“Jawel”, antwoordde de Kemmelberg :"je zit op mijn zacht glooiende,
gladde onderkant
en als je goed kijkt zie je voor je hoog in de lucht mijn groene haardos als een muts bovenop mijn dik uitgewaaierd lijf. Daar moet je zijn!”
“Zit ik aan jou oostkant of westkant? Ik ben toch niet bezig aan je zuidkant want daar liggen geen kasseien en daarom noemen sommigen hem de vrouwenkant.”
“Kijk”, antwoordde Kemmel :”steek de straat over en ga direct naar links dan zie je mijn kinderkopjes al
blinken.”
“Omdat die
vormen me doen denken aan de zandzakjes die in
de Groote Oorlog bovenop de loopgraven werden gedeponeerd.
Ik heb
de soldaten zien roepen, schieten en lopen in de “tranches” tot hun knieën in het vuil, verkleumd tot in hun navelbuik.
Turend over
de vlakte van de Westhoek kon ik tussen de kapotgeschoten
modder enkel de lijnen ontwaren
van zandzakjes
die verraadden
dat er
mensen waren.
Daarom, beste vriend, heb ik mijn bovenlijf bedekt met “cobblestones”.“
Daarom, beste vriend, heb ik mijn bovenlijf bedekt met “cobblestones”.“
Vooraan werd
de ketting naar het kleinste kamwiel geschakeld terwijl ze achteraan om de 100 m naar een groter tandwieltje werd geduwd.
“Wat
dacht je?”, antwoordde
Kemmel
:”omdat ik zo groot
ben, noemden ze mij een strategisch punt en tijdens het voorjaarsoffensief
van 1918 hebben de Duitsers mij onder hun commando geplaatst. Uiteindelijk
werd ik op 5
september heroverd
door de geallieerde troepen
met hulp van de Amerikanen.
Wat jij
nu langzaam
begint te voelen, beste vriend, is nog geen honderdste fractie
van wat ik tijdens die dagen het afgezien.”
“Het valt
nog mee hoor” klonk
het wat provocatief, “ik
ben vrij snel naar mijn kleinste versnelling gegaan
omdat ik mijn krachten een beetje wil
sparen want ze zeggen
dat het ergste nog moet komen.”
Hij vermoedde
daarboven een
gladde schedel
en hij probeerde het ideale tempo te vinden, traag genoeg om niet meteen dood te vallen maar ook rap genoeg om op “les
pavés” overeind te blijven.
Weken had hij alle weggetjes en bultjes van zijn streek overfietst, hij had geprobeerd om er wat kilootjes tussenuit te knijpen en tijdens de hele rit op weg naar de Kemmel had hij nog geen pedaalslag te veel gegeven.
Weken had hij alle weggetjes en bultjes van zijn streek overfietst, hij had geprobeerd om er wat kilootjes tussenuit te knijpen en tijdens de hele rit op weg naar de Kemmel had hij nog geen pedaalslag te veel gegeven.
Met kleine
verzetje had
hij in de
boter gereden tot aan de voet van de Kemmelberg om elk vezeltje kracht te sparen voor de grote ontploffing op
het laatste
stuk van de klim. Uren had hij immers de profielen bekeken
en tot in deze laatste meters
probeerde hij
elk stukje kassei te matchen met het hellend streepje op zijn Ipad.
“Viel
nog mee”, klonk het wat verwaand
toen hij het wit lijntje overschreed
dat Kemmel hoog op zijn voorhoofd
had geschilderd.
Het stoorde
hem mateloos
dat de fietser bovenop
zijn top niet in zwijm was neergevallen en
bijna fluitend
tussen zijn
groene haarlokken
stond te lachen.
“Kom maar
eens langs hier, vriendje”, zei Kemmel, “en volg dit
asfaltbaantje
naar beneden
en daarna rechts tot je aankomt aan de voet van de laatste kassei van mijn westkant. Streel
daar mijn kinderkopjes nog
eens met je lichte tred en
boven zullen we dan nog een klapke doen.”
De fietser
dook naar beneden langs de zuidkant en tijdens de eerste meters van de westkassei voelde hij zich Tom Boonen in een groots nummer tijdens Gent Wevelgem.
De laatste
150 m zakte hij door.
Het was alsof zijn benen plots vervangen waren door loden obussen, zijn adem klonk als het gegier van artillerie en fluitende kogels en zijn gezicht had plots veel weg van een soldaat die uitgeput en doelloos zijn weg baande tussen de lijken en het geplof.
Het was alsof zijn benen plots vervangen waren door loden obussen, zijn adem klonk als het gegier van artillerie en fluitende kogels en zijn gezicht had plots veel weg van een soldaat die uitgeput en doelloos zijn weg baande tussen de lijken en het geplof.
Uitgeput zeeg hij neer aan de voet van de Engel, een
gedenkzuil in 1932 opgericht
ter nagedachtenis
van de Franse soldaten
die sneuvelden
in de Eerste Wereldoorlog.
“Heb je
nu iets begrepen van wie ik ben”, vroeg Kemmel :”begrijp je waarom ik mijn kasseienkleed zo steil aangespannen
heb? Kun je nu een beetje voelen, al is het maar een
100.000ste,
van wat zich hier een eeuw geleden heeft afgespeeld?”
De fietser zuchtte en vervolgde
zijn weg naar de Menenpoort in Ieper.
The Last Post…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten