"Sale” was het woord dat in zijn Broca belandde tijdens de taxirit die hem van de vlieghaven Amilcar Cabral naar
het toeristisch
stadje Santa Maria bracht.
In het woordenboek van de toerist
stonden de Kaapverdische
eilanden op dezelfde bladzijde
als de Canarische eilanden, de Griekse eilanden, de Malediven en Hawaï.
Misschien
verwachtte hij
een knappe hostess, een zwarte limousine, grote
lanen, omzoomd
met een rij van hoogstammige palmbomen
in een stad, verdronken
in groene siertuinen en een tropisch gekleurd bloemboeket.
Buiten de
stad zouden wegen slingeren langs woeste bergketens, schilderachtige
valleien met
een parelsnoer
van wijngaarden,
samengepakt rond
pittoreske dorpskernen.
De luchthaven
van Sal was sober Afrikaans, de grote baan nog net geasfalteerd
met daarrond een slecht schilderij van zwarte, grijze en bruine vlekken hier en daar slordig opgefrist met een groenvette bodembedekker of een verloren struik of
boom.
De hemel was op dat moment grijsdicht en de sterke noordenwind had de heraut kunnen zijn van een dreigend onweer moest Arthur niet geweten hebben dat het zeker in deze tijd bijna nooit regent in Sal.
De hemel was op dat moment grijsdicht en de sterke noordenwind had de heraut kunnen zijn van een dreigend onweer moest Arthur niet geweten hebben dat het zeker in deze tijd bijna nooit regent in Sal.
Reeds
de volgende
dag zou hij zijn mening moeten herzien toen de zon het eiland in de Atlantische oceaan
bedwelmde in
een tropisch
lichtfestijn
en vooral toen hij na 20 jaar surfabstinentie de strakke noordoostenwind
kon vangen in zijn zeil en zoals in zijn jonge jaren over het water zweefde.
Nog net niet
zoals de wereldkampioen kitesurfing
die aan de zuidoostelijke beach
samen met zijn Adonisclubje de ijlblauwe lucht versierde met
een felkleurig parachutetapijt.
Van de
plaatselijke bevolking
en ook toeristen hoorde hij later
verhalen over het
cultureel erfgoed
van Sao Vincenze
met Mindelo, de tweede
stad van Kaapverdië, als
een pleisterplaats
voor de Kaapverdische intelligentsia, tevens de
geboorteplaats van Cesaria Evora en de
"place to be" voor carnaval.
Verder zou Sao Vicente dof bruin en weinig aantrekkelijk
zijn in tegenstelling
tot Santa Antao
dat hikers aantrok om zijn gekartelde bergenpieken en diepe ribeiras (rivierbeddingen) te komen
bestappen.
Deze Kaapverdische
kampioen van
de regen liet voor de
meeste van bijna 50.000 inwoners behoorlijk
wat landbouw
toe.
Sao Nicolau was weinig bezocht
ondanks de aanwezigheid van
zijn beroemde
prehistorisch uitziende
drakenbroodboom.
Het was hier dat de Portugezen in de 15e eeuw hun eerste koloniale nederzetting buiten
Europa stichtten. De hoofdstad Praia kende een
stadsleven met
een Portugees-Afrikaans sausje.
Boavista
was net als Sal een trekpleister
voor toerisme
maar nog niet zo ontwikkeld als Sal waardoor de bezoeker de eindeloze witte zandstranden nog
grotendeels op
zijn eentje kon belopen.
Nog prematuurder
was de toeristische infrastructuur
op het eiland Maia wat anderzijds voorlopig
nog een bescherming bood
voor de fragiele ecosystemen
die de zeeschildpad beschermen
tegen uitroeiing.
Op het kleine eiland Brava raakte
je alleen met een veerverbinding vanuit
Fogo of Santiago. Je vond er geen hotels van enige omvang, geen uitgestrekte
zandstranden of
georganiseerde watersport
wat je het gevoel gaf te vertoeven op het eindpunt van de wereld tenzij je een rechte lijn trok naar het westen om na meer dan 5000 km uit te komen op het eiland
Martinique in het
Caribisch gebied.
Nochtans was
Arthur
Anderssen Montrond niet
naar de Kaapverdische
Eilanden gekomen als
toerist om zich te amuseren en te surfen.
Hij was
naar Sal gestuurd door
de Joint International Assembly
Against Terrorism (Jihaat) met een bijzondere
opdracht.
Twee weken
voordien, op
25 december 2015 om precies te zijn, was er een vernietigende
vulkaanuitbarsting geweest op het eiland Fogo.
De Pico de Fogo, met
zijn 2829 meter, de hoogste top van
het eiland, had zijn muil opengesperd
en een vuurzee gebraakt
die de kraterdorpjes Portela en Bangaeira helemaal van de kaart geveegd had.
Een aantal inwoners had men nog net kunnen evacueren naar het dorpje Achada Furna, waar naar aanleiding van de vorige uitbarsting huisjes waren gebouwd door een Duitse Ngo.
Een groot
deel van de dorpelingen, vooral landbouwers, waren echter in de vuurzee verpulverd
gezien de seismografische metingen
slechts een
half uur op
voorhand de
nakende vuurgulp hadden
gedetecteerd.
Dit laatste
was uitzonderlijk en creëerde ook voor de toekomst een blijvende onzekerheid en
angst voor allen ter wereld die woonden in de buurt van een actieve vulkaan.
Een week
later, toen de reddingsdiensten nog volop bezig waren om de lichamen te bergen, werd de natuurramp in een mysterieus youtube-filmpje opgeëist
door ene Satan Bin Kieseritzky.
Het enige
beeld was een witgrijs dampsilhouet wervelend
tussen de lavarotsen van de oude
krater Cha das Caldeiras.
Een stem
stelde zich
voor als de duivel die zich erover
bekloeg dat
hij zijn betekenis was verloren in de voortschrijdende
secularisatie van
de wereld en hij zo, bij gebrek aan een God, geen vijand meer had om tegen te vechten.
Daarom,
zo zei hij, was het noodzakelijk geweest
om God opnieuw uit te
vinden en dan wel in zijn radicaalste en
meest compromisloze vorm : dwingend, dogmatisch, vrouwonvriendelijk en meedogenloos strijdend
tegen al wie niet tot deze fanatisch-religieuze
utopie wilde
behoren.
De uitbarsting
van de Fogo was de aankondiging
van het einde der tijden waar democratie, kapitalisme, vrije meningsuiting, mensenrechten,
solidariteit,
kunst en wetenschap als
drogredenen werden
opgevoerd om
zich te verliezen in geldgewin, eerzucht, zinledig vermaak
zoals sport
en muziek en losbandigheid.
Satan
daagde de wereldleiders uit om met hem een schaakpartij te
spelen en een witte speler aan te duiden die het zou opnemen
tegen hem, de zwarte duivel.
Als de
witte schaker won, zou Satan zich terugtrekken
in het binnenste der aarde, maar als zwart de
overwinning behaalde, zou de wereld zich onderwerpen
aan zijn nieuwe utopie van de fanatiek religieuze
samenleving.
In ijltempo had men het Kaapverdische eiland
Fogo met oorlogsbodems volledig
omsingeld en
alle dorpen en wegen bezet met militaire patrouilles.
Door intensieve
uitwisseling tussen
de internationale
geheime diensten, had men een shortlist
opgemaakt van
mogelijke schaakspelers
waarbij niet
alleen het
schaakpalmares
op zich maar ook de intrinsieke
psychologische,
sensitieve en
communicatieve eigenschappen
van de kandidaat werden
afgewogen.
Zijn voorgeschiedenis
en zijn ingeschatte maturiteit
en creativiteit
werden beschouwd
als kritische
succesfactoren om deze eigenschappen
te beoordelen.
Uiteindelijk werd gekozen voor Arthur Anderssen Montrond, niet toevallig
een Fransman
met de slachtpartij In
Parijs op vrijdag 13 november 2015 nog vers in het geheugen.
Arthur was een betachterkleinzoon van
de illustere Fransman François
Louis Armand
Montrond ofwel graaf de Montrond.
Hij bleef
"plakken"
in Fogo waar hij
Franse wijnranken
importeerde en
zo de bescheiden Kaapverdische
wijnindustrie in
het leven riep.
"Cha"
noemde het plaatselijk druivendistillaat en
als het fris werd opgediend, smaakte je nog nauwelijks het tikkeltje retsina
dat de vertrouwde
gulle mond van een chardonnay of sauvignon op afstand hield.
Arthur had
medicijnen gestudeerd
in Parijs en had zich opgewerkt als gerenommeerd
oncoloog in het
Institut Gustave Roussy in Villejuif doch zijn
briljante wetenschappelijke
carrière was gesneuveld in een politiek conflict met de ziekenhuisdirectie.
Hij had
een eigen bedrijf opgericht
voor de software ontwikkeling
van een elektronisch patiëntendossier en hij
was erin geslaagd om het product niet alleen in Frankrijk maar ook in Spanje, Portugal, België
en Zwitserland
op de markt te brengen.
Enkele jaren
geleden, toen hij 55 werd, had hij de leiding van het bedrijf overgedragen en
hij was nog
actief als adviseur en stille maar vooral rijke aandeelhouder.
Recent
had hij een nieuw
bedrijfje opgestart
om zijn
EPD-expertise ook
uit te dragen naar Afrikaanse ziekenhuizen
en hij had in die
optiek net een paar contacten gelegd
in Kaapverdië
toen de Jihaat hem verzocht de handschoen tegen
de duivel op te nemen.
Hij was
immers ook een begenadigd
schaker die
als jeugdspeler
heel wat internationale tornooien
gewonnen had doch uiteindelijk
was dit niet combineerbaar
gebleken met
zijn geneeskundestudies.
Hij was maar al te blij geweest dat hij van dat autistisch
genius-wereldje wat
afstand had
kunnen nemen.
Toch had hij al die jaren de internationale
schaakwereld blijven
volgen en bleef hij actief als "veteraan" in plaatselijke tornooien.
Arthur Anderssen Montrond was Frans en een beetje Duits en had via zijn
betovergrootvader heel wat Kaapverdische neefjes
en nichtjes.
Hij
was christelijk
opgevoed maar
ook niet
hyperkatholiek, hij had ondernemersbloed
maar in zijn
laatste project
werd hij bewogen door
een meer internationaal
solidariteitsgevoel.
Naast het schaken
had hij een passie voor sport, wijn en goede muziek, gaande
van pop en jazz tot het klassieke repertoire.
Vermits
het eiland
Fogo door een internationale
troepenmacht onder
UN-vlag als
een burcht was afgesloten, was het eiland Sal
met zijn uitgebreide hotelinfrastructuur de
plaats geworden
waar de internationale diplomatie
en pers de gebeurtenissen
op de voet volgden.
Nog
voor zijn vertrek naar de Kaapverdische eilanden, had Montrond geopend met e2-e4.
Zijn zet werd geëvoceerd op een groot schaakbord aan de pier in Santa Maria en via internet de wereld ingestuurd.
Kieseritzky repliceerde in een mail aan
president Obama met pion e7-e5 en met het uitzetten van pion f2-f4 en later de
Loper f1-c4 werd er gekozen voor het lopergambiet als opening.
Begin maart had Montrond zich geïnstalleerd in
hotel Morabeza,
vlakbij het
centrum van
het stadje Santa Maria, waar je na het oversteken
van de zwembadzone van
je kamer rechtstreeks de
zee kon binnenwandelen.
Elke
morgen deed
Arthur dit traject maar dan in jogging
style waarbij
hij niet de
zee inliep
maar de hele
strandlijn volgde
vanaf zijn
hotel tot
aan de zuidwestelijke punt van het eiland, Ponta Sino met het witte afgebladderde vuurtorentje en vandaar helemaal langs de quasi verlaten
stranden tot
voorbij de Rio hotels in Ponta Preta.
Daar dronk
hij een tas koffie in het houten café restaurant met
het kite surf festival
als panorama.
Daarna
haalde hij
zijn loopschoenen uit zijn rugzak, vervolgde zijn weg langs de brede boulevards, aangestaard door de luxehotels terug
naar zijn “morabeza”
wat zoveel betekent als gastvrij, open,
ongedwongen en
relaxed.
Bij
momenten als
deze kon hij even met deze status connecteren
doch telkens
de duivel een nieuwe zet had doorgestuurd naar
één of andere
president,
kromp zijn maag ineen door de verpletterende verantwoordelijkheid
die op zijn schouders
rustte.
Surfen,
joggen en zwemmen hielden
hem in
"good shape" en dat was op zijn beurt een hefboom om niet in paniek te raken en gefocust te
blijven op de schaakpartij
van de eeuw.
Hij volgde
ook actief
de Franse voetbalcompetitie,
de Champions
League en de wereldkampioenschappen
atletiek indoor in
Portland, voor sommigen een laatste testcase voor de Olympische
Spelen in Brazilië.
Tijdens
zijn ontbijt
op 17 maart werd
aan president Poetin de volgende zet van zwart gemaild, met
name een aanval
op de witte loper b5
door pion c7-c6, gevolgd door een tegenaanval van wit op het zwarte paard.
Dezelfde avond
werd het bericht de wereld ingestuurd
dat de Jamaicaanse topspurter Usain Bolt was vermist.
Eén dag later,
op het moment dat de duivelse zet
pion c3-b4 de witte loper elimineerde, werd er via YouTube een filmpje verspreid
met de
terechtstelling van de zesvoudige Olympische
kampioen.
In
de hele sportwereld brak
paniek uit : topatleten
werden met
body guards ingepakt
en alle grote sportmanifestaties
werden op
hold gezet.
Ook
in Kaapverdië reageerde men geschokt
omdat hun legendarische morabeza was verkracht door een duivels vernuft
dat tussen hun bergen, woestijnen en palmbomen dit soort aanslagen
beraamde.
In
een tijd waar etnieën en religies steeds onverdraagzamer tegen
elkaar opkwamen,
waren zij er in de voorbije eeuwen nochtans in
geslaagd om de breuklijn tussen zwarte slaven en blanke
kolonialen in
een soort genetische catchupa (Kaapverdische
stoofpot) door elkaar te mengen.
Ze
hadden een eigen Kaapverdische
Creoolse cultuur
ontwikkeld met een
eigen taal als een mix van Afrikaanse en Portugese elementen.
De Kaapverdische
eilanden waren
halverwege de 15e eeuw ontdekt door de Portugezen en fungeerden vooral als tussenstation voor
Portugese en Spaanse schepen die de wereldzeeën begonnen
te bevaren.
Vanuit West-Afrika
werden op het einde van de 16e eeuw, slaven in grote getale aangevoerd
vanuit West-Afrika
die vooral werden tewerkgesteld
in de landbouw en de katoenpluk en ook massaal werden doorgevoerd en verkocht in Brazilië en het Caribisch gebied.
Tot diep
in de 19e eeuw was Kaapverdië de speelbal van rivaliteiten
en oorlogen tussen Spanje, Portugal en Frankrijk.
In 1876
werd de slavernij afgeschaft
maar economisch
gezien was Kaapverdië nog nauwelijks interessant
voor Portugal
en het werd een verbanningsoord voor
veroordeelde misdadigers
en politieke
dissidenten.
Dit
leidde in de eerste helft van de 20e eeuw tot massale emigraties vooral naar de Verenigde Staten of
naar andere
Portugese kolonies
bijvoorbeeld de
plantages op
Sao Tomé en Principe.
De
Tweede Wereldoorlog ging gelukkig aan hen voorbij en net als in de andere Afrikaanse
kolonies, ontstond onder
leiding van Amilcar Cabral een onafhankelijkheidsbeweging voor Guinée en Kaapverdië.
Aanvankelijk probeerde deze
groepering met
vreedzame middelen
haar doel na te streven doch
na gewelddadige onderdrukking door Portugal,
werd vanaf 1963 een gewapende guerrillastrijd
opgezet.
Enkele maanden
nadat Cabral in Conakry was vermoord, werd onder
leiding van zijn halfbroer
Louis in september 1973 de
onafhankelijkheid uitgeroepen.
Na
een staatsgreep
in Guinée-Bissau in 1980, gingen de Kaapverdische
eilanden hun eigen
weg en slaagden erin als een van de weinige Afrikaanse
landen een democratie op te zetten met een meerpartijenstelsel.
De eilanden
waren omwille
van de droogte en de onvruchtbaarheid ooit
omschreven waren
als die van “ongelukkige
kale rotsen die
als een doornenkroon op
de Atlantische
oceaan drijft” maar ze
waren er in geslaagd om in de loop van de laatste
jaren op te klimmen tot wat de Verenigde Naties noemden
een “middeninkomensland”,
sterk afhankelijk van toerisme.
In de wereld waar terrorisme en
etnische conflicten
zich als een kanker hadden gemetastaseerd, leek Kaapverdië tot
voor kort een gastvrije
en ongedwongen plaats
op de wereldbol.
Aan
deze morabeza
scheen nu een eind te zijn gekomen terwijl
de toeristische aantrekkingskracht van de eilanden een vernietigende slag was
toegebracht.
Anderssen Montrond begreep
dat hij had
gefaald en
hij wou het
liefst zo
ver mogelijk de
zee in surfen
totdat hij het land uit zicht verloor
en eeuwig kon blijven dobberen in” the middle of nowhere”.
Hij begreep
dat Satan Bin
Kieseritzky over
uitzonderlijke talenten
beschikte en
hij besefte
dat hij tegen zo'n speler met een loper achterstand voor
een quasi onmogelijke opdracht
stond.
Om
zijn depressie
te verdrijven, huurde hij een buggy waarin hij als een gek de reuzezandbak van
Sal rondraasde.
Hij passeerde
het vissersdorpje
Palmyra en nam
een duik in
het rotskommetje
nabij Buracona waar
het oude vulkaangesteente een natuurlijk zwembad had aangelegd,
beschut tegen
het wilde zeeschuim
dat tegen de rotsen ernaast te pletter sloeg.
Zo probeerde
hij zijn geest te beschermen tegen
het geweld van zijn zwarte tegenstander.
Even dacht hij een strategie te hebben gevonden maar het bleek een fata morgana in een inspiratieloze woestijn.
Even dacht hij een strategie te hebben gevonden maar het bleek een fata morgana in een inspiratieloze woestijn.
Ten
oosten van de hoofdstad
Espargos, vlakbij
Pedra De Lume, bezocht
hij de rijkste zoutpannen
van het eiland en een pekelmeer opgeborgen in een oude vulkaankrater.
Deze
waren reeds
opgemerkt door
Portugese zeevaarders
die het eiland voor het eerst ontdekten in 1460 maar het wekte nauwelijks hun
belangstelling.
Er werden
wat geiten losgelaten die
zich konden
voortplanten en als
voedsel konden
dienen voor
passerende schepen.
Begin
19e eeuw echter besloot
de Kaapverdiaanse
zakenman Manuel
Antonio Martinez
de zoutpannen
te ontwikkelen
en te exporteren.
Sal (de naam van het eiland betekent "zout") werd een zoutproducent van
betekenis en
het bevolkingsaantal
steeg daardoor
naar meer dan 1000 tot rond 1900 toen de zouthandel in mekaar stortte en veel bewoners weer wegtrokken.
Het
was de Italiaanse dictator
Benito Mussolini
die in de jaren ‘30 van Portugal het recht
opkocht om een luchthaven
aan te leggen op Sal waar vliegtuigen op
weg van en naar Zuid-Amerika een tankstop konden maken.
Na de oorlog kwam het vliegveld in Portugese handen, er kwamen tevens olie-opslagtanks
op het eiland en bij Palmeira werd een visverwerkingsfabriek
gebouwd.
In de loop van de laatste 10 jaar rezen hotels en restaurants
als paddenstoelen
uit de grond en tegenwoordig wonen
er ongeveer
26.000 mensen
op Sal waarvan slechts
20% van het eiland afkomstig
is.
Arthur
begreep dat
plotse successen
zoals de zoutwinning konden
geïnitieerd worden
door één man met visie en durf doch evenzeer afhankelijk
waren van omstandigheden en
evoluties in
de omgeving
of op wereldvlak.
Hij dacht
aan de Arabische Golfstaten die zwommen in het oliegeld en dit moment als het
ware wilden consolideren
in de bouw van de hoogste toren ter wereld, nu de Burj Khalifa in Dubai, straks misschien de
Kingdom Tower in Jeddah in Saoedi-Arabië met een hoogte van meer dan één
kilometer.
Misschien
hadden ze geïnvesteerd in
de torens van de prestigieuze Rui
hotels waarvan
de achterzijde
deel uitmaakte
van zijn
ochtendlijk jogging parcours.
Of waren
de luxeresorts van de zuid- en de westkust eerder
een injectie
van Amerikaans
kapitaal waarbij
er per definitie meer
geld uit het eiland werd teruggetrokken
dan ingepompt
en waar er
voor de plaatselijke
bevolking enkel
kruimels van
tafel vielen
zoals een baantje als kelner, kok, poetsvrouw of tuinman.
De
lemon sharks in
de Haaibaai
zwommen een
paar tientallen
meters voor
hem uit doch men had hem verzekerd dat ze niet bloeddorstig waren
en dat zij niet zouden aanvallen.
Dat laatste
kon ook niet gezegd worden van de torenbouwers
en de miljoeneninvesteerders terwijl er over de eerste eigenschap
wel wat discussie had kunnen
ontstaan, in metafore
zin uiteraard.
Zijn eigen professionele
carrière indachtig, moest nochtans ook respect
worden getoond
voor mensen
die hoe dan ook initiatief namen met een zeker risico.
Ze investeerden geld, know how en heel veel werk om kleine stukjes
nieuwe wereld
te scheppen, in dit geval met fun voor de toeristen, werk voor de locals, samengeklutst in
een “chilling”
atmosfeer.
Arthur
kwam langzamerhand
tot het inzicht dat
je de duivel
niet kon verslaan door de opbouw van een extreme defensie.
Hij moest
iets proberen
om zich uit deze hachelijke situatie
te redden en besloot om resoluut te kiezen voor de aanval.
Toen
Kieseritzky één van zijn beide torens attaqueerde, gaf Montrond aan Jihaat de waarschuwing
dat nieuwe aanslagen zouden
volgen waarop
alle financiële
centra en hoogbouw boven de 300 meter, werden bewaakt
en sommige verzegeld.
Het
was op de ochtend van Witte Donderdag 24 maart dat een vliegtuig boven Chicago de Trump Tower invloog en enkele uren later een ander toestel de
Burj Khalifa crashte
ter de hoogte
van de luxe-vertrekken
van de sjeik.
De verslagenheid bij
de geallieerden
van Jihaat was gigantisch. Ze hadden alle
skyscrapers van de
wereld vergrendeld
doch het was niet mogelijk geweest
om ook in de lucht op al die plaatsen gevechtstoestellen
in aanslag te houden om een "nine eleven" te voorkomen.
Twee
uur later werd aan president
Obama en sjeik Rashid Al Maktoum een e-mail gestuurd met
Montrond in kopij die
luidde: "Heel jullie imperialistisch, kapitalistisch en
megalomaan systeem
heb ik naar de knoppen geschoten
en jullie konden er alleen maar naar kijken. Het is niets minder of meer dan een straf voor jullie goddeloosheid, hebzucht en ziekelijke hoogmoed."
De
duivel toonde
hen de zes laatste zetten van de schaakpartij en ook hoe Arthur
Andersen niets had ondernomen om zijn beide torens te beschermen.
Op
het pleintje
voor het gemeentehuis van
San Felipe in mijn Fogo, staat een kiosk met een houten tafel.
Het
vertrouwen van
de grote internationale coalitie
Jihaat tegenover Anderssen Montrond was nu
volledig weggeblazen.
De
grootmeesters van
de hele wereld werden
in allerijl naar
de Kaapverdische
eilanden gevlogen doch toen ze vrijdagavond
laat arriveerden
op Sal, was Montrond
al naar Fogo vertrokken.
Geschokt
en ontredderd
was Arthur zich donderdagavond
gaan bezatten
in de bars van de Rua 1 di
Junho in Santa Maria, niet zozeer
omdat hij twijfelde aan zichzelf maar
wel omwille
van de massieve verwijten
en wantrouwen
die de hele wereld in zijn nek had gedraaid.
In de late namiddag had hij zich al opgewarmd bij een party op een catamaran in Sal en elk glas grogue dat hij sindsdien naar
binnen had gekapt, instilleerde in hem
een toenemende
verslaving aan
Kaapverdische muziek
met het
dansgeweld dat
er onlosmakelijk
mee verbonden
was.
Rond
middernacht,
net toen hij naar zijn hotel wou terugkeren, werd hij overspoeld
door sodade (weemoed) uit de mond van een wat corpulente Kaapverdische
madame van middelbare leeftijd
die het hele café in extase zong.
Tot
diep in de nacht liet hij zich door de Kaapverdische
betoveren en
toen hij op Goede
Vrijdag veel te
laat weer wakker werd, begreep hij op
wie Satan Kieseritzky zijn
zinnen had gezet.
Nochtans vertikte
hij het om de Jihaat op de hoogte te brengen uit vrees dat zij in de hele wereld alle concerten zouden
afgelasten
en alles wat met muziek te maken had in de doofpot zouden
stoppen.
Hij
begreep dat
ze de duivel in zijn kaart hadden gespeeld
in een poging om alle mogelijke
targets te controleren of
te elimineren en
zo stap voor stap het hele bedrijfseconomische,
culturele en
amusementsleven plat
te leggen.
Het
was de Kaapverdische morna
als variant
van de Portugese fado en de
Argentijnse tango
die hem terug uit zijn dronken vlucht hadden doen ontwaken.
Het
waren de gitaar, de piano en de saxofoon en de stem van de Kaapverdische
grande dame die
de tragiek van
het leven en het harde bestaan
op een handvol barre droge eilanden
in de oceaan bezongen.
Hij begreep
dat ontbering, lijden en kwaad onvermijdelijk waren
maar dat de enige strategie er in
bestond zich
niet door angst te laten verlammen
maar door te gaan, door te slikken en uit te gaan van je eigen kracht,
je eigen droom op de
tonen van onsterfelijke muziek.
Hij zette Kieseritzky schaak met zijn paard en was in alle stilte, vrijdag
na 15u, met het
vliegtuig vertrokken
naar Fogo voor het finaliseren van
de onsterfelijke
partij.
Op
Paaszaterdag werden in een ijltempo
nog twee zetten uitgewisseld
waarbij Arthur Andersson zich helemaal niet scheen te bekommeren om de ravage die door zwart was aangericht
doch rustig
scheen verder
te bouwen aan een plan en zwart opnieuw schaak zette met zijn dame op f6, echter binnen het aanvalsbereik van het zwarte paard op g8.
Het was in de vroege ochtend van
Pasen op 27 maart 2015 dat
Arthur Anderson Montrond onbeweeglijk had
plaats gevat
naast de houten tafel in de kiosk op het plein voor het stadhuis van Sao Felipe.
Uit het
niets kwam een zwarte gedaante, zijn
hoofd omwikkeld in een tulband en met op zijn borst een groot houten kruis, de trappen van de kiosk opgestapt.
Hij droeg
een doos aan een koord, zette deze op de tafel, ging zitten tegenover
het schaakbord
en grijnsde
zijn tegenstander
triomfantelijk en
verachtend in
de ogen.
Deze
laatste opende
de doos en toonde Arthur het
afgehakte hoofd
van de zangeres die hem vrijdagnacht
de morna van Kaapverdië
had toegezongen.
Met zijn
paard op g8
sloeg Kieseritzky
de witte dame van het bord waarop Andersen zijn loper doorschoof
naar e7 en tonatieloos
declareerde:
schaakmat.
Door
een hevige windstoot rolde
de kartonnen
doos van de tafel op de schoot van de duivel die omviel en een kreunend geluid
voortbracht dat
halfweg bleef
steken in zijn keel.
Dit keer
was het niet de vulkaan maar de hemel zelf die zijn sluizen opengooide en
donder en bliksem in een zondvloed naar beneden gooide waarin Satan Bin Kieseritzky
werd opgelost.
En
een stem weerklonk vanuit
het hemelgewelf : “Dit is Cesaria Evora, mijn welbeminde diva, die ik koester en van wie de muziek onsterfelijk is.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten