Op Kerstavond 2019 weerspiegelde de zee van Essaouira
een lichtflits recht in mijn hart.
Was het de herinnering aan een bedwelmende
honeymoon met de vrouw met wie ik oud had willen worden of de voorspelling van
de geboorte van een kind : Emmanuel of – toen nog ongekend – de onooglijk
kleine vrucht die zich in de baarmoeder van mijn dochter had genesteld.
Het moet zoiets geweest zijn dat de herders
meer dan 2000 jaar geleden het Gloria in hun stemmen had doen klinken.
Afzender was Dr. Zacharia Belrhiti die ik een
jaar voordien had leren kennen op een interunit-meeting van het departement
Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Tropisch Instituut in Antwerpen.
Met Prof. Bruno Marchal als promotor werkte hij
aan een doctoraatsthesis over leiderschap in de gezondheidszorg.
Onbewust had hij mijn lotsbestemming gecapteerd
toen hij over Essaouira was begonnen en drijvend op mijn enthousiasme, had hij
beloofd om mij uit te nodigen als gastprofessor in hun programma over
strategisch management in ziekenhuizen.
Net als de zovele andere intenties tot
uitnodiging en samenwerking voor allerlei programma’s, leek ook dit een
uitdovend spoor te zullen worden.
Tot Zacharia mij in de herfst van 2019 vanuit
het niets een mail stuurde of ik tien dagen later niet met hem de
strategiemodule wou geven in Casablanca voor een groep van een 50-tal
studenten.
Op zo’n korte tijd was het onmogelijk om mijn
volgelopen agenda voor een weekend te draineren maar het voorstel was té tempting
om niet dadelijk een alternatief voor te stellen : het Allerheiligen-weekend.
In de loop van de volgende weken werd ik
overstelpt met curricula, teksten, presentaties en tijdrovende invulformulieren
die ik niet zomaar kon negeren. Onmachtig om deze stroom te verwerken, had ik
enkele dagen voor de afreis voorgesteld om mij te ontslaan van mijn plichten
als lesgever met als tegenprestatie het afzien van mijn honorarium.
Enkel gewapend met mijn PowerPoint-portefeuille
van vorige lesprogramma’s, werd ik vrijdagvond 1 november een uur te laat
gedropt in een zaal gevuld met verbijsterde blikken alsof een marsmannetje
tussen hun tafels was geland.
“Oogcontact,
vraagstelling, connectie”, flitste het door mijn hoofd toen Zacharia me
voorstelde: “en hopen dat mijn frans het niet begeeft.”
Ik permitteerde me om aan ieder individueel te
vragen naar hun opleiding en afkomst en op deze wijze kon ik me niet alleen
snel een beeld vormen van hun professionele kennis en positie maar ik kon in de
“colloque singulier” zeer snel mijn marskostuumpje afwerpen en in het
daaropvolgende halfuur hun nieuwsgierigheid prikkelen met mijn
“strategie-evergreens” zoals Pearl Harbour, Bill Gates en schaken.
Tijdens een diner in een openluchtrestaurant,
vertelde Zacharia me dat hij eigenlijk verbonden was aan het ENSP, de école Nationale de Santé Publique, in Rabat,
een instituut rechtstreeks onder toezicht van het Ministerie van
Volksgezondheid maar dat net als universiteiten het privilege had om
masterdiploma’s uit te reiken en PhD’s te vormen.
Eén van de eerste directeurs van het instituut
was nu de baas van de “Université Mohammed VI des Sciences de la Santé” in
Casablanca, het opleidingsinstituut dat mij had geëngageerd en waar Zacharia in
zijn vrije tijd instond voor enkele modules van het programma voor management
van gezondheidszorgsystemen.
Tijdens de lunch gedurende de tweede lesdag,
had ik trouwens de eer om met Prof Radouane Belouali, de big boss dus, kennis
te maken.
Mijn enthousiasme en zijn belangstelling had
mijn frans op sleeptouw genomen en, beleefdheidshalve of niet, werd ik op het
einde van de maaltijd gepromoveerd tot duurzame partner in hun managementprogramma.
Tijdens de voormiddag had ik eerst de situering
van het Turimm-strategieconcept
verder afgewerkt.
De “apex stratégique”,
de “techno structures”, de “services supportifs”, de “structures intermédiaires”
en de “noyaux opérationnels” van Mintzberg waren al in een vroegere sessie
opgevoerd.
Dit liet me toe naadloos binnen te stappen in het
“Ishikawa diagramme” en de “arbre des problèmes”
En dan op zoek te gaan naar relevante
indicatoren om de performantie van de organisatie in kaart te brengen.
Niet alleen omdat ik wilde scoren maar ook omdat ik daadwerkelijk iets wilde leren over het Marokkaanse gezondheidszorgsysteem, had ik bij mijn openingswoordje aangegeven dat ik was gekomen voor “mutual learning”.
Mijn presentatie over het Belgisch
gezondheidszorgsysteem geraakte echter maar een paar slides ver omdat het een doos
van Pandora opende waarbij alle consideraties en bezwaren over hun “système de
santé” werden geëtaleerd.
Gezien buiten Europa weinig of geen gemutualiseerde Bismarck-systemen bestonden, waren ook hier in Marokko het initiatief, de ontwikkeling en de sturing van de gezondheidszorg in handen van de staat.
Ook hier had de bureaucratisering een verlammend effect op het initiatief en de creativiteit van de ziekenhuisdirecteurs.
Binnen een rigide bedrijfseconomische planning
moesten zij voor alles toelating vragen aan de overheid die het dan nog
presteerde om menige investeringsvraag te laten uitkibbelen tussen het Ministerie
van Volksgezondheid en het Ministerie van Financiën.
Parallel was er de privé geneeskunde waarvan
ikzelf de efficiëntie en kwaliteit had mogen ondervinden toen men twintig jaar
geleden in Al Hoceima bij mijn doodziek dochtertje, de diagnose van amoebiasis
op enkele uren tijd had vastgesteld en met succes behandeld.
Het concept om ziekenhuizen binnen een geïntegreerd
netwerk te situeren en aan te sturen bleek vanuit België en Frankrijk, de
Middellandse Zee te hebben overgestoken en men dacht eraan om binnen deze
“réseaux” de universitaire ziekenhuizen de leiding te geven.
Zacharia kreeg in de mot dat de “policy issue”
een groot deel van het seminarie dreigde op te vreten, en bij slide 5 draaide
hij de knop om en switchte naar de groepsvoorbereiding voor hun project.
Dit impliceerde de beschrijving van hun eigen organisatie al dan niet in termen van Mintzberg, het oplijsten van performantie en kwaliteitsindicatoren, de probleemomschrijving en een strategisch plan of actie om hieraan te remediëren.
Tijdens de coaching etappes over de
verschillende groepen, bleek dat er enkele champions waren, meestal met managementervaring,
die het verhaal op gang trokken waarvan een stille meerderheid dankbaar gebruik
van maakte om zich in het wiel te nestelen.
Later bleek dat meer dan de helft van de
deelnemers afkomstig was uit Casablanca, vaak meerdere participanten per
ziekenhuis, en alleen al om die reden een voorsprong hadden op zogenaamde
solitaire deelnemers waarvan ook een behoorlijk aantal afkomstig was van
Centraal Afrika.
Ik eindigde die zaterdag met een presentatie
over de methodologie om strategische keuzes te formuleren, ze in projecten te
gieten en te implementeren.
Ik beloofde om begin volgend jaar voor een
weekend terug te komen en samen met hen en Zacharia hun strategische plannen te
finaliseren.
Op 4 februari 2020 loodste een taxichauffeur
mij ’s avonds in dichte mistbanken van Casablanca naar Rabat, de derde
koningsstad en huidige “capitale de Maroc”.
’s Anderendaags had ik in de école Nationale de Santé Publique een voorbereidende meeting met Zacharia.
Daar toonde hij me de “présentation de haute qualité” van één van de groepen in schril contrast met al de anderen van wie hij nog niets had ontvangen.
We spraken een methodologie af om gedurende het
weekend de ontwikkeling van de strategische plannen te faciliteren en op
zaterdagmorgen zou ik een presentatie geven over een Belgisch ziekenhuis om hen
te inspireren en te challengen.
In de namiddag nam ik de trein naar Meknès, de
vierde Koningsstad, om in de juiste atmosfeer te komen om het programma voor te
bereiden.
Ik had Marokko eind jaren ’90 leren kennen
tijdens een verblijf met de familie in het ClubMed resort in Al Hoceima.
Ik had me toen niet gerealiseerd dat bijna 3
millenia voordien de Feniciërs een goeie 100 km verder in Rusadir (Melilla) een
handelspost hadden opgericht.
Later werden ze overwonnen door de Carthaagse
zeemacht tot de Romeinen in 146 v.C. hun hoofdstad Carthago verwoestten en zo
hun invloedssfeer uitbreidden naar de noordelijke helft van Marokko.
Onder keizer Augustus werd Tingis (Tanger) een
Romeinse stad en in 25 v.C. werd het koninkrijk Mauretania toevertrouwd aan
Juba II, koning van Numidië.
Deze geromaniseerde Berbervorst was getrouwd
met de dochter van Antonius en Cleopatra. De zuidgrens van hun rijk lag op
dezelfde hoogte als Rabat.
Onder koning Genseric (428-477) liepen de
Vandalen Noord-Afrika onder de voet, gevolgd door de Byzantijnen.
Maar godsdiensttwisten en opstanden maakten
geleidelijk een einde aan de invloed van alle oude beschavingen.
In 681 vielen de Arabieren Marokko binnen en in
705 werd het gebied tussen Tanger en de Draa-vallei onder de Omajjaden-kalief
in Damascus geplaatst.
De islam werd met enige weerstand onder de
Berbers verspreid.
Deze laatsten waren niet zo blij met hun hooghartige
Arabische opperheren tegen wie ze enerzijds rebelleerden doch anderzijds ook
steunden in hun verovering van Spanje die vanaf 711 een aanvang nam.
In 786 richtte de soennitische Omajjaden-kalief
een bloedbad aan onder de sjiieten doch een van hen, Idriss ibn Abdallah wist
te ontkomen naar Marokko.
De Aouraba, een Berber-stam uit Volubilis, onthaalde
hem als hun nieuwe heerser en Idriss I vestigde een klein koninkrijk en liet
een nieuwe stad, Fès, bouwen.
Kort daarop stierf hij, waarschijnlijk
vergiftigd door een gezant van de kalief en hij werd opgevolgd door zijn zoon
Idriss II.
Toen ik vlak voor de millenniumwisseling de Club Med enclave had verlaten om samen met mijn oudste dochter een bezoek te brengen aan de onbekende stad Fès, kon ik niet vermoeden dat het mijn eerste halte was in de ontdekking van de vier Koningssteden.
Ik herinner me vooral het gewriemel in de
ondergrondse soeks en het bezoek aan de oudste (Arabische) universiteit ter
wereld wat er voor mij eerder uitzag als een wat uitgerafeld mediterraans gebouwencomplex dat in niets te
vergelijken was met onze Alma Mater in Leuven.
Het Idrissiden-rijk viel trouwens snel uit mekaar
en tussen 1062 en 1147 werd Marokko overheerst door de Almoraviden, Berbernomaden
uit het Zuiden die zich in de 9de eeuw tot de islam hadden bekeerd.
Hun stichter, Youssef ibn Tachfin (1061-1107) riep
zichzelf uit tot Leider der Gelovigen en stichtte in 1062 Marrakech.
Hier zou ik tussen 2004 en 2006 drie keer heen reizen als uitvalsbasis enerzijds voor het paradijselijke Essaouira en anderzijds voor een tocht over het Atlasgebergte tot in Erfoud, het begin van de Sahara.
Misschien was het een stuk nostalgie die mij na het vorige seminarie begin november 2019 naar dit iconisch juweel van Marokko had teruggevoerd.
Ik had er verbleven in een riad : dit is een
huis gebouwd rond een centrale patio en meestal omgebouwd tot hotel en gelegen
in de medina (de ommuurde oude binnenstad).
Net als de vorige keren was ik ook nu niet
verder geraakt dan het Djemaa el Fna-plein, de soeks en de betere restaurants.
Van de Koutoubia-moskee, in 1162 gebouwd door
de Almohadische sultan Abd el-Moumen om zijn overwinning te vieren op de
Almoraviden, had ik enkel de facade gezien.
Intussen hadden eerst de Almoraviden
(1062-1147) en later de Almohaden (1147-1248) niet alleen Marokko en omstreken
veroverd maar ook het zuidelijk deel van Spanje (Andalusië).
De Almohadische sultan Abd el-Moumen werd de
leider van het grootste rijk ooit in het islamitische westen. Hij stelde een
centraal gezag in, reorganiseerde leger, bestuur en economie, legde belastingen
op, stichtte universiteiten en verwierf de steun van de grote Arabische
dynastieën.
Ook dit rijk viel uiteen door ruzie en
corruptie en het waren de Meriniden (1248-1465) die langzamerhand het bewind
overnamen en in 1269 Marrakech veroverden.
Onder Abou Yacoub Youssef werd Fès opnieuw de
hoofdstad van het rijk en werd de basis gelegd van haar huidige uitstraling
inclusief de oprichting van de universiteit.
De Meriniden slaagden er niet in hun gebieden
op het Iberisch Schiereiland te heroveren en met de val van Granada in 1492
werd een einde gesteld aan de islamitische overheersing van Spanje.
In 1999 was ik nog ten zeerste verwonderd geweest over zo veel Moorse invloed tijdens mijn bezoek aan het Alhambra in Granada en het was pas in de zomer van 2019 dat ik een beeld kreeg van de duizend jaar lange positie en integratie van christenen en moslims in Zuid-Spanje naar aanleiding van mijn bezoek aan Toledo, Cordoba en Ronda.
De christenen beëindigden hun opmars niet aan
de Middellandse Zee.
Enerzijds stuurden vooral Spanje en Portugal en
later ook Frankrijk, Engeland en Nederland ontdekkingsreizigers de hele wereld
rond als herauten van een nieuwe beschaving, zeg maar kolonisatie, uitbuiting
en onderdrukking.
Anderzijds hadden ze hun gretige blik op
Marokko gericht waarbij ze zich in de eerste eeuwen nog uit verband lieten
spelen tot in het begin van de 20ste eeuw de Europeanen
definitief het laken naar zich toe zouden trekken.
In Marokko zelf hadden de zogenaamde sjarifen,
Arabieren van hoge komaf die van de profeet Mohammed zouden afstammen, een
einde gemaakt aan het bewind van de Berbers, eerst de Saadiërs (1525-1659), later de Alawieten, het huidige Koningshuis van Marokko. De meest beroemde was
Moulay Ismaïl (1672-1727) die Marokko zijn laatste Gouden Eeuw bezorgde.
Nadat Rabat enkele decennia de hoofdstad was
geweest van een relatief autonoom kustrepubliekje onder het gezag van
weggevluchte Andalusische Moren, verplaatste Moulay Ismaïl de hoofdstad van
zijn herwonnen Marokkaanse rijk in Meknès.
Het was de laatste van de vier Koningssteden op
mijn parcours door Marokko, tot voor mijn aankomst niet wetend dat er
Koningssteden waren, welke vier en nog minder de volgorde die ze in de
geschiedenis van het land hadden ingenomen.
Zelfs tijdens mijn zesde reis naar Marokko
slaagde ik erin om mij als een domme toerist door een straatbende op sleeptouw
te laten nemen die mij tegen woekerprijzen de weg naar het hotel toonde.
Uiteraard betaalde ik die avond ook veel te
veel voor een “toeristische” rondleiding die, in tegenstelling tot mijn vraag,
niets te maken had met de geschiedenis of de architectuur van de stad maar wel
een onderdompeling in het labyrint van de soeks waarbij ik in de laatste winkel
twee zakjes kruiden kocht voor 100 dirham of 10 euro…
Toch werd mijn schaamte die avond compleet
overschaduwd door het bijna orgastisch genoegen van Marokkaanse soeks en bonte
marktjes in een bedwelmend schouwspel van steeds wisselende geuren, kleuren in
spookachtige straatjes tussen schots en bonkig huizengeweld.
De gids toonde me de kleermakers, de Berberse ambachtslui, de smid, de bakkers, slagers, groentemannen en kruidenverkopers.
Hij liet me zien hoe een tenger oud mannetje
bijna continu een gigantische stenen oven zagemeel te eten gaf waar ergens
middenin het vuur, water in stalen buizen moest verhitten als warmtebron voor
de hammam.
Die avond was ik de enige gast in een restaurant waar ik tevergeefs op zoek ging naar alcoholische dranken op de kaart.
De tweede dag had ik alle hoekjes en kantjes
van mijn riad geëxploreerd, de ene tijd om de geschiedenis van Marokko op mijn
blog te krijgen, de andere om de case van mijn ziekenhuis te powerpointiseren
als hefboom voor mijn presentatie van zaterdagmorgen.
Er was nog een derde tijd : rond de middag liep
ik de Medina uit en moest ijlings terugkeren om mijn zonnebril te halen want
het temperatuurgevoel binnen en buiten Medina was ongeveer vergelijkbaar met
kelder/zolder in mijn huis op een warme zomerdag.
Ik stak de boulevard Dar Smen over om doorheen
een vestingpoort te belanden op een groot plein waar een koninklijke
toeristenkoets mij de hint gaf dat ik niet ver van Moulay Ismaïl moest zijn.
Onderweg naar zijn Mausoleum bezocht ik voor 60
dirham het paviljoen van de ambassadeur en de ondergrondse gevangenis waar
christenen werden gevangengehouden om losgeld af te persen of als dwangarbeiders
werden ingezet voor de herculische bouwprojecten van Ismaïl.
Waarom zijn die grote vorsten ook altijd wrede
vorsten, waarom worden vuilgebekte presidenten als Trump, Erdoğan, Poetin en Orban door de
massa getypeerd als sterke leiders en worden de Gorbatsjovs, de Obama’s en de
Van Rompuys nog steeds door velen bekeken als droogstoppels of naïeve losers?
Misschien was het goed dat het Mausoleum van Moulay Ismaïl wegens herstelwerken voor mij gesloten bleef want ik had de adoratie voor zijn koningschap niet verdragen.
Minstens één keer ging (S)Moulay Ismaïl dan
toch op zijn gezicht toen hij zijn tijdgenoot en evenknie in arrogantie,
Lodewijk XIV, om de hand vroeg van Anne-Marie De Bourbon, een nicht van de
Franse vorst.
Het verzoek werd niet toegekend.
Vermeldenswaard is dat de kleinzoon van Moulay
Ismaïl de Portugezen verdreef uit Mazagan en van Mogador, een van hun militaire
aanvalsposten, een havenstad maakte ten behoeve van de handel met Europa.
Essaouira is de huidige naam.
De latere Alawitische koningen zagen zich
gedwongen tot commerciële en consulaire concessies aan de Britten, Fransen en
Spanjaarden.
Toen de zwakke heerser Moulay Abdel Aziz in
1894 de troon besteeg, waren Algerije en Tunesië al onder het gezag van
Frankrijk geplaatst.
De Fransen duwden vanuit Algerije steeds meer
aan de grenzen met Marokko en de Duitse keizer Willem II arriveerde op zijn
beurt in 1905 in Tanger om zijn deel op te eisen.
Tijdens de Conferentie van Algeciras (1906)
werd Marokko opengesteld voor de internationale handel en verdeeld in een
Franse en Spaanse invloedssfeer.
Na veel opstanden besloten de Fransen om
Marokko onder koloniaal gezag te stellen middels het Verdrag van Fès (1912).
Wat destijds doorging voor pacificatie duurde
tot 1934 vooraleer het Franse leger het hele land aan zich had onderworpen met
Rabat als hoofdstad.
Positief voor Marokko was dat de infrastructuur
werd gemoderniseerd, de minerale rijkdom geëxploiteerd en de vruchtbaarste
grond geschikt gemaakt voor landbouw.
Casablanca was de economische hoofdstad
geworden van Marokko en zijn bevolkingsaantal verdubbelde in die tijd bijna
jaarlijks.
Het was daar dat op het einde van de Tweede Wereldoorlog
Rick’s Café het decor vormde voor één van de meest onmogelijke en passionele
liefdesgeschiedenissen uit de filmwereld.
Met dank aan Humphrey Bogart en Ingrid Bergman.
Intussen had koning Mohammed V van de oorlog
gebruik gemaakt om president Roosevelt aan zijn kant te krijgen en hij werd de
facto de leider van een onafhankelijkheidsbeweging die gestalte kreeg in de Istiqlal-partij.
Sinds zijn toespraak voor onafhankelijkheid in
Tanger in 1947, duurde het nog bijna 10 jaar voor de Fransen hun Protectoraat
op Marokko loslieten.
In 1958 werden Tanger en de Spaanse enclave Tarfaya
aan Marokko teruggegeven.
In tegenstelling tot de rest van de Arabische
wereld waar monarchieën de plaats ruimden voor autoritaire republikeinse
regimes, werd koning Mohammed door de bevolking op handen gedragen.
Hij
stond bekend als een vroom man, hij moedigde de emancipatie aan van de vrouw,
de ontwikkeling van zijn volk en de hervorming van de landbouw.
Tijdens zijn bewind kende Marokko politieke
pluriformiteit, zij het binnen nauw omschreven grenzen, en een relatief
liberale economie.
In 1961 werd hij opgevolgd door zijn zoon
Hassan II, die een westers georiënteerde koers verderzette ondanks de soms
heftige relaties met Parijs.
Een slepende ruzie met zijn buurland Algerije
kon hij echter niet beslechten zeker niet toen deze steun verleende aan het
Polisario, een guerrilla bevrijdingsbeweging die ijverde voor onafhankelijkheid
van de Spaanse Sahara in het zuiden.
Op binnenlands vlak wisselde Hassan II liberale
maatregelen af met onderdrukking, tot de nieuwe grondwet van 1996 het pad effende
voor een minder autocratische regeringsstijl.
In 1999 overleed de koning plotseling en werd opgevolgd door zijn oudste zoon Mohammed VI die in turbulente tijden zijn best deed om Marokko op de kaart te zetten als een unieke interface tussen de Europese, Afrikaanse en Arabische wereld.
Ook tijdens het diner de tweede avond in Meknès
was het restaurant van mij alleen.
Gelukkig hadden ze hier wel een vergunning en
kon ik enkele dagen alcoholabstinentie achter mij laten.
Om klokslag half drie arriveerde ik ’s
anderendaags in het Institut Mohammed VI des Sciences Médicales waar iemand
bezig was de participanten in twee groepen te verdelen en ik met een handvol
studenten gedropt werd in een soort klaslokaal. Zacharia was nog niet
gearriveerd en de cursisten waren gelaten over wat hen zou overkomen.
Toen ik na een tiental minuten mijn eigen
gelummel had overwonnen, riep ik de crew samen in de grote vergaderzaal, legde
uit hoe het programma van dat weekend in elkaar zat, bevestigde de twee groepen
waarvan ik er één meenam naar het klaslokaal terwijl de anderen ondertussen
konden werken aan hun project in afwachting dat Zacharia kwam.
Van de Multiple Family Therapy en van Peter
Rosseel had ik geleerd om “coaching capabilities” van de groepen zelf te
mobiliseren naar hun collega’s toe.
Ik zette drie teams samen in een U-vorm en
wetende dat er in de maanden tussen onze beide sessies nauwelijks aan het
project gewerkt was, vroeg ik aan een Senegalees en Beninees meisje wat hun
bottlenecks waren geweest om tot resultaat te komen.
Ze liepen blijkbaar een soort stage in het Cheikh
Khalifa ziekenhuis aan de overkant van het
faculteitsgebouw en ze waren er niet in geslaagd om de coördinator van de
raadpleging vast te krijgen.
Toen de regionale baas van het ziekenhuis in Beni
Mellal (de hoogste in rang daar aanwezig) het woord nam, verdwaalde ik snel in
ingewikkelde financiële stromen waarbij ik onthield dat 80% van hun patiënten “Ramidisten”
waren en dat ze in welke omstandigheden dan ook hun ziekenhuisbudget van 27
miljoen dirham niet mochten overschrijden.
Ramidisten waren blijkbaar onbemiddelden
waarvoor in die regio een speciaal programma was opgestart maar waarbij de
overheid de beloofde kostendekking niet kon realiseren (herkenbaar?).
Hoe sneller de man zijn TGV vooruitstuurde, hoe
meer wagons er afhaakten waarvan ik er alleen enkele kon recupereren door hen
de vraag te stellen : “wat zou u de directeur adviseren?”.
Uiteraard waren ze hierdoor helemaal ontspoord
en ik kreeg hen terug op de rails door over hun eigen project te beginnen.
Schaamteloos dwarrelde een uur te laat een
vierde groep binnen waarop ik mild reageerde, vertroebeld door het knap gezicht
van de woordvoerster.
Toen ik op het gestelde uur de andere zaal
binnenstapte, zag ik Zacharia aan het bord het beste van zijn managementkennis geven,
wat vermoedelijk meer paste bij de conventionele teaching niet alleen in
Marokko maar ongeveer overal ter wereld.
Tijdens de uren die erop volgden, wandelden
Zacharia en ik de verschillende groepen binnen om hun presentaties te zien,
kritische vragen te stellen en vooral suggesties in de richting van het doel
van het project op basis van de aangeleerde concepten in de eerste workshop :
het beschrijven van hun organisatie, het in kaart brengen van de performantie
door middel van boordtabellen, de beschrijving en de analyse van het probleem(en),
een strategische analyse ontwikkelen met een concreet plan ter implementatie.
De fancy visualisaties binnen PowerPoint waren
bij de meesten verworven, en ook het beschrijvende stuk op basis van de
aangereikte concepten was in de slides geland.
Het probleem begon bij het probleem, met name
wat ging er mis en over welke hefbomen beschikte men om dit op te lossen.
Sommigen bleven hangen bij “te weinig budget,
te weinig personeel, niet gemotiveerd personeel, te weinig autonomie, …” en het
was onze plicht om hen mee te nemen naar een – weliswaar niet gemakkelijk – maar
beïnvloedbaar probleem.
Er was een project rond daghospitalisatie
chirurgie waarbij men naar strategieën zocht om meer operaties in
dagbehandeling te voorzien en zo het overbezette beddenhuis wat te ontlasten.
Er was het project rond de “unité de réanimation”
waarbij een gebrekkige doorstroming naar hetzelfde overbezette beddenhuis,
zorgde voor een te lange ligduur (en ook te hoge kost en belemmering van
instroom) waarbij men een verbouwing voorstelde om 10 boxen in gebruik te nemen
in plaats van 8.
Er was van hetzelfde ziekenhuis Cheikh Khalifa de groep die werkte rond “le bloc opératoire” met de
gekende planningsproblemen omwille van de interferentie van urgenties en
chirurgen die te laat hun afwezigheid doorgaven waardoor verpleegkundigen met
hun vingers stonden te draaien.
Zaterdagvoormiddag gaf ik een presentatie over
het verhaal van de Aalsterse Ziekenhuizen en mijn positie en rol daarin.
Hun aandacht werd sterk gecapteerd niet in eerste
instantie door de concepten en de cijfers maar het sterk politiek gekleurde
verhaal met machtsverhoudingen, ontslagen, conflicten met artsen en moeizaam
verlopende fusiebesprekingen.
Het was mijn beurt om – in real time – aan hen
advies te vragen maar op een schuchtere poging na, bleef het opvallend stil.
Zacharia benadrukte terecht dat in de analyse
en strategie-ontwikkeling, het niet alleen gaat om mooie schema’s, tabellen en
grondig uitgewerkte plannen maar ook over de politieke, economische,
technologische en culturele context waarin men zich bevindt (cf PESTEL analyse).
Het aantrekkelijk gezicht had me de avond
voordien gevraagd om hen te coachen waarop ik hen in de late namiddag
prioritiseerde.
Ook zij waren niet verder geraakt dan het in
kaart brengen van hun afdeling en met behulp van de PowerPoint blokkendoos
ontwierpen we samen een slide met rechthoeken en pijlen om de probleemanalyse te
genereren.
Vanaf vier uur zaterdagnamiddag werden de
eerste presentaties geserveerd en die waren van een onverwacht hoog niveau wat
we beloonden met een applaus maar er ons ook niet van weerhield kritisch door
te duwen om hun level zo hoog mogelijk op te krikken.
“Dat is toch waarover het gaat”, had ik
Zacharia de avond voordien gezegd: “om elkeen, welk niveau ze ook hebben, wat
hogerop te tillen.”
Ik kende iets van het verschil tussen België,
Engeland, Frankrijk, de VS, Dubai, India, Congo, Benin en Marokko.
De socioculturele context en het technologisch niveau
van de gezondheidszorg waren sterk verschillend maar het leerproces als aanzet
tot transformatie was altijd sterk gelijkend.
Of niet, want het zijn niet de voorbereiding en
de schema’s die het verschil maken maar de openheid, de nieuwsgierigheid, de
creativiteit van het moment zelf tussen leraar en leerling die het keerpunt
vormen.
Wetende dat het de “champions” waren die eerst
hadden gepresenteerd, daagden we de andere groepen uit om de hele nacht door te
werken en in elk geval stipt om negen uur ’s anderendaags te beginnen voor de
laatste reeks van vijf presentaties.
’s Anderendaags op het gestelde uur waren er
welgeteld vijf verloren schapen in het klaslokaal omdat de grote zaal gesloten
was.
Ik moest toegeven dat Marokko – ondanks hun
affiniteit met de Europese cultuur – toch een aantal Afrikaanse gewoonten niet
was kwijtgeraakt.
Opnieuw tegen de verwachtingen in waren de
presentaties van een behoorlijk niveau en ik leerde ook een aantal dingen over
het opzet van een revalidatiecentrum in een context van ingewikkelde wetgevende
en financieringselementen maar waarbij het me ontging waar het probleem en de
strategie waren achtergebleven.
Het mooi gezicht was zeer ontgoocheld dat ik
hun presentatie als enige moest skippen omdat vliegtuigen, ook in Marokko, nu
eenmaal niet functioneren binnen een Afrikaanse timing.
Bovendien had ze maar om 9 uur aanwezig moeten
zijn toen we een half uur tijd verspeelden omdat er van geen enkele groep de
presentatie klaar was.
Toch lieten haar ogen me zeggen dat ze een
PowerPoint mochten opsturen en dat ik per mail feedback zou geven.
Onverwachts werd ik na de groepsfoto, door een
ander mooi gezicht, in naam van alle deelnemers bedankt waarbij vooral het
woord “générosité” in mijn gehoorbeen bleef natrillen.
“Brutalité et générosité”, dat is wat
Casablanca en de 4 Koningssteden mij hadden geschonken.
Maar het eerste was ik al lang vergeten en het
tweede nam ik als herinnering mee naar huis.
Met dank aan :
-Zakaria voor de uitnodiging voor het managementprogramma
-Ting, samen op reis in Casablanca en Marrakesh
-Lut Brugmans voor het
ontcijferen van mijn dictaten
-Capitool Reisgidsen Marokko
-Karin voor het kunstboek “Marokko Levend Erfgoed”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten