donderdag 23 november 2017

Puigdemont in Cuba deel 1

Hij was een stuk ouder en veel minder knap dan Che.
Qua intelligentie moest hij voorzeker niet onderdoen voor de Argentijn en men kon er van uitgaan dat hij veel meer politieke ervaring had hoewel hij daar op dat ogenblik niets voor kon kopen.
Maar vooral op het vlak van moed, lef en grinta leek hij door de Cubaanse vrijheidsstrijder volledig overklast.


Maar was het Che Guevara die als tijdloos icoon van de revolutie hem naar Cuba had gedreven? Of wilde hij in de leer gaan bij de Castro's en het levenswerk bestuderen van Fidel die 547 keer aan een aanslag was ontsnapt, of was het de Spaanse dichter José Martí die hem met de verzen van Guantanamera had geïnspireerd : “yo soy un hombre sincero”.
Of was hij gewoon nieuwsgierig hoe in Havana en omstreken de beste sigaren ter wereld werden gemaakt?

Hij had er één gesmoord toen zijn coalitiepartners in de Catalaanse regering hem hadden teruggefloten omdat hij een deal wou maken met de Spaanse premier Rajoy met als doel het organiseren van nieuwe verkiezingen.
Zo kwam het dat Charles Puigdemont wat stuntelig de onafhankelijkheid van Catalonië had uitgeroepen wat in Barcelona was gevierd zoals in Vlaanderen de overwinning van Michel Pollentier op Alpe d’Huez in 1978 terwijl onze gele truidrager al wist dat men zijn peer aan ’t stoven was.

Rajoy liet hem een tweede sigaar smoren, een hele dikke deze keer, door hem af te zetten als minister-president, artikel 155 te mobiliseren en de macht in Catalonië over te nemen.
Het werd zo heet in zijn mond en onder zijn voeten dat hij het hazenpad koos om samen met een aantal van zijn ministers zogezegd een diplomatieke missie te ondernemen naar Brussel als hoofdstad van Europa.
De baas van Catalonië liet zijn nieuwe republiek overgeleverd aan de Spaanse Armada, zag de rest van zijn ministers opgesloten in een Madrileense gevangenis en doolde als een opgejaagde schim rond in de Brusselse contreien, enkel nog beschermd door stoere verklaringen van zijn advocaat en publieke schouderklopjes van zijn vrienden van de NVA.
Toen er een Europees aanhoudingsbevel voor hem was uitgevaardigd, schoof de Belgische politiek de hete patat door naar Justitie die hem de sigaar van de uitlevering aan Madrid in zijn mond duwde.


Cuba leek vooral een geschikt toevluchtsoord omdat ze historisch enige ervaring hadden gehad met de Spaanse repressie die in 1903, weliswaar met steun van de Amerikanen, de Cubaanse onafhankelijkheid had moeten erkennen.
Omwille van de decennialange haatcampagne van de Verenigde Staten tegen hun communistische buur was ook het diplomatiek netwerk van Cuba met Europa niet zo sterk ontwikkeld.
Moest één of andere Cubaan ooit zo vierkant zijn gedacht hebben gezegd als Puigdemont dat deed in Spanje, was hij al lang vakkundig geëlimineerd maar voor revolutionaire buitenlanders die het aan de stok hadden met hun Westerse democratische bazen, zou er in Cuba wel een veilig en comfortabel plaatske te vinden zijn…

Het regende pijpestelen toen hij de Plaza de la Revolución overstak op weg naar de Palazzo de la Revolución waar hij Raúl Castro en de Cubaanse topministers politiek asiel ging vragen.




Vanop de voorgevel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken scheen Che Guevara hem een verachtelijke blik toe te werpen.



“Tot de overwinning altijd!”
Hij schreeuwde zijn mantra over het plein met een overtuiging die enkel voor doden is voorbehouden.
“Wij hebben toch allebei hetzelfde doel, kameraad Che” verdedigde Puigdemont zich bij zichzelf: “Had Che’s grote voorbeeld, José Martí, toch ook niet het grootste deel van zijn leven in het buitenland doorgebracht om uiteindelijk in zijn Cuba de aftrap te geven van de onafhankelijkheidsstrijd.”

“Hoho, stop maar beste vriend”, scheen Martí hem van de andere kant van het  plein te waarschuwen: 



“Toen ik in 1863 op 15-jarige leeftijd betrokken was bij de oprichting van de antikoloniale krant La Patria Libra werd ik in Havana van landverraad beschuldigd en veroordeeld tot dwangarbeid in een steengroeve.
Ik liep voor de rest van mijn dagen schade op aan mijn ogen, ik had een hernia en littekens van de boeien om mijn enkels.
Zes maanden later werd ik naar Spanje verbannen, later trok ik naar Frankrijk, Engeland, Mexico, Guatemala en ging in het geheim terug naar Cuba waar ik werd verbannen naar Spanje om uiteindelijk in de Verenigde Staten en later in Venezuela terecht te komen.
In Amerika kon ik vrij ademen, dacht ik, maar al spoedig zag ik in dat de Verenigde Staten de grootste bedreiging waren voor een echt onafhankelijk Cuba. Ik heb in het monster geleefd en ik ken zijn ingewanden: mijn wapen is Davids Slinger.
Ik was niet in voortdurend overleg met mijn advocaat, meneer Puigdemont, maar in 1892 richtte ik de Cubaanse revolutionaire partij op en ik verstuurde plannen voor onafhankelijkheid naar generaal Antonio Macao, ingepakt in een Cubaanse sigaar. Ik was de heraut van mijn vrienden Che en Fidel en samen met mijn medestander Máximo Gómez ging ik in het geheim aan land op de zuidoostkust van Cuba waar ik een troepenmacht oprichtte met enkele honderden aanhangers.
Op 19 mei 1895 trok ik bij Dos Ríos ten strijde maar werd vrijwel direct doodgeschoten.”

“Hij is een martelaar, meneer Puigdemont”, riep Che Guevara hem toe vanuit de overkant: “Hij is de held en het grote voorbeeld voor alle Cubanen, zowel voor ons als voor de schijterds die naar Miami zijn vertrokken.
Hij was een dichter, een oprecht mens, un hombre sincero.



Jouw plaats is in een Madrileense kerker, meneer de president, of stervend op de Ramblas met de Catalaanse vlag boven je hoofd.
Jouw revolutie is een lachertje, jouw wereldreis de vlucht van een bange wezel die schrik heeft om zijn verantwoordelijkheid te nemen en offers te brengen voor een echte revolutie.
En wat dat betekent zal ik je vertellen in mijn mausoleum als je eens passeert in Santa Clara.”

Puigdemont werd bleek en kreeg het gevoel alsof hij zou stikken.
Deze sigaar had hij niet verwacht.
De verontwaardiging om de brutale ongenuanceerde uitspraken van de twee vrijheidshelden woog niet op tegen het schaamtegevoel dat ze bij hem hadden geëvoceerd.
“Gelukkig zijn ze dood” stelde hij zichzelf gerust: “met hen moet ik niet onderhandelen, ik moet Raúl Castro over de brug zien te krijgen.”

Maar meteen kwam de volgende sigaar : hij kreeg geen officiële audiëntie bij de Cubaanse presiden : “Mijnheer Pudgemont is een Spaans burger met dezelfde rechten en plichten als alle andere toeristen.”
Vooral de woorden “mijnheer, Spaans en toeristen” waren als een verstikkende rookpluim in zijn keel blijven hangen.
De Catalaanse ex-minister-president mocht 2 witte en een roos formulier invullen en kon dan desgewenst met een maximum van 200 tekens zijn vraag aan de Cubaanse regering formuleren.
Misschien had de grote Fidel Castro meer begrip voor hem gehad maar die was enkele jaren geleden overleden en had nergens in het land een beeltenis nagelaten om wat te chatten.

Puigdemont liet zich in een roze cabrio het oude Havana binnenrijden.




De opgelapte oldtimers uit de jaren 50 waren het enig overgebleven icoon van de Amerikaanse periode dat zijn neus mocht laten zien in het Cubaanse karnaval.
Was van moetens natuurlijk : een groot aantal Cubanen had sinds het Amerikaans (oil- en car)embargo met veel moeite het bestaande wagenpark weten te bewaren ook al was het Pudgemont niet duidelijk hoe ze al die jaren de wisselstukkenbusiness hadden opgezet.
En geef toe : de Russische Ladatjes die hier en daar het straatbeeld verstoorden waren een remedie tegen de liefde vergeleken met de Amerikaanse playboy-cars.



De Catalaanse president was nog nooit in Havana geweest.
Het Capitolio was in de jaren twintig van de vorige eeuw opgetrokken als presidentieel paleis als een kopie van het Capitool in Washington.



Voor de revolutie was het de zetel van het Nationaal Congres en momenteel was het geparkeerd als de Cubaanse Academie van Wetenschappen.
Midden het nabij gelegen Parque Central stond zijn vriend Martí hem op te wachten.


“En meneer Puigdemont, ben je goed ontvangen bij de hoogste autoriteiten van dit land?”
“Lach me niet uit”, siste Puigdemont : “Je weet best dat ik een pion geworden ben in een internationaal schaakspel.”
“Tja, vriend Puigdemont, dat zijn de risico’s van het vak. Kiezen is verliezen en meestal, als je de geschiedenis bekijkt, alles kwijtspelen, zelfs zijn leven maar dat lijkt bij jou nog net niet aan de orde.
Maakt je ook zwak hoor, want op die manier word je afgeschilderd als een bangerik die wegloopt naar het einde van de wereld om zijn hachje te redden.”
“Niet mijn bedoeling”, repliceerde Puigdemont (hoewel hij meer overtuigend klonk dan hij zich voelde): “Jij hebt toch ook heel de wereld rondgereisd om steun te zoeken voor de Cubaanse zaak. En jij hebt overal standbeelden gekregen; zelfs Fidel heeft erop gestaan om naast jou te worden begraven.”



“Nadat ze me kreupel en half blind hadden gemaakt” repliceerde Martí : “Leiderschap is martelaarschap; misschien word ik gerespecteerd omdat ik me niet alleen heb afgezet tegen de Spaanse koloniale overheersers maar ook tegen die crazy Americans die dat Cubaanse volkje gewoon van de Spanjaarden wilden overnemen.
Als een naïeveling hebben ze me afgemaakt bij de eerste militaire interventie onder mijn leiding maar misschien is net dat de reden voor mijn populariteit.”
“Of je gedichten? Een volk houdt van poëzie, vrouwen in het bijzonder en het volk houdt van zijn vrouwen” concludeerde Puigdemont.



“We spreken verder in Cienfugos in het midden van mijn parkje vlak voor het Teatro Tomas Terry, meneer de president, als de wereld je aan het vergeten is…”

Even later trakteerde hij zich op geroosterde kreeft met een glas Sauvignon uitmondend in een crêpe Suzette in Café del Oriente op de Plaza de San Francisco.



Hoewel hij niet diepgelovig was, klampte hij zich vast aan de katholieke Spaanse traditie en ging enkele straten verder bidden in de Catedral de la Habana op de gelijknamige plaza.



Hij trakteerde zich dit keer op een echte sigaar en een Havana rum on the rocks in la Bodeguita del Medio waar Hemingway één van de stamgasten was.



Deze bar, annex restaurant, begon in 1942 als kruidenierswinkel en het verhaal gaat dat dichters en schrijvers hier hun proeven corrigeerden die ze bij een drukkerij in de buurt hadden opgehaald.
De kruidenier bood hen een drankje aan en later ook een lunch en gaandeweg kwamen er steeds meer tafeltjes bij tot het etablissement was uitgegroeid tot een ontmoetingspunt van plaatselijke bohemiens en schrijvers.



Het café stikte van de toeristen en de enige bohemien was Puigdemont zelf, beetje bij beetje uitgerafeld bij elke slok rum.

De Catalaanse maestro waggelde langs het kanaal De Entrada in de richting van het Castillo de San Salvador de la Punta met uitzicht op de kastelen El Morro en de Fortaleza de San Carlos de la Cabaña aan de overkant.
Dit laatste was het hoofdkwartier geweest van Che Guevara waar hij in het eerste jaar van de revolutie de beulen van Batista had geëxecuteerd.
The dark side of prins Guevara evoceerde zich in een grimmig wolkenballet dat de zon onder de aarde duwde.




Met een cocotaxi liet hij zich afvoeren naar het Hotel Nacional van Havana dat in de jaren twintig was gebouwd op een rots met uitzicht op de Malecón.





In de bar hingen foto’s van sterren die hier in de glorietijd van het hotel hadden verbleven zoals Errol Flynn, Frank Sinatra, Ava Gardner, Clark Gable, Robert Plant of meer recentelijk sterren zoals Naomi Campbell.



Het was gebouwd geweest met Amerikaans maffiageld en had zich tijdens de “American Supervision” ontpopt tot een gat van corruptie en decadente sfeer.






Vanaf de drooglegging in de VS tussen 1920 en 1933 waren duizenden Amerikanen in Florida op de boot gestapt om zich onder te dompelen in drank, seks en gokken in het decor van de zon, tropische standen en opzwepende salsa.
In 1924 was populist Gerardo Machado tot president gekozen.
De beurscrash in 1929 en daarmee samenhangend de daling van de suikerprijs, leidden tot staking en demonstraties en Machado nam het vliegtuig naar Miami met 5 revolvers en evenveel tassen ongemunt goud.
In deze chaos zette een jonge sergeant van het leger, een mulat van eenvoudige afkomst, Fulgentio Batista, een revolte van lagere officieren op touw en binnen de kortste keren werd hij generaal en de machtigste man van Cuba.
hij verzilverde zijn positie  in de presidentsverkiezingen van 1940 die hij 4 jaar later weer verloor.
In 1952 pleegde hij dan maar een staatsgreep, het begin van een uiterst repressieve dictatuur.
In 1938 had Batista de maffiabaas Meyer Lansky naar Cuba gehaald om de leiding te nemen van 2 malafide casino’s en een renbaan.
Na zijn “terugkeer”, stelde Batista de godfather aan als zijn persoonlijke adviseur met als bijzondere opdracht de gokindustrie te hervormen en orde op zaken te stellen in Havana.
De twee verdeelden de winsten onder elkaar en lieten gemartelde lijken ophangen aan de straatlantaarns om elk verzet te ontmoedigen.
Maar het contract tussen het decadent vertier en de dakloze Cubanen die in uitgebrande autowrakken sliepen, werd te groot.
Toen Castro als jong advocaat door gekonkel van Batista uit het parlement was gehouden, kwam hij tot de constatatie dat alleen een gewapende revolutie de dictatuur kon omverwerpen.



In de hoop een massale opstand te ontketenen, voerde Castro met 128 kameraden op 26 juli 1953 een aanval uit op de Moncada kazerne in Santiago.
Terwijl de karnavalsmuziek op de achtergrond weerklonk, werden ze kansloos verslagen. Zes rebellen werden onmiddellijk gedood, 55 door de politie vermoord en Castro kon met enkele overlevenden ontsnappen en verschanste zich in de Sierra Maestra waar hij kort nadien werd opgepakt.
Hij belandde “gelukkig” in een politiecel omdat de dienstdoend officier een sympathisant was.
Castro trad op als zijn eigen advocaat en hield een pleidooi van 5 uur waarvan de tekst de erbarmelijke omstandigheden van het Cubaans volk aan de kaak stelde en de dictatuur van Batista met de grond gelijkmaakte.
Beroemd werd zijn epiloog : “Veroordeel me als u wil; de geschiedenis zal me vrijspreken.”

Toen hij na een gevangenschap van 2 jaar op het Isla de la Juventud, vroegtijdig werd vrijgelaten, trok hij in ballingschap naar Mexico waar hij in contact kwam met de jonge Argentijnse arts, Ernesto Che Guevara.
Samen richtten ze de beweging van de 26ste juli op en zochten voor hun onafhankelijkheidsstrijd financiële steun in New York.
In november 1956 zetten Castro, Che en 80 revolutionairen koers naar Cuba kwamen aan land in Playa das Coloradas, ongeveer 160 km van Santiago waar ze in een hinderlaag liepen.



De broers Castro, Che en enkele anderen konden ontsnappen en trokken zich terug in de Sierra Maestro waar ze een rebellenleger oprichten en van daar uit steun zochten bij de verzetsbewegingen in Havana.
De rebellen haalden een reporter van de New York Times clandestien naar hun kamp en verwaaiden zo hun revolutionaire ideeën over heel Cuba en de rest van de wereld.
Het keerpunt kwam in juli 1958 toen een bataljon van Batista zich na een beleg van 10 dagen moest overgeven aan Castro’s troepen.
Fidel rukte op naar Santiago, zijn broer Raúl naar de noordelijke Oriente en Che Guevara naar Santa Clara.
Op 2 januari 1959 claimde Castro vanaf het balkon van het stadhuis van Santiago de overwinning van de revolutie.

Hotel Nacional keek niet zonder heimwee neer op het monument voor de slachtoffers van de ontploffing op de Amerikaanse oorlogsbodem Maine maar voor zijn ogen had Castro de Amerikaanse adelaar van zijn sokkel geslagen om Nacional en zijn volk duidelijk te maken dat de Amerikaanse kolonisatie dood en begraven was.





“Dan nog liever geen standbeeld dan eentje dat onthoofd wordt”, mijmerde Puigdemont bij zichzelf.

Nadat hij was ingecheckt, haastte hij zich naar Cabaret Parisien met tussen de pluimen en salsamuziek, de strakke billen en rockende Cubaanse borsten bedekt met een glimmend tepelpetje.




Maar het waren de tango en de salsa tussen twee cha-cha’s die de dijken braken van zijn onstuitbare melancholie.





Hij zeilde verder naar El Gato Tuerto waar hij samen met een soort Cubaanse hiphop vier daiquiris binnengoot vooraleer op te stappen toen een ongetwijfeld beroemde maar nu al veel te oude Cubaanse diva hem wou veroveren met haar Bésame mucho.



Zonder dat hij het besefte, was Puigdemont al vertrokken op zijn tocht door de onderwereld maar even losgeslagen als het wilde gebeuk van de Caraïbische Zee op de Malecón en niet gegidst of beschermd zoals Vergilius zich had ontfermd over Dante in zijn Divina Comedia.
In de bar van Restaurant 1830 vlakbij de tunnel naar Miramar, had hij zich eerst vergaapt op een clubje Spaanse toeristen die de vezels uit hun lijf convoceerden om elk salsa-akkoord met de nodige toeters en bellen te figureren voor hij zich als een verloren gelopen toerist stond te vergapen op een uitloper van de Caraïbische Zee.
Ze droeg een felrood spannend kleedje tot net boven haar poep waarbij ze om de 5 minuten begon te frutselen aan haar decolleté omdat die blijkbaar niet het panorama illustreerde dat ze haar borsten had toebedacht.
Ze had veel meer de Europese genen dan Afrikaanse en beweerde dat ze Spaanse les gaf aan kleuters van vijf jaar.
Een venter deed Puigdemont een rode roos voor haar kopen en de Catalaan probeerde haar op de dansvloer te krijgen maar ze bleef stom giechelend hangen op enkele tafels van de salsaband en de vijftig vierkante meter dansveld voor het podium.
Regelmatig werd hun gesprek - voor zover je dit stereotiep gekonkel zo kan noemen - onderbroken door een interventie van haar smartphone of verdween ze voor onbepaalde tijd in het toilet.
“Wat denk je van een massage in mijn huis” gooide ze uiteindelijk haar kaarten (en vrouwelijke organen) op tafel.
“Ik heb zoiets nog nooit gedaan” antwoordde Puigdemont
“Dan is het nu de eerste keer”, repliceerde het hoertje onweerstaanbaar.
En hij ging mee.

De volgende ochtend hing hij afwisselend met een of andere lichaamsopening boven het toilet en stukken van zijn hersenen probeerden te ontsnappen uit zijn schedelpan, sommige met succes want vanaf het opstijgen van een vuurrode jurk was er in zijn geheugen niets meer opgeslagen dan in een lege doos. Halfweg de namiddag liet hij zich rondrijden langs de chic-onderkomen etablissementen van de groene voorstad Vedado die min of meer op Miami was geïnspireerd.
Het Hotel Habana Libre werd drie maanden voor Batista’s val geopend als het Havana Hilton en in 1959 gebruikte Fidel één van de verdiepingen als kantoor voor zijn voorlopige regering.



In het café op de begane grond waar hij ’s avonds laat vaak met het keukenpersoneel zat te praten, was ooit een poging op til geweest om hem te vergiftigen. De capsule met cyanide die voor zijn chocolademilkshake was bedoeld, was echter in de vriezer gebroken.

Even verderop stapte Puigdemont uit om via een imposante trap de universiteitscampus te betreden.




Een madonna met een jong gezichtje en het lichaam van een oude vrouw stond hem op te wachten.


Alsof jeugdige nieuwsgierigheid en wijze teaching zich harmonieus versmelten binnen een universitair milieu…



In de jubileumzaal werd zijn aandacht gemonopoliseerd door een schild met de Cubaanse palmboom en vlag en daarboven een sleutel als de verbinding tussen Florida en Cuba.




Even zo ver uiteengedreven waren het Spaanse nationale gezag en Catalonië waar geografisch zelfs geen smalle waterlijn kon worden getrokken om hun beider gebied af te bakenen.
Even hard maar ook even ambivalent was de haat-liefde verhouding tussen zijn volk en dat van de rest van Spanje zoals tussen de Cubanen in Miami en die van het eiland.
Was hij op zoek naar de sleutel om de uiteengeslagen partijen weer te verbinden of was hij vooral op zoek naar de sleutel om zichzelf te bevrijden uit de gevangenis waarin hij langzamerhand werd opgesloten?

Hij liet zich rondrijden in Miramar waar hij enkel halt hield bij de Belgische Ambassade op een idyllische hoek aan de rand van een park.





Hij klopte niet aan omdat hij een zoveelste sigaar wou vermijden.

Vooraleer in te gaan op de reisadviezen van Che Guevara en Martí, huurde hij een Cuban car om op discovery te gaan in Pinar del Rio, de meest westelijke provincie van Cuba



Als hij wist hoe sigaren werden gefabriceerd, kon hij misschien een strategie verzinnen om ze tegen zijn zin te moeten smoren.




“Er zijn vijf soorten tabaksbladeren” vertelde de plaatselijke boer : “De eerste drie zijn voor de binnenkant met name het aroma, de sterkte en de verbranding, de twee andere zijn voor de garnituur van de buitenkant.
Hij krulde en plooide de bladeren, maakte er sneetjes en scheurtjes in, perste ze samen in een soort houten bankvijs om ze tenslotte in te rollen met blad vier en vijf tot een echte traditionele Cubaanse sigaar.






In de fabriek mocht niet worden gefilmd maar de gids vertelde hem dat werknemers een vaste verloning kregen van ongeveer één euro voor een standaardpakket sigaren en een variabele premie voor wat ze daarboven presteerden.
Vreemd dat er in een super socialistisch land als Cuba variabele verloning voor arbeiders was opgezet wat voor Europese vakbondsleiders zou klinken als vloeken in de kerk.
De besten onder de arbeiders maakten 150 sigaren per dag.
De “torcedores” mochten tijdens het werk zoveel sigaren roken als ze wilden en om de tijd te verdrijven las iemand op een podium voor uit een boek of de krant. Romeo en Juliet en Monte Cristo hebben zo hun naam verleend aan de bekendste merken.
Vóór de sigaren de fabriek verlieten rookten Catadores (proevers) willekeurige exemplaren uit de verschillende partijen om ze op kwaliteit te testen.

“Dus een goede sigaar brandt door je lijf”, leerde Puigdemont: “De felheid waarmee men je wil treffen wordt geregeld door het tweede blad - in mijn geval dus de volledige uitschakeling - en het aroma door het derde blad - in mijn geval dus de muffe lucht van de gevangenis.
Uiteraard moet het geheel worden ingepakt in blad vier - de Spaanse grondwet - of blad vijf het gevaar van desintegratie in Europa als er overal secessies en nieuwe staten ontstaan.
Zowel de Spaanse, de Belgische, de Europese als de Cubaanse leiders hadden duidelijk een grote expertise in het vervaardigen van sigaren.

Puigdemont’s Cuban car slalomde zich tussen de mogotes (kalkstenen stompe bergen), de tabaksvelden en de sporadische moestuintjes rondom wat samengeraapte huizen of een toeristisch restaurant dat zo de bio-goeroes kon verleiden.




Ergens tussen de groene mogotes vloekte de Mural de la Prehistoria zich het landschap binnen.



Het was een reusachtige schilderij van prehistorische dieren vervaardigd door een zekere González, leerling van Diego de Rivera, in opdracht van Castro als zinnebeeld van de socialistische mens.
Puigdemont pijnigde zijn hersens om het verband te vinden tussen socialisme en de prehistorie en kwam tot de conclusie dat deze binnen afzienbare tijd wel eens synoniemen zouden kunnen zijn.
Vermoedelijk was dit de zwaarste sigaar die hij het Cuba van de laatste jaren zou kunnen doen smoren, waarbij Puigdemont voor zichzelf wel wou toegeven dat de vernederende behandeling door de Cubaanse apparatchiks enkele dagen voordien het verbrandingsblad hadden geleverd.
Hij nam nog een trekje van zijn Cohiba en blies de giftige rook vanuit zijn roodwitte Chevrolet Cuba binnen.



Een kolonie zwangere palmbomen staarde hem verwijtend aan.



Hij overnachtte opnieuw in hotel Colonial waar hij bericht kreeg dat zijn aanvraag pas een week later door de Cubaanse regering zou worden behandeld
Hij dobberde wat op internet en stelde tot zijn verbazing vast dat de paparazzi ’s, op een verloren gelopen journalist na, hem nog niet hadden gevonden.
Hij herinnerde zich dat Pedro Almodóvar ooit tijdens een illegaans Cubaans feestje was opgepakt en het rode kleedje indachtig, weerstond hij dit keer de verleiding om zich te beroezen in Havana by night.

Hij voelde zich geïntoxiceerd door Havana(s) en hij wilde zo rap mogelijk weg uit dit Cubaanse circus.
“Lost in Havana”, hoorde hij zichzelf mompelen.
Status en job, vrouw en kinderen, land en vrijheid : allemaal lost.
Hadden honderdduizenden Catalanen hem niet toegejuicht toen hij enkele weken geleden de onafhankelijkheid uitriep?
Was hij niet via internet, televisie en kranten de huiskamer binnengewandeld van miljoenen Europeanen, Amerikanen en zelfs daarbuiten?
Puigdemont was een ster, Puigdemont ligt in de goot van Havana…

’s Anderendaags huurde de Catalaan een driver die hem langs de autostrade tussen Matanzas en Zapata naar Cienfuegos bracht.



Hij passeerde de kustlijn van Varadero waar toeristen zich aan de witte stranden twee weken platte rust voorschreven en enkel via de huidskleur en de taal van het hotelpersoneel konden raden dat ze in Cuba waren.

Hij dook met zijn Amerikaanse slee het binnenland binnen zuidwaarts in de richting van de Varkensbaai waar in april 1961 een door de CIA getrainde brigade van 1500 huurlingen was geland in de hoop het regime ten val te brengen.
Fidel Castro had zelf zijn legeruniform aangetrokken en nam plaats achter het kanon met als gevolg dat de Amerikanen binnen de 72 uur uitgeteld waren. Enkele soldaten waren gesneuveld, de rest werd door Castro gevangen genomen en vrijgelaten tegen een losgeld van 50 miljoen dollar bestemd voor medicijnen die Cuba als gevolg van het embargo niet zelf had kunnen inkopen.

Puigdemont kwam Cienfuegos binnen langs de langste boulevard van het land, de statige Paseo del Prado, geflankeerd door fraaie maar relatief sobere koloniale panden.



Tijdens de tweede reis van Colombus in 1494 was deze streek al waargenomen door de Europeanen.
Even waren de Spaanse conquistadores vriendjes geworden met de Taino, de plaatselijke Indianenstam en ze keerden naar Europa terug met tabak, syfilis en verhalen over een wereld die klaar was voor verovering.
Maar toen Diego Velasquez in 1511 in Baracoa aan land ging, bood de plaatselijke hoofdman Hatuey weerstand die voor hem en zijn mannen eindigde in levende verbranding.
Toen men hem vroeg of hij gedoopt wilde worden, vroeg hij of er ook christenen in de hemel waren. De Spanjaarden beaamden dit waarop hij zei liever als heiden te worden verbrand.
Op Cuba werden 7 vestigingen ingeplant die na een kortstondige goudroes, gingen fungeren als tussen halte voor het transport van de schatten uit heel Zuid-Amerika
De Hollandse zeerover Piet Hein keek ernaar, pakte de Spaanse Zilvervloot en werd een wereldhit van het oranjevoetbal.
De Indianen gingen dood aan Europese ziektes, aftakeling van de slavenarbeid of eindigden op de brandstapel zoals in 1682 in Remedios waar volgens een priester 800000 duivels waren binnengevallen.
Ze werden afgelost door zwarte slaven die van uit Afrika werden verscheept.

In 1762 bestormden de Britten de grote forten van Havana en plunderden de stad.
De gouverneur van Havana werd tot zijn schande naar Spanje teruggestuurd maar Luis de Velasco, de commandant van het fort El Moro, werd door de Spaanse vorst postuum in de adelstand verheven.
Zeven maanden later kreeg Spanje zijn geliefde kolonie terug in ruil voor Florida.
Vanaf dat moment tot diep in de 19de eeuw kwam de suikerrietproductie pas echt op kruissnelheid evenals de (zwarte) human resources op de plantages.

De eerste nederzetting op de plaats van het huidige stadje kwam er pas in 1819 toen de Fransman Louis de Clouet, de kolonie Fernandina de Jagua stichtte.
Het jaar erop werd de naam veranderd in Cienfuegos ter ere van de Spaanse gouverneur-generaal van Cuba.
In 1869 kwam een groep Cubaanse nationalisten onder leiding van Juan Diaz de Villegas hier in opstand tegen het Spaanse bewind.

Een jaar voordien had een kleinere planter, Carlos Manuel de Céspedes, zijn slaven vrijgelaten en de onafhankelijkheid van Cuba uitgeroepen.
De zwarte slaven werden gemobiliseerd om mee te vechten tegen de Spaanse overheersers maar toen een zekere Antonio Maceo, bijgenaamd de bronzen Titaan, opgeklommen was tot generaal-majoor nadat hij in 900 veldslagen 25 keer gewond was geraakt, werden de Spaansgezinde blanken bang dat hij president zou worden en ze sloten zich aaneen onder de leuze: “Cuba liever Spaans dan Afrikaans.”
Na 10 jaar werd een vredesakkoord gesloten waarbij slavenkinderen die na 1868 waren geboren, vrij werden gesteld en een beperkt aantal Cubanen mochten zetelen in de Spaanse Cortes maar van autonomie was geen sprake.

In 1895 nam dichter en journalist José Martí het initiatief tot de tweede onafhankelijkheidsoorlog.
Door zijn toedoen waren ideeën over sociale gerechtigheid binnen de beweging gemeengoed geworden.
Het doel was niet slechts een vrij Cuba maar een Cuba zonder de enorme kloof tussen arm en rijk, blank en zwart.
Doch naast Martí werd in 1896 ook de onverwoestbare Antonio Maceo dodelijk getroffen bij een treffen met het Spaanse leger.
Intussen was de belangstelling van de Verenigde Staten voor de gebeurtenissen in hun Caribische achtertuin exponentieel toegenomen.
Bedrijven hadden al ruim 100 miljoen dollar in Cuba geïnvesteerd en krantenmagnaten als William Hearst en Joseph Pulitzer voedden de bevolking met hartverscheurende taferelen over de wreedheid van het Spaanse leger.
Op 15 februari 1898 werd de Amerikaanse oorlogsbodem Maine in de haven van Havana de lucht ingeblazen waarbij 260 mensen omkwamen.
Spanje en Amerika wezen elkaar met de vinger maar achteraf bleek het te gaan om een toevallige ontploffing van de munitie in het ruim.
Binnen de maand verklaarde president McKinley Spanje de oorlog maar het Amerikaanse congres nam een amendement aan om de wereld ervan te overtuigen dat de VS niet van plan waren de Cubaanse soevereiniteit op te eisen.
“Het was een prachtig oorlogje geweest”, zoals een Amerikaans functionaris opmerkte.
De VS stelden een militair bestuur in en na 30 jaar oorlog hadden de Cubanen de éne koloniale heerser ingeruild voor de andere.
In 1901 stemde het Congres in met de terugtrekking van de Amerikaanse troepen op voorwaarde dat Cuba een Amerikaans protectoraat bleef en zich uitdrukkelijk akkoord verklaarde met het Platt-amendement.
Hiermee eigenden de Amerikanen zich het recht toe om zich in de interne Cubaanse zaken te mengen, een marinebasis te vestigen in Bahia Honda en Guantánamo Bay en het vetorecht uit te oefenen over leningen en handelsverdragen die Cuba met derden aanging.

Helemaal op het einde van Paseo del Prado tegen de Malecón in Punta Gorda stond het Palacio del Valle, een wat extravagant paleisje in neo-Moorse stijl.




Daar zag Puigdemont op een televisiescherm de Italianen de boot ingaan tegen Zweden voor de kwalificatie van het WK In Rusland.
“Zou het tiki-taka voetbal van Spanje nog overeind blijven zonder de Catalanen?” kwam het chauvinistisch in hem op.
Het kasteel was ontworpen door een Italiaanse architect en ambachtslieden uit Marokko en Frankrijk in opdracht van de zakenman Acisclo del Valle.
Laatstgenoemde vluchtte in 1959 na de revolutie het land uit, het paleis deed enkele decennia dienst als hotelschool en fungeerde op dat moment als een duur Italiaans restaurant.




In zijn te snel ingepakte valies had Puigdemont te weinig kleren voorzien en langs de chique winkelstraat Pueblo Nuevo haalde hij zijn “CUC’s” boven om zijn vestimentair repertoire wat op te poetsen.
Er bestaat trouwens in Cuba een bizar onderscheid tussen de zogenaamde Pesos Convertibles (CUC) en de Pesos Cubanos (CUP of Moneda Nacional) in een verhouding van 1 op 24 ten voordele van de CUC’s die inruilbaar zijn tegen buitenlandse deviezen en de meest gebruikte munt uitmaken bij internationale en toeristische transacties.

Met zijn groen Cubaans legerpetje liep de Catalaan het Parque José Martí op, de plek waar op 22 april 1819 de eerste nederzetting was gesticht in de schaduw van een Maya Gua boom.



Het park was geschraagd door de Catedral de la  Purísima Concepción en het Teatro Tomás Terry.



Dit laatste was gebouwd in 1890 en genoemd naar een schatrijke suikerbaron die een fortuin had vergaard door zwakke en zieke slaven te kopen en op te lappen en vervolgens met winst door te verkopen.
“Hoe kan vies geld zo’n eminent batiment voortbrengen?” dacht Puigdemont bij zichzelf maar blijkbaar hadden ook de revolutionairen iets met ballerina’s.

Toen Castro nog in de Sierra Maestra vocht, vroeg de beroemde danseres Alicia Alonso hem om steun.
Eenmaal aan de macht gaf hij haar een school en geld om een gezelschap in stand te houden.
Het Ballet Nacional de Cuba werd opgericht en iedere Cubaan met voldoende danstalent kon voortaan op kosten van de staat een balletopleiding volgen.

“Nog geen nieuws van Castro?” vroeg Martí spottend vanop zijn sokkel in het midden van het plein.



“Neen vriend  José”, antwoordde Puigdemont: “ik ben hier wat aan het rondzwerven om het eiland te verkennen, je weet nooit waar dat goed voor is.
En trouwens, jij hebt wel overal een standbeeld maar je moet op je zelfde plekje blijven staan omdat je doodgeschoten bent bij de eerste revolutionaire aanval die je hebt opgezet. Moedig hoor maar anderen hebben later het werk in jouw plaats moeten opknappen”, schoot Puigdemont zijn scud-raket terug.



“Ik twijfel of er ooit een klein steegje naar jou zal genoemd worden maar inderdaad, je wringt en draait, je gooit alle politieke registers op tafel - voorlopig zonder succes - maar je overleeft.”
“Ernstig nu, meneer Martí”, sprak Puigdemont: “onze vrienden de Spanjaarden in jouw tijd waren zeker zo maligne als vandaag, vastberaden om elk verzet tegen de soevereiniteit de kop in te drukken maar gelukkig tegenwoordig een tikkeltje minder agressief.
U begrijpt toch dat een gewelddadige revolutie bij ons in Europa niet aan de orde is. Ik heb geen keuze, de politieke weg en de diplomatie zijn de enige mogelijkheid om voor Catalonië autonomie te verwerven
En dat kan ik toch moeilijk geregeld krijgen vanuit de gevangenis.
U bent toch zelf jaren in ballingschap geweest.”
“Kijk wat er aan mijn voeten ligt”, antwoordde Martí: “de vrouw als symbool van vrijheid en de republiek. Daar hebben wij voor gevochten, dat hadden jullie in Europa al een hele tijd verworven, een tweetal wereldoorlogjes niet te na gesproken…
Ik kan begrijpen dat je het diplomatiek wil spelen maar jullie Liberté-Fraternité-Egalité is toch ook niet zonder de guillotine geïnstalleerd!
Soms valt er niet te onderhandelen, dan moet er gevochten worden.
Wat niet wil zeggen dat ik je adviseer om de wapens op te nemen.”
“Kunnen jullie Cubanen ons Catalanen leren hoe je onafhankelijk wordt”, vroeg de President :” ook al kregen jullie nadien toch wel de Amerikanen op je schoot en was de grote Fidel uiteindelijk ook geen doetje wanneer je niet in het juiste clubje zat.”
“Hohoho meneer Puigdemont,” repliceerde Martí : “wil je weten hoe het er in het 19de eeuwse Cuba aan toeging? Bij mijn weten boert Catalonië niet zo slecht, heeft het geen slaven en kan iedereen zijn gedacht zeggen.”
“Zolang dat gedacht niet impliceert dat je onafhankelijk wil worden want dan vlieg je de bak in” repliceerde Puigdemont.
“Je stelt de verkeerde vragen vriend Puigdemont.
Spanjaard of Catalaan, Cubaan of Amerikaan, Rus of Chinees, het doel van onze strijd was niet slechts een vrij Cuba maar een Cuba zonder de enorme kloof tussen arm en rijk, blank en zwart.
Ga maar eens gaan kijken in Trinidad : werelderfgoed van de Unesco, werelderfgoed van de suikerslaven tot in de 20ste eeuw, ja.
Ik weet niet wat jouw beweegreden waren om Catalonië van Spanje los te scheuren maar als het er alleen maar om te doen was om de eerste president van Catalonië te worden, heb je niets van onze revolutie begrepen ook al geef ik toe dat ons plaatje nog niet afgewerkt is.

Castro heeft moeten toegeven aan een stuk ondernemerschap als motor voor een vernieuwde economie, en in de jaren negentig heeft hij het toerisme verwelkomd omdat zonder de steun van de Russen het land dreigde bankroet te worden.”



Met dank aan :
-Insight Guide Cuba
-Geert en Jaime, onze gidsen van wie ik veel heb geleerd
-mijn mede-Cuba-reizigers omwille van de prachtige trip tesamen
-Lut voor het omzetten van woorden in tekst

Geen opmerkingen:

Een reactie posten