met steun van Noord Vietnam en China.
Op 17 april 1975 bezetten de Rode Khmers Phnom Penh en werden verwelkomd door de na vijf jaar burgeroorlog uitgeputte bevolking.



Binnen de drie dagen evacueerden de overwinnaars de stad waarbij 2 miljoen mensen naar het platteland werden gedreven om voedselgewassen te telen.
De communisten van Pol Pot installeerden de regering van Democratisch Kampuchea (DK) en om een samenleving zonder onderdrukkers of onderdrukten te creëren werden geld, bezit, scholen wetten, godsdienst, markten en bewegingsvrijheid afgeschaft.
Pol Pot, de eerste minister van democratisch Kampuchea, bleef in deze tijd in het verborgene en ontkende de communistische sympathieën van DK.
Hij spiegelde de revolutie af als zuiver Khmer maar ontleende in werkelijkheid veel ideeën aan maoïstisch China.
In 1975 stelde zijn regime duizenden voormalige soldaten, ambtenaren, intellectuelen en zelfs buitenlanders terecht en de jaren daarop liet hij willekeurig mensen oppakken, folteren en afmaken in de zogenaamde Killing Fields.
Op het platteland waar het regime de rijstoogst wou verdrievoudigen om wapens te kopen, stierven duizenden van ondervoeding, zware arbeid en ziekte.



Toen in september 77 gevechten uitbraken tussen de Rode Khmers en Vietnam, verzocht hij China om militaire hulp.
Duizenden mensen uit oostelijk Cambodja, ook zijn eigen soldaten, die verdacht werden van pro-Vietnamese sympathieën, liet hij executeren.

Zo zochten verschillende Rode Khmer kaders onder wie de 25 jarige commandant Hun Sen, hun toevlucht in Vietnam waar de vluchtelingen werden gerekruteerd in een bevrijdingsleger.
Eind 1978 viel Vietnam democratisch Kampuchea binnen met 100.000 man en in januari 1979 werden de Rode Khmer verslagen.
De meesten vluchtten naar Thailand of trokken zich terug in het oerwoud waar ze een aantal jaar voordien hun militair offensief hadden voorbereid.
Anderhalf miljoen waren mensen gedood.
De Vietnamezen installeerden een bevriend regime in Phnom Penh dat zichzelf Volksrepubliek Kampuchea (VRK) noemde.
Men probeerde het land te stabiliseren door scholen te heropenen, geld in te voeren en het Boeddhisme opnieuw te legaliseren.
Tegen het einde van de jaren 80 hadden de Noord-Vietnam gesteunde troepen meer dan 90% van het grondgebied van Cambodja bezet en de VRK hernoemde zichzelf Staat Cambodja (SC) waarbij het Marxisme Leninisme werd verworpen.
In1989 trok Vietnam zijn troepen terug en tijdens een grote internationale conferentie in Parijs in 1991 werd besloten tot een tijdelijk VN protectoraat voor Cambodja.
Er werd getracht om vier partijen te ontwapenen en voor te bereiden op verkiezingen met name de SC, de Funcinpec partij van Sihanouk, de Rode Khmer en het nationale Khmer Volksbevrijdingsfront.
In 1993 werden nieuwe verkiezingen uitgeschreven die werden gewonnen door de koningsgezinden.
Sihanouk werd voor de tweede maal koning met Hun Sen als eerste minister.



Pas in 1997 viel de Rode Khmer uit elkaar en 10 jaar later richtte de VN de buitengewone kamers op van de rechtbanken van Cambodja om de leiders van de Rode Khmer te berechten maar de leider Pol Pot, die in 1998 was overleden, werd nooit berecht.
Vanaf 2000 stroomden de buitenlandse investeringen en toeristen toe. Koning Sihanouk werd in 2004 opgevolgd door zijn zoon Norodom Sihamoni.

’s Anderendaags trok Foley naar de Kiling Fields om een spoor te zoeken van de tante van Kaing Varman alias Kurtz.
Eerst bracht hij een bezoek aan het Tuol Sleng Genocide Museum.



Het foltercentrum van de Rode Khmer was aanvankelijk een school en werd tijdens de rode Khmer periode bekend als S-21 waar 17.000 mannen, vrouwen en kinderen tot een martelgang naar de Killing Fields van Choeung Ek gedwongen werden.




Toen het Vietnamese leger Phnom Penh in 79 bevrijdde, waren er nog maar zeven mensen in S 21 die alleen nog in leven waren omdat ze als schilder of fotograaf de gruwelen in beeld moesten brengen.
De martelschool stond onder leiding van Kaing Guek Eav alias Dutch die in juli 2010 veroordeeld werd tot 35 jaar gevangenis.


Vooraan op het gelijkvloers werd Foley stille getuige van de martelkamers met alleen een ijzeren bed, met voetklemmen en een metalen roestig bakje waarin blijkbaar water en voedsel werd gekapt om de gevangenen nog enkele dagen in leven te houden.



Vlak voor de martelgang was de gedragscode voor de gefolterden op een grote pancarde geëtaleerd.



Schilderijen in één van de zijvleugels toonden de horror die zich in deze ruimte had afgespeeld.
Van degenen die opgepakt waren, werd er eerst een foto genomen en een administratieve fiche aangelegd waarna ze werden samengetroept op de derde verdieping van het zijgebouw.



In een tweede tijd werden ze naar de eerste of tweede verdieping gebracht in betonnen of houten cellen nauwelijks groot genoeg om in te bewegen wat toch niet mogelijk was gelet op de voetboeien die elke poging tot ontsnappen of verzet onmogelijk maakten.



In een volgende stap werden ze overgebracht naar de zogenaamde martelcellen waar geprobeerd werd door foltering bekentenissen af te dwingen, geheime informatie door te geven of vooral mensen en vrienden te verraden die hetzelfde lot zouden ondergaan.




Ofwel stierven de gevangenen ten gevolge van de marteling ofwel werden ze afgevoerd naar Choeung Ek, de voormalige longanboomgaard en Chinese begraafplaats.



Daar werden ze geblinddoekt samengebracht aan de rand van een put waarna ze meestal met een stomp voorwerp de schedel werden ingeslagen om kogels te sparen.




Zo zouden er in Choung Ek dagelijks 300-tal gevangenen zijn omgebracht.




Omdat men vreesde dat de familie of kinderen van de slachtoffers later wraak zouden nemen, werden die eveneens gedood.



Met behulp van de Amerikaanse en Vietnamese inlichtingendienst, kreeg Foley enkele dagen na zijn bezoek aan Choeung Ek de bevestiging dat de tante van Kurtz wel degelijk door de Rode Khmers was vermoord.



Wie was Pol Pot? Wat voor een leven had hij geleid voordien? Welke demonen hadden van hem zo’n monster gemaakt.



Foley vond dat Pol Pot was geboren in een relatief rijke familie in 1928 in het dorpje Rek Zbauv. Hij was de achtste van negen kinderen als zoon van landbouwers en noemde in feite Saloth Sar.
Zijn zus was de concubine van de koning en in die optiek was hij vrij vertrouwd met het Koninklijk Hof in Phnom Penh.
In 1934 werd Soluth Sar naar zijn familie gestuurd en gedurende deze tijd was hij gedurende verschillende maanden novice in een Boeddhistisch klooster vlakbij het Paleis en studeerde hij Boeddhistisch geschrift en de Khmertaal.
Later studeerde hij Frans aan het college in Phnom Penh en ook al was hij geen schitterend student, toch werd hij gekozen voor verdere opleiding in Parijs.
Daar kwam hij in contact met Cambodjaanse nationalisten, onder andere Leng Sari, en in 1952 keerde hij terug naar Cambodja waar hij de Indochinese communistische partij vervoegde die toentertijd sterk gedomineerd werd door Vietnam met name Ho Chi Minh.
Hij verborg zijn haat voor de Vietnamezen en werd secretaris van de Cambodjaanse communistische partij in 1962.
Snel nadat Saloth Sar en zijn kompanen verdwenen in de jungle mountains van Raparakiri, begonnen ze aan de voorbereiding van een guerrilla revolutie waarbij pro Vietnamese kaders systematisch werden geëlimineerd.
Koning Sihanouk die aanvankelijk sympathiseerde met de Rode Khmer in zijn verzet tegen de Amerikaans gesteunde regering van Lon Nol, nam in die periode afstand van Pol Pot en zijn troepen.
In 1975 nam de Rode Khmer de macht over in Cambodja onder zijn leiding waarbij hij zichzelf profileerde onder de naam Pol Pot (Political Potential) en hij vooral achter de schermen het waanzinnig programma van zijn regime ten uitvoer bracht.



Na de nederlaag tegen het Vietnamese leger in 1979 trokken Pol Pot en de zijnen zich terug in de jungle voor ongeveer 20 jaar.
Over zijn dood zijn er verschillende speculaties : ofwel zou hij een natuurlijke dood gestorven zijn, ofwel vergiftigd zijn door enkele van zijn laatste kompanen of vanuit een buitenlandse geheime organisatie.

Hij stierf in Amlung Venh in 1998.



Aflevering 6

Foley begreep dat de 20ste verjaardag van de kroning van Sihamoni zo uitbundig was gevierd omdat koningen herinneringen oproepen aan de grote Khmervorsten van Angkor en dat er vermoedelijk minder bloed aan hun handen kleefde dan de volkerenmoordenaars van de Rode Khmer.
Dat de huidige koningen geen macht hadden, was een verwaarloosbaar detail, ze hadden prestige en visibiliteit.
Het koninklijk paleis kon Foley ’s anderendaags niet bezoeken omdat de eerste minister van Thailand op staatsbezoek was uitgenodigd.
Tijdens een rondleiding in de Zilverpagode werd hem uitgelegd dat een pagode in tegenstelling tot een tempel bestond uit vijf onderdelen : een eet- en communicatieruimte, een woning en gebedsruimte, de tempel, een stupa (begraafplaats) en de Boeddhistische monniken zelf.
Een andere gids beweerde later dat pagode synoniem was voor Boeddhistische tempel die trouwens in Cambodja, Laos en Thailand ook “wat” genoemd werd.

Rondom de Zilverpagode waren muurschilderingen aangebracht met in het lang en breed de evocatie van het Indisch epos Ramayana :

 “Toen Sita, de vrouw van Rama, werd ontvoerd door de demon Ravana, riep Rama het apenleger ter hulp om zijn vrouw te bevrijden.
Het werd een lange tocht waarbij de bovennatuurlijke krachten van Sugriva,  de apenkoning, noodzakelijk waren om moeilijke hindernissen te overwinnen.
Zo transformeerde hij zichzelf in een levende brug om de zee tussen India en Sri Lanka over te steken.




Het beeld op Foley’s netvlies verschoof naar de doortocht door de Rode Zee van de Israëlieten.

In Lanka, Demon City, werd de demon gedood en Sita bevrijd.



Doch nadien verplichtte Rama haar om door een vuur te stappen om haar zuiverheid te bewijzen.
Ze verbrandde niet waaruit bleek dat haar vrouwelijkheid niet bezoedeld was en zo kon ze haar leven naast de koning opnieuw opnemen.



De demon was uit op wraak en transformeerde zich in de gedaante van het dienstmeisje van Sita die haar op een dag vroeg om het gezicht te tekenen van Ravana. Toen ze dit had gedaan, kwam plots Rama binnen.
Ze verstopte de tekening onder het bed doch deze werd door Rama ontdekt die uitbarstte in een vlaag van jaloezie en zijn broer de opdracht gaf om Sita te vermoorden. Sita liep weg en kwam terecht bij de kluizenaar Valmiki en ze baarde een tweeling.
Toen Rama hierover hoorde, nodigde hij Sita en de kinderen uit in zijn paleis doch Sita weigerde en zou alleen terugkeren wanneer Rama was gestorven.
Deze laatste veinsde dood te zijn en toen Sita het paleis binnenkwam en in tranen viel toen ze met Rama’s dood geconfronteerd werd, bleek deze helemaal niet gestorven waarop Sita nog kwader werd omdat Rama gelogen had.
Ze vroeg haar moeder om te sterven en ze werd door de aarde verzwolgen.

Foley dacht aan zijn eigen queeste doch zijn doel was niet zijn geliefde vrouw maar een man wiens bedoeling hij niet kon doorgronden noch de plaats waar hij zich verborgen hield.
Daarenboven beschikte hij niet over een apenkoning met mystieke krachten.

Het was maar 50 stappen van de muurschilderingen over de Hindoewereld naar de heiligste Boeddhatempel van de stad, ingeplant in het centrum van de Zilverpagode.



Foley deed zijn sandalen uit, stak zijn zonnehoed samen met zijn camera in zijn rugzak en wandelde met een horde toeristen op de massief zilveren vloer waaraan het gebouw zijn naam had ontleend.
In de zaal stond een grote gouden Boeddha met daarachter op dezelfde hoogte maar veel kleiner een groene Boeddha in een soort van schrijn.
Het was niet duidelijk wie de belangrijkste was maar de beelden verwezen naar Boeddha nummer vier of de zogenaamde Gautama waarbij hij vruchteloos informatie probeerde los te krijgen over de eerste drie terwijl de vijfde blijkbaar nog moest komen.

In de Pagode stond een boom gelijkaardig aan deze waaronder de Boeddha dagelijks mediteerde en waarvan de bloem werd gebruikt als elixir voor zwangere vrouwen.


Wanneer de boom door een storm was weggeslagen, werd hij volgens de legende vervangen door de veelkoppige slang Naga om Boeddha te beschermen.



Even verder bevond zich de Stoepa waarin koning Suramarit en zijn gemalin Kossomak, de grootouders van koning Sihamoni, waren begraven.



Even later stak hij een wierookstokje aan in de Boeddhatempel Wat Phnom om de hulp af te smeken van Duan Penh die volgens de legende Boeddhabeelden had gevonden bij de oever van de Tonle Saprivier.



Hierop had men een 27 m hoge heuvel had aangelegd en daarop een Boeddhatempel gebouwd die mede door dans en muziekrituelen wat kermisachtig aandeed.





Hij beeldde zich in dat ook Kurtz vanuit zijn Khmertraditie op deze berg een wierookoffer had gebracht om de gunsten van Lady Penh had af te smeken.



En hij beloofde, in het licht van de plaatselijke traditie, dat hij al dan niet samen met de Ebolalijder, zou terugkomen in geval van goede afloop.

Bij zijn bezoek aan het Nationaal Museum in Phnom Penh, werd duidelijk dat tussen  500 voor Christus en 500 na Christus, Cambodja een proces van indiaisering had doorgemaakt.



In die periode hadden de Khmer elementen van de Indiase cultuur overgenomen zoals het Hindoepantheon en het Boeddhisme.
Ook de taal (Sanskriet), hun schriftstelsel, gecentraliseerd bestuur en de idee van een universeel koningschap waren vanuit India overgewaaid.
Het rijk Funan zou in de eerste eeuw in de Mekongdelta zijn gesticht en tot de 6de eeuw vergrootte dit volk zijn rijkdom met handel.
Tussen de vijfde en achtste eeuw bloeiden in centraal Cambodja en Noord Oost Thailand verschillende kleine stadstaten bekend onder de verzamelnaam Chenla.
In het begin van de 9e eeuw: coaguleerden een amalgaam van prinsdommen tot een meer geïntegreerde staat met een machtsconsolidatie vlakbij de huidige stad Siem Reap.

Van 802 v.C. tot 1432 n.C. was Angkor het religieuze en politieke hart van het Khmerrijk dat zich uitstrekte van de Zuid-Chinese zee tot bijna aan de Golf van Bengalen.



Het Khmerrijk werd gesticht door de mysterieuze “universeel monarch” Jayavarman II die zichzelf uitriep tot devaraya (God koning) van het land.
Hij bouwde de gigantische piramidevormige Meru-tempelberg naar de heilige mythische verblijfplaats van de Hindoegoden.
Dit bouwwerk werd het fundament voor het tempelcomplex van Angkor.
Zijn opvolgers bouwden de volgende eeuwen circa 70 tempels binnen de stad Angkor Thom maar ook daarbuiten zoals het wereldberoemde Angkor Wat.



Aanvankelijk werd gebouwd in baksteen en later in zandsteen vaak in concentrische rechthoeken met in het midden de hoogst gelegen verdiepingen met vaak vijf torens als symbool van de heilige berg Meru (mythische woonplaats van de goden)..

De meeste tempels bevatten door elkaar Hindoe en Boeddhistische elementen vaak wisselend in de tijd, afhankelijk van de religieuze voorkeur van de koning.
Op zo'n kantelmoment werden vaak Hindoeïstische beelden vervangen door Boeddha's of omgekeerd.
Toch was de rivaliteit tussen Hindoe en Boeddha zelden zo sterk dat het tot zware conflicten leidde en de meeste koningen vermengden bewust de twee godsdiensten om zo de eenheid van het land en het volk te kunnen waarborgen.
De religie van de Khmers leek wel een organisch gegroeid amalgaam waarbij ook oude lokale gebruiken zoals vooroudervereniging een plaats hadden gevonden.
Hun godsdienstbeleving leek minder sectair dan bijvoorbeeld bij christenen (katholieken, protestanten, anglikanen, kopten en anderen) of moslims (sjiieten en soennieten).

Foley trachtte in de huid te kruipen van een 58-jarige Vietnamees, etnisch Khmer, die na de gruwel van Vietnam een onderkomen had gezocht in de Verenigde Staten, verpleegkunde had gestudeerd en bij de verzorging van Ebolapatiënten in Liberia vermoedelijk zelf door deze dodelijke ziekte was geveld.
Mogelijks was hij teruggekeerd naar zijn ouderlijk huis waar hij alleen een politiekantoor had gevonden.
Als etnisch Khmer had hij naar Phnom Penh kunnen gaan om naar verwanten te zoeken.
Hij was er vermoedelijk geconfronteerd met de littekens van de Killing Fields in de familie of kennissenkring van zijn ouders.
Misschien had in het aanschijn van de dood, troost en hoop gezocht bij de hindoeïstische oppergoden Brahma (god van de schepping), Shiva (god van de destructie en creatie) of Vishnu ( beschermer van het universum die zich in talloze verschijningsvormen etaleerde)?
Of was hij op zoek zijn volgende reïncarnatie volgens Boeddhistische traditie.

Foley trok verder naar Siem Reap om de tempels van Angkor te gaan bezoeken.
Siem Reap was oorspronkelijk een Frans-Indochinese stad,  recent razend populair geworden als uitvalsbasis voor de toeristen op weg naar het Angkorcomplex.
Enerzijds lag het in de armste provincie van Cambodja, anderzijds maakte men van het sterk toenemend toerisme gebruik als economische hefboom met aandacht voor de ontwikkeling van de laaggeschoolde bevolking.
In dit verband zette men projecten op rond  traditionele kunstambachten zoals hout-en steen sculpting, geschilderde panelen vaak met specifieke materialen zoals eierschalen en het vervaardigen van gekleurde stoffen al dan niet in zijde.



Vermits “bargaining” de gewoonte was in Cambodja, voelden toeristen zich verplicht op soms groteske manier te onderhandelen wat hen een ongemakkelijk gevoel van uitbuiting bezorgde omdat ze de arbeiders ter plaatse hun “craftwerk” zagen uitvoeren vermoedelijk tegen een belachelijk loon.

Het Frans koloniaal verleden kon men terugvinden in de brede lommerrijke boulevards en de koloniale bouwstijl die gekoesterd werd niet alleen voor de bouw van nieuwe hotels maar ook obligaat voor woningen in een aantal wijken van het centrum.



Foley slenterde de Psar Chaa binnen, ooit de belangrijkste markt van de autotochtone gemeenschap en tegenwoordig in een hevige concurrentiestrijd verwikkeld met de vaak door buitenlanders opgerichte restaurants en boutiques in de omliggende straten.






Links zag hij de wat schrale, minder nette eethuisjes van de "locals", wat uitgelachen door de sjieke restaurants aan zijn rechterkant met een prijskaartje dat buitenlandse investeerders voor toeristen hadden aangepast.



Foley slenterde langs Café Central waar Portishead net de plaats had ingeruild voor Cesaria Evora.



Hij volgde de richting van Pub Street waar de Cambodjaanse ziel bedolven was onder westerse schreeuwerigheid.



Hij wandelde langs de koninklijke tuinen met aan de andere kant de "Raphels" als vreemde synthese tussen Cambodjaanse grandeur, Frans kolonialisme en buitenlands geld.



Hij overnachtte in het Angkor Resort Hotel waar de deuren voor hem werden geopend door twee Khmer Buddies, hem toegang verschaffend tot de imposante hal.



Deze gaf via de Lotus bar uit op een groot zwembadmeer dat gevoed werd door een waterval vanuit een imaginaire Khmer Pagode in zuivere Las Vegas stijl.




Aflevering 7

De volgende dag liet Foley zich per tuktuk brengen naar de zijdefarm van de dame wiens adres hij gekregen had van de “ananas madame”.



Ze hield hem voor een toerist en hij werd vergast, aanvankelijk in het Frans, op de hele ommegang vanaf de vlinder en de rups tot de cocon, het spinnen en zuiveren van de zijde tot het aanbrengen van het dessin, de kleuring en tenslotte het weven.




Intussen vertelde de zowat 50-jarige Cambodjaanse ongevraagd haar levensverhaal.
Haar vader was diplomaat geweest en bij de inval van de Rode Khmers in '75 was ze eerst met de familie een drietal jaar naar Uruguay getrokken en nadien naar Frankrijk waar ze haar huidige man had leren kennen.
Bij de ondertekening van het vredesakkoord begin jaren ’90, was ze als vrijwilligster gaan werken in de vluchtelingenkampen van de Cambodjanen in Thailand.
In 2002 had ze het idee opgevat om een zijdefarm op te richten om zo opleiding te kunnen geven en werk te verschaffen aan Cambodjaanse meisjes uit de sterk verpauperde regio. Op dat moment werkte ze met 104 arbeidsters.
Ze had een uitgebreid netwerk binnen en buiten Cambodja en ze stond op het punt, zo beweerde ze toch, haar zijdewerk te exposeren in de Metropolitan in New York.
Foley begreep waarom men hem naar haar gestuurd had en hij vroeg of ze toevallig iets vernomen had over een Vietnamees die zowat een week geleden in de streek zou zijn aangekomen.
Ze wist niets van een Vietnamees maar ze had de dag voordien gehoord dat er een incident geweest was in de monnikengemeenschap van Angkor Wat.
Er was een gerucht dat in het nieuw gebouwde klooster, vlak naast de wereldberoemde Vishnu-tempel, een monnik plots gestorven was doch achteraf bleek dit een misverstand of een verzinsel.

Enkele uren later voerde de tuktukman hem naar het majestueuze domein van Angkor Thom en zette hem af aan de westelijke poort waarvan de oprijlaan geschraagd was, links door de goden, rechts door de demonen.




De tuktukdriver vertelde hem de sage dat goden en demonen de handen in elkaar hadden geslagen om het eeuwig leven te verwerven.

Samen maakten ze gebruik van de slang, Naga, om, met als pivot de berg, te roeren in de oersmog totdat deze zou worden omgezet in melk. Vanuit deze melk kon dan het heilig water bereid worden dat aanleiding gaf tot eeuwig leven.


Foley vond het vreemd dat het goede en het kwade mekaar altijd bekampten maar toch mekaar nodig schenen te hebben en dan nog wel specifiek om de dood te trotseren.
Zou het kunnen dat Kurtz' motieven inderdaad edel en onbaatzuchtig waren van de ene kant terwijl een sterke verbittering en wraakzucht evenzeer hem opjoegen om hetzelfde doel te bereiken?
Misschien had Kurtz wel oprechte liefde getoond voor het jong Amerikaans meisje maar tegelijkertijd haar misbruikt binnen een context waarvan hij wist dat een relatie onmogelijk was.
Waarschijnlijk had hij eerlijk geprobeerd om een nieuw leven op te bouwen met zijn Vietnamese vrouw maar toch had hij haar van bij het eerste moment “bedrogen omdat hij nooit van zijn liefde voor de Amerikaanse losgekomen was.
Misschien had hij met grote moed en liefde voor zijn volk de Vietcong bestreden samen met zijn Amerikaanse bondgenoot maar had dit wel de wreedheden kunnen rechtvaardigen waarvan hijzelf getuige was geweest of die hij zelf had uitgevoerd? Misschien was zijn opleiding voor verpleger en zijn vrijwilligerswerk in Liberia wel te zien als zijn ultieme intentie om alles goed te maken wat in zijn leven was misgelopen of was het daarentegen een vlucht uit zijn uitzichtloze verbitterde leven om als een soort van neokoloniaal arme zwarten in Liberia te gaan helpen?

Foley laveerde tussen goden en demonen door de westelijke poort van de grote Khmerstad en na ongeveer één kilometer weken de tropische gigabomen voor de Bayon met zijn 54 majestueuze torens en 216 geheimzinnige stenen beelden.



Hij voelde zich doorpriemd van de mystieke blikken van Boeddha die hem aankeken met amandelvormige ogen (meditatieblik), dan weer ogen half open en ogen half dicht wat het verschil tussen deze laatste twee ook mocht zijn.




De bas reliëfs in de galerijen van de Bayontempel toonden strijdtaferelen van de oorlog tussen het oude Khmerrijk en het koninkrijk Champa.



Daarnaast waren er heel wat sculpturen over dagelijkse dingen zoals een partij schaak of de verzorging van een zieke.




In het Baphuon, een piramidevormige Hindoetempel die de berg Meru symboliseerde, voelde Foley zich bespied door een reusachtig liggende Boeddha die zich in de achtersteven van de heiligdom, gecamoufleerd had opgesteld.




Gelukkig had Foley in Phnom Penh ook beelden gezien van de lachende dikbuikige “Happy Boeddha”, een epicuristische reïncarnatie “uitgevonden” om al dat gemediteer niet te veel au sérieux te nemen.



De toegangspoorten van het Bapuon waren versierd met elegante bas-reliëfs met  taferelen uit de Mahabharata :

Twee neven speelden schaak en de oudste vergokte zo zijn koninkrijk en zijn vrouw aan de jongste.
De oudste moest zich met zijn vijf broers terugtrekken in de jungle gedurende 14 jaar vooraleer hij de macht weer kon overnemen.
Wanneer ze na 14 jaar terugkwamen en de macht opeisten, was de jongere kozijn niet meer akkoord en er kwam een oorlog tussen de twee neven waarbij de jongste verloor en al zijn broers werden vermoord. De oudste en zijn vijf broers vonden de macht die ze heroverd hadden, niet meer belangrijk en trokken zich terug voor meditatie in de jungle en belandden zo later in de hemel.

Misschien had Kurtz dit verhaal in mind toen hij na zijn terugkeer uit Vietnam en zijn opleiding tot verpleger zich als vrijwilliger had aangemeld om Ebolapatiënten te gaan verzorgen in Liberia.
Misschien was hij zelf besmet geraakt en wou hij in het aanschijn van de dood zich volledig van het wereldse onthechten om het Boeddhistische nirwana te bereiken.
Maar Kurtz moet toch geweten hebben dat zijn verborgen reis naar Zuidoost Azië het risico inhield van een transplantatie van het Ebolavirus naar Zuidoost Azië.
In die optiek leek het eerder op een wraakactie van een man die alles al meegemaakt, alles had verloren ook en die als gevolg van zijn meest humanitair initiatief, uiteindelijk toch zou sterven.

Binnen de oude stad Angkor Thom wandelde Foley langs het Olifantenterras door naar het Terras van de Leprakoning.
Dit was een begraafplaats met een zigzag gangsysteem op weg naar de onderwereld, dat dienst deed als crematorium.
Bovenop stond een Boeddhabeeld met afgestompte vingers, dat bekend stond als de leprakoning omdat men dacht dat het verwees naar koning Jayavarman VII die aan lepra zou gestorven zijn maar in feite was het een representatie van Yama, de God van de Onderwereld.



Ebola was niet ver weg…

Het tempelcomplex Ta Prohm (voorouder van Brahma) was gelegen net buiten Angkor Thom en riep bij Foley reminiscenties op aan kanker en mooie vrouwen.
Het was ooit een welvarend boeddhistisch klooster, gebouwd in de 12e eeuw door Jayavarman VII.



Op zijn hoogtepunt huisvestte het een gemeenschap van meer dan 3000 dorpen en het werd onderhouden door 80.000 werknemers onder wie 18 hogepriesters en meer dan 600 tempeldansers.
In de voorbije eeuwen was het verkankerd geraakt door losgeslagen boomwortels die het complex hadden ontwricht.



Ook al leken deze wortels de tempel als een meerkoppige slang te wurgen en hadden ze de stabiliteit van het gebouw helemaal ondermijnd, toch konden ze niet worden weggenomen zonder de tempel helemaal te laten instorten.
Enkel met fijne dissectie en ondersteunende architectuur zou men het complex kunnen restaureren zoiets als een debulkingoperatie bij een ovariumcarcinoom, dacht de dokter bij zichzelf.
Toen toeristen samenhokten bij een wurgvijg, begreep hij dat de mooie vrouw in zijn limbisch systeem (zone van de hersenen verantwoordelijk voor emoties), Lara Croft heette.
Zij had 
als westerse absara, stoere mannelijkheid met vrouwelijke charme op het witte doek geplakt in de film Tomb Raider.



Nog meer sensualiteit was op te snuiven in de Zaal van de Dansers in Preah Khan waar apsara's (goddelijke nimfen of hemeldanseressen) het hoofd gekroond met goddelijke torens, mannen in de zevende hemel voerden.



In Siem Reap had Foley de dag voordien reeds genoten van de Cambodjaanse Folie Bergère; weliswaar met minder monokini dan op de bas-reliefs.
















Geen opmerkingen:

Een reactie posten