Ik heb
gezworven en
nog wel in tijden dat er geen vliegtuigen
waren en dat
een lange
bootreis een
risicovolle onderneming
was.
In het begin van de jaren 1630 was ik
in dienst bij de West-Indische Compagnie.
Ik voerde het bevel over de zogenaamde
ABC-eilanden : Aruba,
Bonaire en Curaçao en in 1645 werd ik
gouverneur van Nieuw Amsterdam dat de Engelsen mij in 1664 afpakten om er New
York van te maken.
Ik heb gezworven, meneer, ook al was
het met een houten been.
Hij stond
samen met zijn wijfje op een hoog staketsel rond te turen over de Rottige Meente,
een natuurreservaat ten zuiden van Heerenveen.
Misschien had
zijn blik de kei al gecapteerd, was hij er naar
toe gevlogen, had
hij er met zijn lange steltpoten reeds opgestaan.
“Ik
weet alles van keien meneer", zei de ooievaar: “ik ken de hele keientaxonomie van
Europa tot
in Afrika.
Kikkers proberen zich achter zo’n
harde bolle steen te verstoppen maar mijn snavel is keischerp om hen er van
tussen te frutselen en op te peuzelen, meneer.
Rond
1980 was ik bijna uitgeroeid in deze contreien maar dank zij een intensief fokprogramma,
zijn we weer aan het broeden geslagen in Noord-Nederland.
Onze grootouders overwinterden in
Zuid-Afrika maar tegenwoordig vliegen we via Spanje naar West-Afrika als het
hier te koud wordt.
Jouw
zwerfkei is
een grap. Keien blijven liggen
waar ze zijn. Enkels vogels zwerven de wereld rond."
De
eenzame fietser
doolde verder
tussen de kanalen, de meren en het veen en ook de schapen die hij tegen kwam, mekkerden hem een beetje uit.
In
Ossenzijl moest hij
wachten voor
de brug die in erectie
was geplaatst
om een kudde plezierjachten
door te laten.
In de
post-orgastische fase
waren het de
boten die moesten wachten
en hij maakte van de gelegenheid gebruik om enkele schippers
te vragen waar de zwerfkei zich bevond.
Sommigen
hadden er al van
gehoord en
dachten dat
het een meteoriet was die ooit in Friesland
was binnen getuimeld.
Anderen
meenden dat
hij aangespoeld
was samen met de Noormannen toen
die in de
negende en tiende eeuw Friesland molesteerden.
“Wij
zijn de zwervers van het Noorden, meneer", zegden ze in koor. "Wij kennen onze weg langs de meren en de kanalen en het grote IJsselmeer.
En
als de winter het water in onze kanalen
verstijft, trekken we onze schaatsen aan voor
de Elfstedentocht,
het grootste
sportevenement van
het universum.
Keien dienen alleen om onze oevers te
versterken. En daar moeten ze blijven liggen, stil en onbeweeglijk.”
"Waarom ga je op zoek naar
keien? Die liggen toch in massa's in rivieren en de zee. Kijk naar ons gesteente, hoe mooi en elegant we zijn
gebouwd.
Kijk naar
ons Friese dakjes, vierkant, driehoekig of trapezoïd zoiets
als een elegante hoed voor karaktervolle stulpjes
neergeplant in
immer keurige
tuintjes van
Friese makelij.
Wij zijn
de stenen trots van Noord-Nederland, wij zijn de passie, de trooster en de veilige thuishaven
van de
Fries.
“100 jaar”, lachte Huize Oranjewoud
even verderop : “Ik ben gebouwd op de fundamenten van een oud lustslot dat in
1805 werd afgebroken.
Vroeger waren mijn bewoners afkomstig
van een tak van de Oranjedynastie, later de familie De Blocq van Scheltinga en
tegenwoordig is Friesland Bank mijn baas.
Ik ben niet alleen onverwoestbaar in
de tijd, ik ben ook mooi en rijk.
Mijn gesteente is van een ander
niveau, begrijpt u?”
De raaptepper van Katlijk keek
nauwelijks op toen de fietser hem vroeg naar de zwerfkei.
“Keien kan je niet oogsten en niet
opeten”, klonk het nors “mijn koolrapen zwerven tot in de magen van de mensen“
Net als Stuyvesant was hij versteend
en onbeweeglijk.
De molen langs het Tjongerpad had met
de hevige wind schoffelend met zijn wieken moeten slaan maar hij was “buiten
dienst gesteld” en zijn wieken waren vastgeklonken aan zijn ronde lijf.
“Ik ben oud en duurzaam maar op rust
gesteld”, klonk het enigszins triest :
“Grote betonnen molenparken in open
veld en in de zee hebben mijn plaats ingenomen om elektriciteit te maken.
Nu ik niet meer kan wieken, sta ik me
hier dood te vervelen in dit eeuwig monotoon landschap.
Zouden er geen zwerfmolens bestaan,
meneer?”
Het
veen sompte
zachtjes over
en weer. "Uit de overlevering werd
ons verteld
dat er ooit
keien werden
aangespoeld.
Het
was toen erg koud geloof ik. Ze zouden van heel ver gekomen zijn, misschien omdat
ze hoopten dat het hier beter was.
Ook al
zouden ze hier honderden
of duizenden jaren geleden zijn aangespoeld, het blijven vreemdelingen en
liefst van al zouden wij willen
dat ze terug worden gedeponeerd op
de plaats waar ze vertrokken zijn.
Maar als
je ze absoluut wilt zien: ik meen dat er een paar samen zijn
geklit in de
buurt van Oranjewoud terwijl
de grootste
licht te nietsnutten in Rottum.”
"En", vroeg
de eenzame fietser: "Ben jij de zwerfkei? Niemand die gelooft dat je ook maar 10 mm kan bewegen."
"Niet bewegen
", klonk
het verontwaardigd :"Ik kom van Uppsala
in Zweden, weet je. Zo'n 200.000
jaar geleden
tijdens de ijstijd werd
ik meegesleurd op
een gletsjer
en samen met mijn familie kwam ik tot stilstand
tussen de Friese meren.
Maar op het einde van de19de eeuw
heeft een schipper driekwart van mijn lijf met dynamiet weggehaald en verkocht
om te gebruiken bij de zeewering in Lemmer.
Nu ben ik 4.7m/3.1m/2m groot en 44 ton
dik en zoals u ziet: ik ben kei-oud, meneer, en ik heb een keilange tocht gemaakt
en weet je, ook al ben ik hier niet overal bekend en zeker niet gegeerd, ik moet zeggen: ik heb het hier
keigoed naar mijn
zin.
Weet je, ik
zou nog eens
op reis willen gaan naar
Frankrijk, Spanje, Portugal, Italië of Griekenland.
Misschien komt
er nog eens een ijstijd aan of misschien het omgekeerde
want als de
aarde verder opwarmt
zal Friesland
overstromen en zo word ik misschien meegesleurd
langs België
en de grote Franse rivieren naar het zuiden :
mijn Tour de France, meneer!
Keispannend en keiver!”
"Misschien wel"
antwoordde de zwerfkei serieus : "Maar eentje met een zwaar gewicht die
niet voortdurend
van koers verandert.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten