Aflevering 5
's Avonds was er een groot feest in Phnom
Penh met vuurwerk voor de viering van de tiende verjaardag van
de kroning van koning Sihamoni.
Die had toen zijn vader, Norodom
Sihanouk, opgevolgd en regeerde een beetje zoals onze koning Filip dwz “hij had
een puur ceremoniële functie”.
Verschillend met ons land was, dat de
koninklijke familie via allerlei nichtjes en neven betrokken was in
verschillende politieke partijen maar voorlopig was het de Vietnamees gezinde
Hun Sen die op politiek vlak de lakens uitdeelde.
De grootste oppositiepartij was
opgericht door uit de VS teruggekeerde Cambodjanen die meer democratie en sociale
gelijkheid beloofden en zich minder Vietnam-vriendelijk opstelden.
Een “local” vertelde Foley over een
hele reeks onregelmatigheden tijdens de laatste verkiezingen zogezegd gewonnen
door de partij van Hun Sen.
De
Cambodjaanse jeugd
slingerde zich met ware doodsverachting
tussen de auto's en de tuktuks om samen met westerse toeristen
rijdansjes
op te voeren in het Hun Sen park.
's Avonds
dineerde hij
in Malis, het beste restaurant
van Phnom
Penh of liever het beste Cambodjaanse
restaurant.
Rond
een geïmproviseerde
waterlelietuin
waren tafeltjes geschikt in intieme hoekjes, voornamelijk
bevolkt door
westerlingen.
Dit was
prijs/kwaliteit duidelijk beter
dan in Amerikaanse restaurants
doch ongeveer drie keer zo duur dan in het gemiddeld "good
quality"
restaurant in
Phnom Penh.
Toen sloeg
de Vietnamoorlog
over naar Cambodja doordat
het Amerikaans
leger er communistische opslagplaatsen
begon te bombarderen.
In maart
1970 werd Sihanouk door de Nationale vergadering
weggestemd en
er kwam een pro Amerikaans regime
tot stand
onder leiding van Lon Nol wat tot een burgeroorlog
leidde.
De oppositie
bestond uit
Sihanouk die
flirtte met
de Cambodjaanse
communisten en
dit met steun van Noord Vietnam en China.
Op
17 april 1975 bezetten
de Rode Khmers Phnom
Penh en werden verwelkomd
door de na vijf jaar burgeroorlog
uitgeputte bevolking.
Binnen
de drie dagen evacueerden
de overwinnaars
de stad waarbij
2
miljoen mensen naar
het platteland
werden gedreven om voedselgewassen
te telen.
De
communisten van
Pol Pot installeerden de
regering van Democratisch Kampuchea (DK) en om een samenleving zonder
onderdrukkers of
onderdrukten te
creëren werden
geld, bezit, scholen wetten,
godsdienst, markten en bewegingsvrijheid afgeschaft.
Pol
Pot, de eerste minister van democratisch
Kampuchea,
bleef in deze tijd in het verborgene en ontkende de communistische sympathieën
van
DK.
Hij
spiegelde
de revolutie af als zuiver Khmer maar ontleende in werkelijkheid
veel ideeën aan maoïstisch China.
In
1975 stelde zijn regime duizenden voormalige
soldaten, ambtenaren, intellectuelen en
zelfs buitenlanders
terecht en
de jaren daarop liet
hij willekeurig
mensen oppakken, folteren en afmaken in de zogenaamde Killing Fields.
Op
het platteland
waar
het regime de rijstoogst wou verdrievoudigen om wapens te kopen, stierven duizenden van ondervoeding, zware
arbeid en ziekte.
Toen in september
77 gevechten
uitbraken tussen
de Rode
Khmers en Vietnam, verzocht
hij China om militaire hulp.
Duizenden
mensen uit oostelijk Cambodja, ook zijn eigen soldaten, die verdacht werden van pro-Vietnamese sympathieën, liet hij executeren.
Zo
zochten verschillende Rode Khmer kaders onder wie de 25 jarige commandant Hun
Sen, hun toevlucht in Vietnam waar de vluchtelingen werden gerekruteerd in een
bevrijdingsleger.
Eind
1978 viel Vietnam democratisch Kampuchea binnen
met 100.000 man en in
januari 1979 werden de Rode Khmer verslagen.
De meesten vluchtten naar Thailand of
trokken zich terug in het oerwoud waar ze een aantal jaar voordien hun militair
offensief hadden voorbereid.
Anderhalf miljoen waren mensen gedood.
De Vietnamezen installeerden een
bevriend regime in Phnom Penh dat zichzelf Volksrepubliek Kampuchea (VRK) noemde.
Men probeerde het land te stabiliseren
door scholen te heropenen, geld in te voeren en het Boeddhisme opnieuw te
legaliseren.
Tegen het einde van
de jaren 80 hadden de Noord-Vietnam gesteunde troepen meer dan 90% van het grondgebied
van Cambodja bezet en de VRK hernoemde zichzelf Staat Cambodja (SC) waarbij het
Marxisme Leninisme werd verworpen.
In1989 trok Vietnam zijn troepen terug
en tijdens een grote internationale conferentie in Parijs in 1991 werd besloten
tot een tijdelijk VN protectoraat voor Cambodja.
Er
werd getracht
om vier partijen te ontwapenen en voor te
bereiden op verkiezingen met name de SC, de Funcinpec partij van Sihanouk, de Rode
Khmer en het nationale Khmer Volksbevrijdingsfront.
Pas in 1997 viel de Rode Khmer uit
elkaar en 10 jaar later richtte de VN de buitengewone kamers op van de
rechtbanken van Cambodja om de leiders van de Rode Khmer te berechten maar de
leider Pol Pot, die in 1998 was overleden, werd nooit berecht.
Vanaf 2000 stroomden de buitenlandse
investeringen en toeristen toe. Koning Sihanouk werd in 2004 opgevolgd door
zijn zoon Norodom Sihamoni.
’s Anderendaags trok Foley naar de
Kiling Fields om een spoor te zoeken van de tante van Kaing Varman alias Kurtz.
Het
foltercentrum van de Rode
Khmer was aanvankelijk een
school en werd tijdens de rode Khmer periode bekend als S-21 waar 17.000 mannen, vrouwen en kinderen tot
een martelgang
naar de Killing Fields van Choeung
Ek gedwongen werden.
Toen het Vietnamese leger
Phnom Penh in
79
bevrijdde,
waren er nog
maar zeven mensen in S 21 die alleen nog in leven waren omdat ze als schilder of fotograaf de gruwelen in beeld moesten brengen.
De martelschool stond onder leiding
van Kaing Guek Eav alias Dutch die in juli 2010 veroordeeld werd tot 35 jaar gevangenis.
Vooraan op
het gelijkvloers
werd Foley
stille getuige
van de martelkamers met
alleen een ijzeren bed,
met voetklemmen
en een metalen roestig
bakje waarin blijkbaar
water en voedsel werd gekapt om de gevangenen nog enkele dagen in leven te houden.
Van degenen
die opgepakt waren,
werd er eerst een foto genomen en een
administratieve fiche
aangelegd waarna
ze werden
samengetroept op de derde verdieping
van het zijgebouw.
In een
tweede tijd werden
ze naar de eerste of tweede verdieping gebracht
in betonnen
of houten cellen nauwelijks
groot genoeg om in
te bewegen wat toch niet mogelijk was gelet
op de voetboeien die elke poging tot ontsnappen
of verzet
onmogelijk maakten.
In een
volgende stap
werden ze overgebracht naar
de zogenaamde
martelcellen
waar geprobeerd
werd door foltering bekentenissen
af te dwingen, geheime informatie
door te geven of vooral mensen en vrienden te verraden die
hetzelfde
lot zouden ondergaan.
Ofwel stierven
de gevangenen ten
gevolge van de marteling
ofwel werden
ze afgevoerd
naar Choeung
Ek, de voormalige
longanboomgaard en
Chinese begraafplaats.
Daar werden
ze geblinddoekt
samengebracht aan
de rand van een put waarna ze meestal met een stomp voorwerp
de schedel
werden ingeslagen
om kogels te sparen.
Omdat men
vreesde dat
de familie of kinderen van de slachtoffers later
wraak zouden
nemen, werden die eveneens gedood.
Met
behulp van de Amerikaanse en Vietnamese inlichtingendienst, kreeg Foley enkele
dagen na zijn bezoek aan Choeung Ek de bevestiging dat de tante van Kurtz wel
degelijk door de Rode Khmers was vermoord.
Wie
was Pol Pot? Wat voor een leven had hij geleid voordien? Welke demonen hadden
van hem zo’n monster gemaakt.
Foley
vond dat Pol Pot was geboren in een relatief
rijke familie in 1928 in het dorpje Rek Zbauv. Hij was de achtste van negen kinderen
als zoon van landbouwers en noemde in feite Saloth Sar.
Zijn
zus was de concubine van de koning en in die optiek was hij vrij vertrouwd met
het Koninklijk Hof in Phnom Penh.
In
1934 werd
Soluth Sar naar zijn familie gestuurd en gedurende deze tijd was hij gedurende
verschillende maanden novice in een Boeddhistisch klooster vlakbij het Paleis
en studeerde hij Boeddhistisch geschrift en de Khmertaal.
Later studeerde hij Frans aan het
college in Phnom Penh en ook al was hij geen schitterend student, toch werd hij
gekozen voor verdere opleiding in Parijs.
Daar kwam hij in contact met
Cambodjaanse nationalisten, onder andere Leng Sari, en in 1952 keerde hij terug
naar Cambodja waar hij de Indochinese communistische partij vervoegde die toentertijd
sterk gedomineerd werd door Vietnam met name Ho Chi Minh.
Hij verborg zijn haat
voor de Vietnamezen en werd secretaris van de Cambodjaanse communistische
partij in 1962.
Snel nadat Saloth Sar en zijn kompanen
verdwenen in de jungle mountains van Raparakiri,
begonnen
ze aan de voorbereiding van een guerrilla
revolutie waarbij pro Vietnamese kaders systematisch werden geëlimineerd.
Koning Sihanouk die aanvankelijk sympathiseerde
met de Rode Khmer in zijn verzet tegen de Amerikaans gesteunde regering van Lon
Nol, nam in die periode afstand van Pol Pot en zijn troepen.
In
1975 nam de Rode Khmer de macht over in Cambodja onder zijn leiding waarbij hij
zichzelf profileerde onder de naam Pol Pot (Political Potential) en hij vooral
achter de schermen het waanzinnig programma van zijn regime ten uitvoer bracht.
Na de nederlaag tegen het Vietnamese
leger in 1979 trokken Pol Pot en de zijnen zich terug in de jungle voor
ongeveer 20 jaar.
Over zijn dood zijn er verschillende
speculaties : ofwel zou hij een natuurlijke dood gestorven zijn, ofwel
vergiftigd zijn door enkele van zijn laatste kompanen of vanuit een buitenlandse
geheime organisatie.
Hij stierf in Amlung
Venh in 1998.
Aflevering 6
Foley begreep dat de 20ste verjaardag
van de kroning van Sihamoni zo uitbundig was gevierd omdat koningen
herinneringen oproepen aan de grote Khmervorsten van Angkor en dat er vermoedelijk
minder bloed aan hun handen kleefde dan de volkerenmoordenaars van de Rode
Khmer.
Dat de huidige koningen geen macht hadden, was
een verwaarloosbaar detail, ze hadden prestige en visibiliteit.
Het koninklijk
paleis kon Foley ’s
anderendaags niet bezoeken omdat
de eerste minister van Thailand op staatsbezoek was uitgenodigd.
Tijdens een
rondleiding in de Zilverpagode werd hem uitgelegd dat een pagode in tegenstelling tot
een tempel bestond uit vijf onderdelen : een eet-
en communicatieruimte, een woning en gebedsruimte, de tempel, een stupa
(begraafplaats) en de Boeddhistische
monniken zelf.
Een andere gids beweerde later dat
pagode synoniem was voor Boeddhistische tempel die trouwens in Cambodja, Laos
en Thailand ook “wat” genoemd werd.
Rondom de
Zilverpagode waren muurschilderingen
aangebracht met
in het lang en breed de evocatie van het Indisch epos Ramayana
:
“Toen Sita, de vrouw van Rama, werd
ontvoerd door de demon Ravana, riep Rama het apenleger ter hulp om zijn vrouw te bevrijden.
Het werd een lange tocht waarbij de bovennatuurlijke
krachten van Sugriva, de apenkoning, noodzakelijk waren om moeilijke hindernissen te
overwinnen.
Het beeld op Foley’s netvlies verschoof
naar de doortocht door de Rode Zee van de Israëlieten.
In Lanka, Demon City, werd de demon gedood en Sita
bevrijd.
Doch nadien verplichtte Rama haar om door een vuur te stappen om haar zuiverheid te bewijzen.
Doch nadien verplichtte Rama haar om door een vuur te stappen om haar zuiverheid te bewijzen.
Ze verbrandde niet waaruit bleek dat haar vrouwelijkheid
niet bezoedeld was en zo kon ze haar leven naast de koning opnieuw opnemen.
De demon was uit op wraak en
transformeerde zich in de gedaante van het dienstmeisje van Sita die haar op een dag vroeg om het
gezicht te tekenen van Ravana.
Toen ze dit had gedaan, kwam plots Rama binnen.
Ze verstopte de tekening onder het bed doch deze werd door Rama ontdekt die uitbarstte in een vlaag van jaloezie en zijn broer
de opdracht gaf om Sita te vermoorden. Sita liep weg en kwam terecht
bij de
kluizenaar Valmiki en ze baarde een tweeling.
Toen Rama hierover hoorde,
nodigde hij Sita en de kinderen uit in zijn paleis doch Sita weigerde en zou
alleen terugkeren wanneer Rama was gestorven.
Deze laatste veinsde dood te zijn en toen Sita het paleis binnenkwam en in tranen viel toen ze met Rama’s dood geconfronteerd werd, bleek deze helemaal niet gestorven waarop Sita nog
kwader werd omdat Rama gelogen had.
Foley dacht aan zijn eigen queeste doch
zijn doel was niet zijn geliefde vrouw maar
een man wiens bedoeling
hij niet kon doorgronden noch
de plaats waar hij zich verborgen
hield.
Het
was maar 50 stappen
van de muurschilderingen over de Hindoewereld naar de heiligste Boeddhatempel
van de stad, ingeplant
in het centrum van de Zilverpagode.
Foley
deed zijn sandalen uit, stak zijn zonnehoed samen met zijn camera in
zijn rugzak
en wandelde
met een horde toeristen
op de
massief zilveren
vloer waaraan
het gebouw zijn naam had ontleend.
In
de zaal stond een grote gouden Boeddha met
daarachter op dezelfde hoogte
maar veel kleiner een groene Boeddha
in een soort van schrijn.
Het was
niet duidelijk
wie de belangrijkste was
maar de beelden verwezen
naar Boeddha
nummer vier
of de zogenaamde Gautama
waarbij hij
vruchteloos informatie
probeerde los
te krijgen over de eerste drie terwijl de vijfde blijkbaar
nog moest komen.
In
de Pagode
stond een boom
gelijkaardig aan
deze waaronder
de Boeddha dagelijks mediteerde
en waarvan de bloem werd gebruikt als elixir
voor zwangere
vrouwen.
Wanneer de
boom door een storm was weggeslagen, werd
hij volgens
de legende vervangen door
de veelkoppige
slang Naga
om Boeddha te beschermen.
Even verder bevond zich de Stoepa
waarin koning Suramarit en zijn gemalin Kossomak, de grootouders van koning
Sihamoni, waren begraven.
Even
later stak hij een wierookstokje aan in de Boeddhatempel Wat Phnom om de hulp af te smeken van Duan
Penh die volgens de legende Boeddhabeelden
had gevonden
bij de oever van de Tonle Saprivier.
Hierop had
men een 27 m hoge heuvel had
aangelegd en
daarop een Boeddhatempel gebouwd die mede door dans en muziekrituelen wat
kermisachtig aandeed.
Hij
beeldde
zich in dat ook Kurtz vanuit zijn Khmertraditie op deze berg een wierookoffer
had gebracht
om de gunsten van Lady Penh
had af te smeken.
En
hij beloofde, in het licht van de plaatselijke traditie, dat hij al dan
niet samen met de
Ebolalijder, zou terugkomen
in geval van goede afloop.
Bij zijn
bezoek aan het Nationaal Museum in Phnom
Penh, werd duidelijk dat tussen 500 voor Christus en 500 na Christus, Cambodja
een proces van indiaisering had doorgemaakt.
In die
periode hadden
de Khmer elementen van de Indiase cultuur overgenomen
zoals het Hindoepantheon
en het Boeddhisme.
Ook de
taal (Sanskriet), hun
schriftstelsel,
gecentraliseerd bestuur
en de idee van een universeel koningschap waren
vanuit India overgewaaid.
Het rijk Funan zou in de eerste eeuw
in de Mekongdelta zijn gesticht en tot de 6de eeuw vergrootte dit
volk zijn rijkdom met handel.
Tussen de
vijfde en achtste eeuw bloeiden in centraal Cambodja
en Noord Oost Thailand verschillende kleine
stadstaten bekend
onder de verzamelnaam Chenla.
In het
begin van de 9e eeuw: coaguleerden een amalgaam van prinsdommen tot een meer geïntegreerde
staat met een machtsconsolidatie
vlakbij de huidige stad Siem Reap.
Van 802
v.C. tot 1432 n.C. was
Angkor het religieuze en politieke hart van het Khmerrijk dat zich uitstrekte van de Zuid-Chinese zee tot bijna aan de Golf van Bengalen.
Het
Khmerrijk werd
gesticht door de mysterieuze “universeel
monarch” Jayavarman II die zichzelf uitriep
tot devaraya (God koning) van het land.
Hij bouwde de gigantische piramidevormige
Meru-tempelberg naar
de heilige mythische verblijfplaats
van de Hindoegoden.
Zijn opvolgers
bouwden de volgende eeuwen circa 70 tempels binnen de stad Angkor Thom maar ook daarbuiten zoals het
wereldberoemde Angkor
Wat.
Aanvankelijk werd gebouwd in baksteen en later in zandsteen vaak in concentrische rechthoeken
met in het midden de hoogst gelegen verdiepingen
met vaak vijf torens als symbool van de heilige berg Meru (mythische woonplaats van de goden)..
De meeste
tempels bevatten
door elkaar Hindoe en Boeddhistische elementen
vaak wisselend
in de tijd, afhankelijk
van de religieuze voorkeur
van de koning.
Toch was
de rivaliteit
tussen Hindoe
en Boeddha zelden zo sterk dat het tot zware conflicten
leidde en de meeste koningen vermengden
bewust de twee godsdiensten om zo de eenheid van het land en het volk te kunnen waarborgen.
De
religie van de Khmers leek wel een organisch gegroeid amalgaam
waarbij ook
oude lokale
gebruiken zoals
vooroudervereniging een plaats hadden gevonden.
Hun godsdienstbeleving leek minder sectair dan bijvoorbeeld
bij christenen
(katholieken, protestanten, anglikanen,
kopten en anderen) of moslims (sjiieten en soennieten).
Foley
trachtte
in de huid te kruipen van een 58-jarige Vietnamees, etnisch Khmer, die na de gruwel van Vietnam een
onderkomen had gezocht
in de Verenigde Staten,
verpleegkunde had
gestudeerd en
bij de verzorging van Ebolapatiënten in Liberia vermoedelijk zelf
door deze dodelijke ziekte
was geveld.
Mogelijks was hij teruggekeerd naar
zijn ouderlijk huis waar hij alleen een politiekantoor had gevonden.
Hij was er vermoedelijk geconfronteerd
met de littekens van de Killing Fields in de familie of kennissenkring van zijn
ouders.
Misschien had in het aanschijn van de dood, troost en hoop gezocht
bij de hindoeïstische oppergoden Brahma (god van de schepping), Shiva (god van de destructie en creatie) of Vishnu
( beschermer van het universum
die zich in talloze verschijningsvormen
etaleerde)?
Of was hij op zoek zijn volgende
reïncarnatie volgens Boeddhistische traditie.
Siem Reap was oorspronkelijk een Frans-Indochinese
stad, recent razend populair geworden als uitvalsbasis
voor de toeristen op weg naar het Angkorcomplex.
Enerzijds lag het in de armste provincie
van Cambodja, anderzijds maakte men van het sterk toenemend toerisme
gebruik als economische hefboom met aandacht voor de ontwikkeling van
de laaggeschoolde
bevolking.
In
dit verband zette men projecten op rond traditionele kunstambachten zoals hout-en
steen sculpting, geschilderde panelen vaak met specifieke materialen zoals eierschalen
en het vervaardigen van gekleurde stoffen al dan niet in zijde.
Vermits
“bargaining” de gewoonte was in Cambodja, voelden toeristen zich verplicht op soms
groteske manier te onderhandelen wat hen een ongemakkelijk gevoel van
uitbuiting bezorgde omdat ze de arbeiders ter plaatse hun “craftwerk” zagen
uitvoeren vermoedelijk tegen een belachelijk loon.
Het Frans koloniaal verleden
kon men terugvinden in
de brede
lommerrijke boulevards en de koloniale bouwstijl die gekoesterd werd
niet alleen voor de bouw van nieuwe hotels maar ook obligaat voor woningen in een aantal wijken van het centrum.
Foley slenterde
de Psar
Chaa binnen, ooit de belangrijkste
markt van de autotochtone gemeenschap en
tegenwoordig in
een hevige concurrentiestrijd verwikkeld
met de vaak
door buitenlanders opgerichte restaurants en boutiques
in de omliggende straten.
Links zag
hij de wat schrale, minder nette eethuisjes
van de "locals", wat uitgelachen door de sjieke restaurants
aan zijn rechterkant met
een prijskaartje
dat buitenlandse
investeerders voor
toeristen hadden
aangepast.
Hij volgde de
richting van
Pub Street
waar de Cambodjaanse ziel
bedolven was
onder westerse
schreeuwerigheid.
Hij wandelde langs de koninklijke tuinen
met aan de andere kant de "Raphels"
als vreemde
synthese tussen
Cambodjaanse grandeur, Frans kolonialisme en
buitenlands geld.
Hij overnachtte
in het Angkor Resort Hotel waar de deuren voor hem werden geopend
door twee Khmer Buddies, hem toegang verschaffend
tot de imposante hal.
Deze gaf via de Lotus bar uit op een groot zwembadmeer dat gevoed werd door een waterval vanuit een imaginaire Khmer Pagode in zuivere Las Vegas stijl.
Deze gaf via de Lotus bar uit op een groot zwembadmeer dat gevoed werd door een waterval vanuit een imaginaire Khmer Pagode in zuivere Las Vegas stijl.
Aflevering 7
De volgende
dag liet Foley zich per tuktuk brengen naar de zijdefarm
van de dame wiens adres hij gekregen had van de “ananas
madame”.
Ze
hield hem voor een toerist en hij werd vergast, aanvankelijk
in het Frans, op de hele ommegang vanaf de vlinder en de rups tot de cocon, het spinnen en zuiveren van de zijde tot het aanbrengen van het dessin, de kleuring en tenslotte het weven.
Haar vader
was diplomaat
geweest en bij de inval van de Rode
Khmers in '75 was ze eerst met de familie een drietal jaar naar Uruguay getrokken en nadien naar Frankrijk waar ze haar huidige man had leren kennen.
Bij
de ondertekening
van het vredesakkoord begin
jaren ’90, was ze als vrijwilligster
gaan werken in de vluchtelingenkampen van
de Cambodjanen
in Thailand.
In 2002
had ze het idee opgevat om een zijdefarm op te richten om zo opleiding
te kunnen geven en werk te verschaffen aan Cambodjaanse meisjes
uit de sterk verpauperde
regio. Op dat moment werkte
ze met 104 arbeidsters.
Ze
had een uitgebreid
netwerk binnen
en buiten Cambodja en ze stond op het punt, zo beweerde ze toch, haar zijdewerk
te exposeren in de Metropolitan in New York.
Foley
begreep waarom
men
hem naar haar gestuurd had en
hij vroeg of ze toevallig iets
vernomen had
over een Vietnamees die
zowat een week geleden in de streek zou zijn aangekomen.
Ze wist
niets van een Vietnamees
maar ze had de dag voordien gehoord dat
er een incident geweest was in de monnikengemeenschap van Angkor Wat.
Er was een gerucht dat in het nieuw gebouwde klooster, vlak naast de wereldberoemde
Vishnu-tempel, een monnik plots gestorven
was doch
achteraf bleek
dit een
misverstand of
een verzinsel.
Enkele
uren later voerde de tuktukman hem naar het majestueuze domein van Angkor
Thom en zette hem af aan de westelijke poort waarvan
de oprijlaan geschraagd was, links door de goden, rechts door de demonen.
De
tuktukdriver vertelde
hem de sage dat
goden en demonen de
handen in elkaar hadden geslagen om het eeuwig leven te verwerven.
Samen maakten ze gebruik van de slang, Naga, om, met als pivot de berg, te roeren in de oersmog
totdat deze zou worden omgezet in melk. Vanuit deze melk kon dan het heilig water bereid worden
dat aanleiding gaf tot eeuwig leven.
Foley
vond het vreemd dat het goede en het kwade
mekaar altijd bekampten
maar toch mekaar nodig schenen
te hebben en dan
nog wel specifiek om de dood
te trotseren.
Zou
het kunnen dat Kurtz'
motieven inderdaad
edel
en onbaatzuchtig
waren van de ene kant terwijl een sterke verbittering en wraakzucht evenzeer hem
opjoegen om hetzelfde doel
te bereiken?
Misschien had Kurtz wel oprechte liefde
getoond voor het jong Amerikaans
meisje
maar tegelijkertijd
haar misbruikt
binnen
een context
waarvan hij
wist dat een relatie onmogelijk was.
Waarschijnlijk had hij eerlijk geprobeerd
om een nieuw leven op te
bouwen met zijn Vietnamese
vrouw maar toch
had hij haar van bij het eerste moment “bedrogen” omdat hij nooit van zijn liefde voor de Amerikaanse losgekomen was.
Misschien had
hij met
grote moed en liefde voor zijn volk de Vietcong bestreden samen met zijn Amerikaanse
bondgenoot maar had dit wel de wreedheden kunnen
rechtvaardigen waarvan
hijzelf getuige
was geweest
of die hij zelf had
uitgevoerd?
Misschien was
zijn opleiding
voor
verpleger
en zijn vrijwilligerswerk in
Liberia wel
te zien
als zijn ultieme intentie
om alles
goed te maken wat in zijn leven was misgelopen of was het daarentegen een
vlucht uit zijn uitzichtloze
verbitterde leven
om als een soort van neokoloniaal
arme zwarten
in Liberia te gaan helpen?
Foley laveerde tussen goden en demonen
door de westelijke poort van de grote Khmerstad en na ongeveer één kilometer
weken de tropische gigabomen voor de Bayon met zijn 54 majestueuze torens en
216 geheimzinnige stenen beelden.
Hij voelde zich doorpriemd van de mystieke
blikken van Boeddha die hem aankeken met amandelvormige ogen (meditatieblik), dan weer ogen
half open en ogen
half
dicht wat het verschil tussen deze laatste twee ook mocht zijn.
De bas reliëfs in de galerijen van de Bayontempel toonden
strijdtaferelen van de oorlog tussen het oude Khmerrijk
en het koninkrijk Champa.
Daarnaast waren er heel wat sculpturen
over dagelijkse dingen zoals een partij schaak of de verzorging van een zieke.
In het Baphuon, een piramidevormige
Hindoetempel die de berg Meru symboliseerde,
voelde Foley zich bespied door een reusachtig liggende Boeddha die zich in de
achtersteven van de heiligdom, gecamoufleerd had opgesteld.
Gelukkig had Foley in Phnom Penh ook
beelden gezien van de lachende dikbuikige “Happy Boeddha”, een epicuristische
reïncarnatie “uitgevonden” om al dat gemediteer niet te veel au sérieux te
nemen.
De
toegangspoorten
van het Bapuon
waren versierd
met elegante
bas-reliëfs
met taferelen uit de Mahabharata :
Twee neven speelden
schaak en de oudste vergokte zo zijn koninkrijk en
zijn vrouw aan de jongste.
De oudste moest zich met zijn vijf broers terugtrekken in
de jungle gedurende 14 jaar vooraleer hij de macht weer kon overnemen.
Wanneer ze na 14 jaar terugkwamen en de macht opeisten, was de jongere kozijn niet meer akkoord en
er kwam een oorlog tussen de twee neven waarbij de jongste verloor en al zijn broers werden
vermoord. De oudste en zijn vijf broers vonden de macht die ze heroverd hadden, niet meer belangrijk en trokken zich terug voor meditatie in de jungle en belandden zo later in de hemel.
Misschien
had Kurtz dit verhaal in mind toen hij na zijn terugkeer
uit Vietnam
en zijn opleiding tot verpleger zich
als vrijwilliger
had aangemeld
om Ebolapatiënten
te gaan verzorgen
in Liberia.
Misschien was hij
zelf besmet
geraakt en wou hij in het aanschijn van de dood zich volledig van het wereldse onthechten om
het Boeddhistische
nirwana te bereiken.
Maar
Kurtz moet toch geweten hebben dat zijn verborgen reis
naar Zuidoost
Azië het risico inhield
van een transplantatie van
het Ebolavirus naar Zuidoost
Azië.
In
die optiek leek het
eerder op een wraakactie
van een man die alles al meegemaakt, alles had
verloren ook
en die als gevolg van zijn meest humanitair
initiatief, uiteindelijk
toch zou sterven.
Binnen de oude stad Angkor Thom wandelde Foley langs het Olifantenterras door naar het Terras van de Leprakoning.
Dit was
een begraafplaats
met een zigzag gangsysteem op weg naar de onderwereld,
dat
dienst
deed als crematorium.
Bovenop stond
een Boeddhabeeld
met afgestompte vingers, dat bekend stond als de leprakoning
omdat men dacht dat het verwees naar koning
Jayavarman VII
die aan lepra zou gestorven zijn maar in feite was
het een representatie van Yama, de God van de Onderwereld.
Ebola was niet ver weg…
Het tempelcomplex Ta Prohm (voorouder
van Brahma)
was gelegen net buiten Angkor Thom en riep bij Foley reminiscenties op aan
kanker en mooie vrouwen.
Op
zijn hoogtepunt huisvestte het een gemeenschap van
meer dan 3000 dorpen en het werd onderhouden
door 80.000
werknemers onder
wie 18 hogepriesters en
meer dan 600 tempeldansers.
In
de voorbije eeuwen was het verkankerd geraakt door losgeslagen
boomwortels die
het complex
hadden ontwricht.
Ook al
leken deze wortels de tempel als een meerkoppige slang te wurgen en hadden ze de stabiliteit van het gebouw helemaal
ondermijnd, toch konden ze niet worden weggenomen
zonder de
tempel helemaal te
laten instorten.
Enkel met
fijne dissectie
en ondersteunende
architectuur zou
men het complex kunnen
restaureren zoiets
als een debulkingoperatie bij een ovariumcarcinoom, dacht de dokter
bij zichzelf.
Toen toeristen samenhokten bij een
wurgvijg, begreep hij dat de mooie vrouw in zijn limbisch systeem (zone van de hersenen verantwoordelijk voor emoties), Lara Croft heette.
Zij had als westerse absara, stoere mannelijkheid met vrouwelijke charme op het witte doek geplakt in de film Tomb Raider.
Zij had als westerse absara, stoere mannelijkheid met vrouwelijke charme op het witte doek geplakt in de film Tomb Raider.
Nog meer sensualiteit was op te
snuiven in de Zaal van de Dansers in Preah Khan waar apsara's (goddelijke nimfen of hemeldanseressen) het hoofd gekroond
met goddelijke
torens,
mannen in de zevende hemel voerden.
In Siem Reap had Foley de dag voordien
reeds genoten van de Cambodjaanse Folie Bergère; weliswaar met minder monokini
dan op de bas-reliefs.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten