maandag 27 juli 2015

Een zwerfkei in Friesland

"Ik ben op zoek naar de zwerfkei.", zei de eenzame fietser tegen Peter Stuyvesant in Wolvega.
"Maar meneer toch, een kei kan niet zwerven. Een kei blijft liggen waar hij ligt.
Ik heb gezworven en nog wel in tijden dat er geen vliegtuigen waren en dat een lange bootreis een risicovolle onderneming was.



In het begin van de jaren 1630 was ik in dienst bij de West-Indische Compagnie.
Ik voerde het bevel over de zogenaamde ABC-eilanden : Aruba, Bonaire en Curaçao en in 1645 werd ik gouverneur van Nieuw Amsterdam dat de Engelsen mij in 1664 afpakten om er New York van te maken.
Ik heb gezworven, meneer, ook al was het met een houten been.
ik heb Nederland groot gemaakt, keigroot, meneer" waarmee hij de fietser subtiel uitlachte.

Misschien kon de ooievaar hem iets vertellen.
Hij stond samen met zijn wijfje op een hoog staketsel rond te turen over de Rottige Meente, een natuurreservaat ten zuiden van Heerenveen.



Misschien had zijn blik de kei al gecapteerd, was hij er naar toe gevlogen, had hij er met zijn lange steltpoten reeds opgestaan.
“Ik weet alles van keien meneer", zei de ooievaar: “ik ken de hele keientaxonomie van Europa tot in Afrika.
Kikkers proberen zich achter zo’n harde bolle steen te verstoppen maar mijn snavel is keischerp om hen er van tussen te frutselen en op te peuzelen, meneer.
Rond 1980 was ik bijna uitgeroeid in deze contreien maar dank zij een intensief fokprogramma, zijn we weer aan het broeden geslagen in Noord-Nederland.
Onze grootouders overwinterden in Zuid-Afrika maar tegenwoordig vliegen we via Spanje naar West-Afrika als het hier te koud wordt.
Jouw zwerfkei is een grap. Keien blijven liggen waar ze zijn. Enkels vogels zwerven de wereld rond."

De eenzame fietser doolde verder tussen de kanalen, de meren en het veen en ook de schapen die hij tegen kwam, mekkerden hem een beetje uit.



In Ossenzijl moest hij wachten voor de brug die in erectie was geplaatst om een kudde plezierjachten door te laten.




In de post-orgastische fase waren het de boten die moesten wachten en hij maakte van de gelegenheid gebruik om enkele schippers te vragen waar de zwerfkei zich bevond.



Sommigen hadden er al van gehoord en dachten dat het een meteoriet was die ooit in Friesland was binnen getuimeld.
Anderen meenden dat hij aangespoeld was samen met de Noormannen toen die in de negende en tiende eeuw Friesland molesteerden.
“Wij zijn de zwervers van het Noorden, meneer", zegden ze in koor. "Wij kennen onze weg langs de meren en de kanalen en het grote IJsselmeer.
En als de winter het water in onze kanalen verstijft, trekken we onze schaatsen aan voor de Elfstedentocht, het grootste sportevenement van het universum.
Keien dienen alleen om onze oevers te versterken. En daar moeten ze blijven liggen, stil en onbeweeglijk.”

De fietser vervolgde zijn tocht noordwaarts via Heerenveen naar  Akkrum, Terherne en Oudehaske.


Hij stopte in de dorpen en vroeg de huizen waar hij de zwerfkei kon vinden.
Zijn vraag sloeg hen met verstomming.
"Waarom ga je op zoek naar keien? Die liggen toch in massa's in rivieren en de zee. Kijk naar ons gesteente, hoe mooi en elegant we zijn gebouwd.
Kijk naar ons Friese dakjes, vierkant, driehoekig of trapezoïd zoiets als een elegante hoed voor karaktervolle stulpjes neergeplant in immer keurige tuintjes van Friese makelij.





Wij zijn de stenen trots van Noord-Nederland, wij zijn de passie, de trooster en de veilige thuishaven van de Fries.
Nee meneer, wij zwerven niet, wij zijn van steen en daarom onverwoestbaar, duurzaam en stabiel.
Zo heeft men ons gemaakt en zo zullen wij blijven als het moet voor meer dan 100 jaar."

“100 jaar”, lachte Huize Oranjewoud even verderop : “Ik ben gebouwd op de fundamenten van een oud lustslot dat in 1805 werd afgebroken.
Bewonder mijn neoclassicistische zuilenportiek met mijn drie deuren en vier Ionische zuiltjes.



Vroeger waren mijn bewoners afkomstig van een tak van de Oranjedynastie, later de familie De Blocq van Scheltinga en tegenwoordig is Friesland Bank mijn baas.
Ik ben niet alleen onverwoestbaar in de tijd, ik ben ook mooi en rijk.
Mijn gesteente is van een ander niveau, begrijpt u?”

De raaptepper van Katlijk keek nauwelijks op toen de fietser hem vroeg naar de zwerfkei.
“Keien kan je niet oogsten en niet opeten”, klonk het nors “mijn koolrapen zwerven tot in de magen van de mensen“



Net als Stuyvesant was hij versteend en onbeweeglijk.

De molen langs het Tjongerpad had met de hevige wind schoffelend met zijn wieken moeten slaan maar hij was “buiten dienst gesteld” en zijn wieken waren vastgeklonken aan zijn ronde lijf.



“Ik ben oud en duurzaam maar op rust gesteld”, klonk het enigszins triest :
“Grote betonnen molenparken in open veld en in de zee hebben mijn plaats ingenomen om elektriciteit te maken.
Nu ik niet meer kan wieken, sta ik me hier dood te vervelen in dit eeuwig monotoon landschap.
Zouden er geen zwerfmolens bestaan, meneer?”

De fietser richtte zich tot het veen.



"Kunnen jullie mij vertellen of er zwerfkeien bestaan en waar ze dan wel te vinden zijn?"
Het veen sompte zachtjes over en weer. "Uit de overlevering werd ons verteld dat er ooit keien werden aangespoeld.
Het was toen erg koud geloof ik. Ze zouden van heel ver gekomen zijn, misschien omdat ze hoopten dat het hier beter was.
Maar heel erg zijn we nooit op ze gesteld geweest.
Echte Friezen zijn het niet, zelfs geen Nederlanders.
Grote keien horen hier niet thuis meneer. Ze passen niet in het landschap.
Ook al zouden ze hier honderden of duizenden jaren geleden zijn aangespoeld, het blijven vreemdelingen en liefst van al zouden wij willen dat ze terug worden gedeponeerd op de plaats waar ze vertrokken zijn.
Maar als je ze absoluut wilt zien: ik meen dat er een paar samen zijn geklit in de buurt van Oranjewoud terwijl de grootste licht te nietsnutten in Rottum.”

"En", vroeg de eenzame fietser: "Ben jij de zwerfkei? Niemand die gelooft dat je ook maar 10 mm kan bewegen."



"Niet bewegen ", klonk het verontwaardigd :"Ik kom van Uppsala in Zweden, weet je. Zo'n 200.000 jaar geleden tijdens de ijstijd werd ik meegesleurd op een gletsjer en samen met mijn familie kwam ik tot stilstand tussen de Friese meren.



Oorspronkelijk was ik 6,25 m lang, 3,5 m breed en 4m dik.
Maar op het einde van de19de eeuw heeft een schipper driekwart van mijn lijf met dynamiet weggehaald en verkocht om te gebruiken bij de zeewering in Lemmer.
Nu ben ik 4.7m/3.1m/2m groot en 44 ton dik en zoals u ziet: ik ben kei-oud, meneer, en ik heb een keilange tocht gemaakt en weet je, ook al ben ik hier niet overal bekend en zeker niet gegeerd, ik moet zeggen: ik heb het hier keigoed naar mijn zin.
Een paar 1000 jaar rust doet deugd, meneer, hoewel ik moet bekennen : ik heb nog één grote droom!
Weet je, ik zou nog eens op reis willen gaan naar Frankrijk, Spanje, Portugal, Italië of Griekenland.
Misschien komt er nog eens een ijstijd aan of misschien het omgekeerde want als de aarde verder opwarmt zal Friesland overstromen en zo word ik misschien meegesleurd langs België en de grote Franse rivieren naar het zuiden : mijn Tour de France, meneer!
Keispannend en keiver!”

“Jij bent een euro-kei", lachte de eenzame fietser.
"Misschien wel" antwoordde de zwerfkei serieus : "Maar eentje met een zwaar gewicht die niet voortdurend van koers verandert.

Een kei die besef heeft van de tijd, nodig om de dingen te laten verschuiven en de tijd nodig om de dingen te laten zijn zoals ze zijn.”



Geen opmerkingen:

Een reactie posten