zondag 24 juni 2012

Missie Burundi 16-20 juni 2012


Zaterdag 16 juni 2012

Het was mijn intentie om in de voormiddag wat mails bij te werken doch er was een  electriciteitspanne.
Afrika en planning gaan gewoonweg niet samen en als ik nog even keek naar mijn werkschema dat ik een paar dagen geleden had opgesteld, dan schoot er ongeveer niets meer van over.
Ik had nog 3u PC-tijd en dan was het onverbiddelijk afgelopen met werken.
Maar zoals de baas van het hotel ons relativerend zei  : "Ca revient toujour", kwam de elektriciteit inderdaad terug.
Intussen waren mijn collega's uit het ziekenhuis teruggekeerd en vertelden dat men hun instructies in het operatiekwartier perfect had toegepast.
Je kan niet ontkennen dat ze met hun no nonsense aanpak tot hiertoe bereikt hadden wat ze wilden (en wat goed was voor het ziekenhuis).

's Middags gingen we eten in "Restaurant de l'Evêque" en onderweg, toen ik een foto wou nemen van een volleybalwedstrijd, werd ik toegeschreeuwd dat dit niet kon omdat ik de toelating niet had gevraagd.
Toen ik even later een paneel wou fotograferen met een tekst erop, vroeg Maria of ik hiervoor wel toestemming had van de pancarde.

Pascaline had verteld dat ik zeker mijn fotoapparaat moest meenemen voor de prachtige tuinen en sportvelden die verbonden waren aan het restaurant.



Toen we toekwamen zagen we inderdaad twee tennispleinen, ik zag een évêque passeren en een paar kleine pelouses maar het restaurant beperkte zich tot opnieuw een paar plastieken Primus-tafels waar je kip kon eten met groenten en rijst.



We dachten dat we ze hoorden slachten maar de transit tot op ons bord was wel bijzonder kort, zeker nog gezien het tempo waarin men in dit land het eten bereidt.

Op de terugweg passeerden we de markt om voor 1000 Burundese frank (ongeveer EUR 0,60 euro) kleertjes te kopen voor de kinderen van de "mal nutritution".
Ik dacht onwillekeurig terug aan het moment waarop Maria en Bernadette snoep hadden gegeven aan het personeel toen de afdeling goed was opgepoetst.
Deze beloningscultuur was blijkbaar een deel van de interactie tussen westerse hulporganisatie enerzijds en de plaatselijke bevolking anderzijds.
Ook ik heb mezelf al lang voorgenomen iets te geven voor het ziekenhuis of voor het personeel of voor de patiënten maar hoe langer ik hier ben, hoe minder het voor mij duidelijk wordt wat dan wel een goede investering zou kunnen zijn.

Tegen 16u werden we opgehaald door dokter Edouard die in de voormiddag in Muyinga toegekomen was. Hij had net de festiviteiten bijgewoond van "le Jour de l'Enfant" en wou graag met ons een ritje maken richting Tanzania.
Het was een prachtige tocht langs de hoofdbaan  waarbij we verschillende dorpjes passeerden en ook bananenplantages, koffie- en maniokvelden.



Ook volgens dokter Eduuard was de oude tegenstelling Hutu-Tutsi op de achtergrond geraakt en waren de meeste politieke partijen gemengd.
In tegenstelling tot Pascaline,  zei hij niets te weten van een afspraak dat de volgende president een Tutsi zou zijn en hij verwees naar de logische democratische principes.
Hij praatte over deze dingen wat voorzichtiger en meer ingehouden dan Pascaline waarschijnlijk omdat hij al één en ander had meegemaakt.

Toegekomen bij de grens met Tanzania, drukten Maria en Bernadette mij op het hart dat ik absoluut geen foto's kon nemen omdat dit nu éénmaal verboden is bij elke grensovergang.
Ik sprak met Dr Edouard af dat we het gewoon zouden vragen aan de douaniers wat hij na enig aandringen ook deed en ik kreeg de toelating om landschappen te trekken maar geen mensen zonder hun toestemming.

Even later kwam de vrouwelijke douane in kwestie met grote stappen naar mij toe gestormd en toen ze me op een halve meter genaderd was, stak ze haar hoofd uit alsof ze mij wou kussen en liep dan naast mij weg terwijl de omstanders hard begonnen te lachen.
Ik draaide me om en vroeg haar in het Frans of dit de manier was waarop men vreemdelingen hier verwelkomde. Het gelach bleef aanhouden ook bij haar.
Triomfantelijk kwam ik met mijn verhaal bij de dames terug die wat geparalyseerd bij de auto hadden blijven wachten.

Overal waar we kwamen die dag, werden we aangekeken als "de blanken" wat niet zo verwonderlijk was gezien we tijdens ons verblijf nauwelijks andere blanken zijn tegengekomen.



's Avonds hadden we weer ons dineetje met dit keer de fles Argentijnse wijn die ik had meegebracht (omdat er geen was het restaurant) en we speelden ons dagelijks spelletje rummikub dat alweer door Maria werd gewonnen.



Zondag 17 juni 2012



Vandaag Safari-dag.

Helemaal in de ban van het Congo-boek van David van Reybrouck, zette ik mijn Livingstone-pet op en we vertrokken met een groot vraagteken naar het "Parc National La Rufubu" (naar de gelijknamige rivier) op 22 km van Muyinga.




De gids vertelde ons dat het park na de oorlog gedurende 10 jaar gesloten was geweest en nu sedert een drietal jaar weer toegankelijk was voor het publiek.

Jammer genoeg zouden er slechts een drietal groepen per maand deze trip maken.

Het was natuurlijk mogelijk dat er niets te zien was maar meer waarschijnlijk head het te maken met de perceptie van onstabiliteit in deze regio en ook het gebrek aan toeristische infrastructuur. Het werd ons snel duidelijk gemaakt dat we onderweg geen frisko of een glaasje bier moesten verwachtenWe zouden ons die dag voeden met choco-prins en water.



De chauffeur was nauwelijks een twintiger terwijl de gids, die goed Frans sprak, zeker nog een late dertiger had kunnen zijn doch uit zijn verhaal bleek dat hij geboren was in 1960



Hij had dus net als baby de onafhankelijkheid van Burundi meegemaakt en had als kind gewoond in het nationaal park dat we nu gingen bezoeken.

In de tachtiger jaren werden de schaarse bewoners vriendelijk verzocht op te krassen en te gaan wonen in een dorp, een vijftiental kilometer verder.

In de loop van de tocht zou blijken dat hij een verstandig man was die heel veel kende van de geschiedenis van de streek, maar evenzeer van planten vogels en dieren. Bleek dat om daar te mogen gidsen er toch wel een aanvullende studie nodig was van een niet te verwaarlozen niveau.



Toen we  later op de dag plots een zestal van zijn collega's met hetzelfde uniform tegen kwamen, kreeg ik wat te doen met de bende.



Was hij de gelukkige die vandaag een toeristengroepje had weten te strikken? Zou de opbrengst worden verdeeld onder de anderen?
Van overcapaciteit gesproken: zeven gidsen (nog maar degene die we zagen) voor drie groepjes toeristen per maand.

We reden naar het centrum van Muyinga en sloeg linksaf een rode zandweg in met diepe putten waarvan ik dacht dat het een overgangswegje was voor we op de baan zouden arriveren.



Er werd mij gezegd dat dit de hoofdbaan was en dat het overal in Centraal-Afrika er zo aan toe ging en ik moest nadien vaststellen dat dit niet alleen juist was maar dat het ergste stuk later nog moest komen.
Langs de weg liepen de hele tijd mannen, vrouwen en kinderen, dichtbij de stad nog als een mierenhoop, later als uitgedunde troepjes of enkelingen meestal sleurend met allerlei materiaal.

Toen ik wat landschappen wou fotograferen en het even duurde, werden de dames lastig omdat men zo snel mogelijk naar het natuurpark wou. Mijn irritatie hierrond werd opgelost toen ze aangaven dat wilde dieren best kunnen gespot worden als ze actief zijn en dus alleen in de vroege morgen en net voor zonsondergang; 's middags liggen ze namelijk te luieren in de zon.

Onderweg kwamen we een stuwdam en elektriciteitscentrale tegen die instond voor de elektriciteit van de hele provincie.



Hoe dieper we in de savanne binnentrokken, hoe meer de kleine hutjes onderweg ons deden denken aan het idyllisch beeld van "de Congo "zoals we in het lager onderwijs het ons hadden voorgesteld.
Er waren inderdaad lemen hutten met strooien daken en er groeiden inderdaad bananen aan de bomen in de onmiddellijke omgeving en de kindjes waren zwart en schattig.
Toen ik zo'n hutje wou fotograferen, werd mij met een handgebaar snel duidelijk gemaakt dat dit niet werd geapprecieerd.
Even later stopten we bij een klein huizengroepje, en de gids onderhandelde en discussieerde er met één van de mannen of we een foto mochten nemen.
Het leek nee en het werd ja omdat, zo zei de gids, we werkten in het hospitaal.



Ik nam de foto's en om het gênante van de situatie wat op te vangen, ging ik naar de man persoonlijk om met hem een praatje te maken en legde hem uit wat we in Muyinga eigenlijk aan het doen waren. De gids vertaalde en de man schudde mij vriendelijk de hand.

Na ongeveer twee uren kwamen we in het nationaal park aan waar we papieren moesten invullen voor de bewakers (ik vroeg me af wat die de hele tijd deden als er geen toeristen waren)

Bernadette zegde later dat de vorige doortocht in februari had plaatsgevonden...
We reden verder op een wegje waar het gras meer dan een halve meter hoog stond op de middenberm maar door de auto werd platgeduwd.
Later zag ik een man met een machette ergens in de savanne grasmaaien en ik vroeg me af waarom hij dat niet beter zou doen op de weg zelf zodat het er allemaal wat meer onderhouden uitzag.



De gids leende een verrekijker van de wachtposten (en gaf zijn pull in pand) maar we zagen niets in het hoge gras links en rechts van de weg.

Op een bepaald ogenblik stapten we uit en de gids maande ons aan om te voet verder te trekken om buffels te gaan zoeken waarvan het gevoeg inderdaad het bewijs was dat ze zich daar ergens bevonden.
Bernadette had juist verteld dat buffels van de meest agressieve dieren waren en ze aarzelde dan ook om uit te stappen.
Ik koos de kant van de gids en wou buffels zien en overhaalde dames om ons een weg te banen in het hoge gras.

We zagen vele lommerplaatsen onder bomen waar ze gewoonlijk sliepen, we zagen prachtige landschappen met meren en meanders waar nijlpaarden zouden moeten zitten en een keer dacht de gids dat hij een antiloop had gezien. Maar waar we voorgekomen waren, leek aan ons oog te ontsnappen: een wild dier.



Het was nochtans een prachtige wandeling en Bernadette en Maria, die beide al verschillende safari's achter de rug hadden, zeiden dat dit uiterst ongewoon was en dat er normaal strikte instructies waren op een safari om het voertuig niet te verlaten tenzij één keer, zei Maria, doch de begeleider was toen gewapend.

We keerden terug naar de auto, aten onze halfgesmolten choco-prins en dronken wat water op weg naar de volgende halte namelijk een rivier aan de grens met Tanzania en een lodge met tentenkamp.



We begonnen ons eigenlijk nog meer verveeld te voelen dan de gids zelf omdat we geen beesten zagen tot er een verlossende kreet weerklonk op de brug naar Tanzania waar de gids ons een "hippopotame" (nijlpaard) kon presenteren.
Het beest lag blijkbaar te slapen aan de oever van de rivier met de helft van zijn rug zichtbaar boven het oppervlak.



Enkele minuten later kwam het logge gevaarte in beweging en zagen we alleen zijn uitpuilende ogenbollen verraderlijk boven het water uitsteken.
Even schudde het gevaarte zich over en weer en dan nam hij een duik in de rivier waar hij een drietal minuten later nog even boven kwam om ons met zijn ogen goedendag te zeggen.
Het beest zou volgens Maria een snelheid halen van 40 km per uur terwijl de gids zei dat hij soms kilometers in het binnenland trok en zijn weg terugvond via de geur van zijn eigen stoelgang.
Aan de brug, die nog door de Duitsers gebouwd was, stonden een paar hutten met grenswachters waarvan ik eerst dacht dat het lodge was.


De echte lodge was een stenen huis met een viertal slaapkamers, een sanitaire ruimte en eetruimte buiten overdekt.



Er was jammer genoeg geen elektriciteit nog stromend water.
De zelfzekerheid waarmee hij aangaf dat we naar de apen kijken, deed ons vermoeden dat er een plaats was waar ze altijd wel te vinden waren.
Het bleek ook zo. Een tiental primaten sprong van tak naar tak en even verder zag hij zelfs een baviaan doch voor ons bleef het beest stopt het gebladerte van reusachtige boom.

Langs een ander paadje staken we door naar de lodge/camping waar plots reusachtige hutten voor ons opdoemden, stevig neergezet op palen.



Het geheel was nog in constructie en vermoedelijk moest het uitmonden in de klassieke lodge-structuur met een centrale eetgelegenheid, omringd door een aantal etablissementen om te slapen.
Het zou een initiatief geweest zijn van het Ministerie van Toerisme doch de werken lagen stil en schenen niet direct hervat te worden.
Het leek een bijna hopeloze opdracht om voorlopig nog zonder elektriciteit en stromend water en met zo’n vreselijke wegen, hier toerisme op gang te krijgen en te concurreren met de nationale parken van Rwanda, Tanzania en Kenya waar de leeuwen, olifanten, giraffen of gorilla's je zomaar voor de voeten lopen.

We gaven een hoge tip om het toerisme in Burundi te steunen en de verzekerden dat we het nationaal park op onze website gingen plaatsen maar we wisten dat er nog zeer veel water langs de stuwdam zal moeten vloeien voor het geheel het massatoerisme zou kunnen bekoren.

Wij hadden in elk geval een fantastische ervaring achter de rug : safari in een ruw en prachtig savannegebied nog niet door toeristen verknoeid, de nodige dosis wandelsport, een aangename gids en een nijlpaard en een paar apen op de koop toe.
We zetten de man af in zijn dorp en hoopten dat hij tot 's avonds laat verhalen zou vertellen over zijn dag met drie Belgen en over een hoop voor de toekomst van het nationaal park waaruit ze enkele decennia geleden verjaagd zijn voor de hogere belangen van de natuur en het land.

's Avonds kon ik voor het eerst winnen met Rummicub net voor ik hoorde dat de kleinzoon van Jean Marie Le Pen verkozen was in het Franse parlement.
"Eigen volk eerst" : de gevolgen zijn in dit land nog altijd voelbaar.



Maandag 18 juni


Vanmorgen begonnen met een mini
-audit apotheek.

Ik voel me altijd wat gegeneerd wanneer ik zo aangekondigd een etablissement binnenstap om uitleg te vragen over de werking.

Welk mandaat had ik eigenlijk om dit te doen?

Ik introduceerde mezelf door aan te geven dat mijn collega’s verpleegkundigen mij reeds hadden verteld dat het zeer goed georganiseerd was.

In elk geval overheerste bij de apotheker in kwestie het gevoel van trots en hij was blij met de belangstelling dat iemand kwam kijken hoe hij zijn apotheek had ingericht en aanstuurde.

Er kwam natuurlijk geen enkele informatisering aan te pas maar het hele logistieke systeem van voorschrift-levering-voorraadbeheer-aankopen-facturatie van geneesmiddelen zat keurig in elkaar.

Meer dan 90% van de medicatie werd aangekocht bij een soort van staatsdepot (Camebu) terwijl de niet courante geneesmiddelen konden besteld worden bij drie privé-apotheekfirma’s in Bujumbura.

De afleveringsmarge bedroeg 15% terwijl het voor de privé-officina's 40% was.

De geneesmiddelen die gratis ter beschikking werden gesteld aan kinderen onder de vijf jaar en zwangere vrouwen, werden gerecupereerd van de staat.



Wanneer ik langsging op de afdeling chirurgie, was ik getuige van een discussie tussen een verpleegkundige enerzijds en Maria en Bernadette anderzijds over het feit dat er voor een jongeman met een tibiafractuur geen gips was aangelegd omdat hij niet kon betalen. Bernadette gaf aan dat zij het wel zou betalen op voorwaarde dat de gips in de namiddag was geplaatst.

Om 10u zat ik samen met dokter Richard die weer een heel stuk meer gemotiveerd leek om het project medisch dossier op te nemen en zelfs voorstelde dat hij de presentatie zelf zou geven.
De dia over het concept vond hij te moeilijk om voor te stellen en hij zou aan de hand van mijn slides's tegen 's anderendaags een lezing voorbereiden.
Samen met Zacharie die een half uurtje later binnenkwam, bediscussiërden we een aantal items zoals het registreren van de verpleegkundige en medische evolutie, de overdracht van patiënten en de specificiteit van de parameteropvolging per pathologie en na bijna 1u constructieve discussie kwamen we tot een acceptabel compromis.
Essentieel probleem bleef natuurlijk het feit dat er 1000 dossiers met blanco bladen waren besteld door de geneesheer-directeur zonder enig overleg en dat er een systeem moest worden gevonden om de noodzakelijke rubricering toch op een gestandaardiseerde manier handmatig aan te brengen
Men zou een aantal standaarddossiers uitwerken en toelichten en ter beschikking stellen op elke verpleegeenheid en voor elke arts.
Het leerde mij dat de kloof tussen directie en zorgverleners hier wellicht nog groter was dan in onze contreien (ook al heeft dat bij ons veel te maken met perceptie…).

Tijdens de lunch bekloegen we ons erover dat dr. Kash had beloofd om in de tweede helft van vorige week langs te komen doch we hadden hem nog niet gezien.
Onze negativiteit verstomde toen hij plots op het terras kwam binnengewaaid samen met zijn echtgenote en een Congolees. We nodigen hem uit aan onze tafel en ik probeerde een korte samenvatting te geven van onze missie tot dan toe.
Ik realiseerde me toen pas dat hij niet alleen kwam om ons te helpen maar ook een beetje kwam controleren of onze missie wel goed verlopen was.

Na de middag vertrokken we met de auto van Dr Richard naar het Centre de Santé van Kinazi, een kleine 10 km verderop in de richting van de baan naar Tanzania.
Ook al vielen we binnen op het onverwachts, toch werden we zeer goed onthaald door een verpleegkundige die ruim een uur de tijd nam om ons uitleg te geven en rond te leiden.



Er waren geen geneesheren werkzaam in dit centrum, wel een zestal verpleegkundigen waarvan de helft met een opleiding van twee jaar binnen middelbaar en de andere helft vier jaar.
Men deed hoofdzakelijk ambulant werk gericht op preventieve geneeskunde (familieplanning en vaccinatie), zwangerschapsopvolging, internistische pathologie (vooral malaria) en aids.



Dit laatste vond plaats een apart gebouwtje omwille van de discretie maar op mijn vraag of het niet discriminerender was deze mensen te oriënteren naar een aparte plaats dan ze te vermengen met de normale patiëntengroep, bleef hij het antwoord schuldig.
Misschien had het feit dat US Aid speciale programma's voorzag voor "Sida", er iets mee te maken.
Daarnaast gebeurden er heel wat bevallingen (een tiental per week) waardoor de ratio thuisbevallingen tegenover een paar jaar geleden gedaald was tot ongeveer de helft.

De verpleegkundigen waren zoals in het ziekenhuis ambtenaar en de financiering gebeurde vanwege de overheid op gelijkaardige wijze als de ziekenhuizen, met name via een performantie- en kwaliteitsaudit, in het geval maandelijks.
Kwaliteitsnormen waren onder andere het volgen van nationale protocols en het correct invullen van documenten.
Patiënten betaalden in principe zelf hun consultatie (ongeveer 1000 Burundese frank of 60 eurocent) tenzij ze verzekerd waren hetzij via de mutualiteit van de ambtenaren (gewone betaalden 20% remgeld, gezondheidszorgwerkers niets), hetzij via een andere verzekering, bijvoorbeeld via een NGO als Memisa die betaalde voor "de behoeftigen".
Voor vervoer naar het ziekenhuis voor zwaardere pathologie was er een verzekering van 1000 Burundese frank per jaar waarmee deze overheidsdienst werd gefinancierd en als men niet verzekerd was en het noodzakelijk was, diende men een taxi te vragen of zag men het door de vingers.

Op het terrein stonden een zevental gebouwen (was vroeger een ziekenhuis) waarbij ook nog een verpleegkundige was gehuisvest, een apotheek en een labo voorzien waren en een ruimte die afgesloten was en kon beschikbaar worden gesteld voor besmettelijke ziekten.


Na het bezoek nodigde dokter Richard ons uit om een glas drinken bij hem thuis. Zijn vrouw die voor de tweede keer zwanger was, was statisticienne en werkte voor een NGO.
Ze woonden in een groot herenhuis en we werden ontvangen in de fauteuils van een ongezellig ingerichte grote ruimte.




We kregen een soort alcoholvrij bier van ananassap met heel veel suiker en een soort van "arachide", lijkend op apenootjes.

Dr Richard vertelde dat hij opgeleid was in Algerije en dat hij graag wou specialiseren in chirurgie doch elke basisarts moest eerst twee jaar in een ziekenhuis werken voor hij kon deelnemen aan een nationaal examen waar ongeveer 10 kandidaten werden geselecteerd voor een specialisatieplaats uit momenteel een vijftigtal kandidaten.
De opleidingscapaciteit was veel te klein omdat er te weinig professoren waren en het alleen kon plaatsvinden in Bujumbura.
Na twee jaar in de hoofdstad van Burundi diende men nog twee jaar te volbrengen in een buitenlands centrum.
Gebrek aan capaciteit en deze lange hindernisloop maakte dat er momenteel maar een twintigtal chirurgen in Burundi waren.
Daarnaast waren er nog een aantal speciale certificaten voor een snelle opleiding in bepaalde takken van de chirurgie (onder andere gynaecologische) doch in nood moest elke dokter een keizersnede kunnen uitvoeren.
Het was zijn ambitie om te specialiseren en hij zag op het eerste zicht geen toekomst in deze provinciestad evenmin als zijn andere jonge collega's doch het aantal geneesheren steeg en het aantal plaatsen was beperkt en daardoor werd de mobiliteit wat kleiner.

Toen ik hem vroeg of hij veel oncologische pathologie zag, leek hij enigszins verwonderd over deze vraag en gaf tenslotte aan het ziekenhuis van Muyinga op geen enkele wijze geëquipeerd was noch voor diagnostiek nog voor therapie (men kon zelfs geen biopsie doen).
Hij zei onomwonden dat het voor deze pathologie gewoon van het inkomen afhing of men een behandeling kon krijgen of niet.
Diagnostiek gebeurde in Bujumbura doch zelfs daar was er geen radiotherapie noch chemotherapie beschikbaar en werden degenen die het konden betalen, doorgestuurd naar Rwanda of andere buitenlandse centra.
Maria en Bernadette gaven aan dat ze een zeldzame keer in Congo wel kanker hadden gezien ofwel een oppervlakkig gezwel zoals een borsthumor ofwel in een eindstadium waarbij alleen palliatieve behandeling mogelijk was, nu ja als men daar nog van kan spreken binnen het arsenaal van mogelijkheden dat men hier heeft.

's Avonds gingen we geitenvlees eten in een naburig restaurant.
Kort ervoor had mijn darmflora mij een eerste protestmail gestuurd.
Ik wachtte nog even met medicatie en naast de geit ging ik voorbij aan de kool en hield het bij rijst.


Dinsdag 19 juni 2012

Gisterenavond had ik gehoord van Maria en Bernadette dat dr Kash had verteld had dat de geneesheren en het personeel in het ziekenhuis niet meer werden betaald.
Onderweg naar het ziekenhuis vroeg ik hem hierover wat uitleg en hij gaf aan dat het ging om de recente groep geneesheren en verpleging waarvoor de overheid zes maand tijd heeft voor ze, weliswaar retroactief, het loon moest betalen.
Nor
maal gezien was er dan vanwege het ziekenhuis een premie voorzien als een soort van voorschot om dit te compenseren doch deze werd nog niet uitbetaald.
Evenmin werden premies uitbetaald die men had kunnen bekomen op basis van de nieuwe financiering, gerelateerd aan performantie.
Dit zou zelfs geleid hebben tot een stiptheidsactie waarbij bepaalde prestaties niet meer werden geregistreerd.
In elk geval was het een belangrijke verklaringsfactor voor het gebrek aan motivatie dat we in de loop van onze missie hadden kunnen constateren zowel bij de verpleging als bij de artsen. Desondanks waren we aangenaam verrast hoe een aantal van onze initiatieven toch werden opgepikt door een paar enthousiastelingen.
Na de gebruikelijke staf kondigde dokter Richard de meeting aan van het patiëntendossier.
Zoals gevreesd was er helemaal niets voorbereid : hij had geen presentatie gemaakt en wou dan toch de mijne gebruiken, de vergadering was niet aangekondigd en de projectie was niet voorzien.
Met betrekking tot dit laatste werd iets gemompeld over sleutels, waar men het toestel laatst had gezien en enkelen verlieten intussen al de vergaderzaal.

We maakten van de gelegenheid gebruik om een geïmproviseerde afscheidsspeech te formuleren : Maria en Bernadette in positieve zin over de progressie die was gemaakt op de verschillende verpleegeenheden, ik vertrekkend vanuit het benchmarking in Vlaamse ziekenhuizen waardoor er veel van elkaar kon geleerd worden en het doortrekken van het principe naar het werk hier.
Ik gaf aan dat ik veel geleerd had niet alleen over hoe het systeem hier werkt maar ook op een frisse wijze weer had nagedacht over de essentiële elementen in de opbouw en het hanteren van een medisch dossier, de farmacie en andere.

En als de projector dan toch geïnstalleerd geraakt was, was het Dr. Richard die niet vloeiend maar wel met overtuiging een overzicht gaf van de problematiek rond het medisch en verpleegkundig dossier en op welke wijze wij dit binnen het nieuwe cahier vorm zouden geven.



Zacharie en ikzelf gaven aanvullingen bij bepaalde punten zodat ook duidelijk werd dat de voorstelling de vrucht was van een overleg tussen ons drie.
Achteraf kreeg ik van dokter Kash te horen dat de verpleegkundig directeur niet erg opgezet was met de vertegenwoordiging van het departement door Zacharie wat ik ook begreep maar zoals reeds gezegd : hij was de hele week ziek en ik had genoeg hints gegeven om hem vooraf op de hoogte te brengen.

Enige hilariteit ontstond toen Maria binnenkwam met een lange bamboestok als pointer voor onze presentatie.



De discussie achteraf spitste zich toe op het feit of men een aparte "fiche d'admission" moest maken voor patiënten die binnenkwamen op de urgentiedienst omdat men dit direct kon invullen in de "fiche du séjour" wat niet 100% in lijn was met de nationale voorschriften.
Ik had de grootste twijfels of het allemaal zou geïmplementeerd worden zoals het hier werd voorgesteld doch het proces zelf van multidisciplinaire besluitvorming waarbij men met respect voor elkaar kwam tot een gemeenschappelijke conclusie, was in mijn ogen al een hele stap.
Achteraf merkte dokter Kash terecht op dat de implementatiekansen sterk geconditioneerd waren door het commitment van de leiding van het ziekenhuis (die hadden uitgeblonken in afwezigheid) terwijl het ook noodzakelijk was dat er medische verantwoordelijken werden aangeduid voor de verschillende diensten die samen de hoofdverpleegkundige een dagelijkse zaaltoer zouden maken met ook een controle en opvolging van wat afgesproken was.
Het was duidelijk dat dit niet het sterkste punt was van de Burundezen doch het kan ook anders waarbij hij verwees naar de algemeen directeur/zuster overste van Igenda die er wel in slaagde de zaken op orde krijgen ook al was ze zelf geen geneesheer en was ze in die zin een uitzondering op betreft het invullen van een directiefunctie.

Daarna werd iedereen vergast op een kleine receptie met cola en een soort van tortilla's, door ons geoffreerd.



Net voor Dr. Kash vertrok, vroeg hij me om nog terug te keren naar Rugada en Igenda waaruit ik  toch wel concludeerde dat onze missie en mijn bijdrage hierbij werden geapprecieerd.
Hij had om 14u nog een finale debriefing georganiseerd met de medische en verpleegkundig verantwoordelijken.

Toen we toekwamen, was de deur deze keer wel open doch niemand was aanwezig.
Het was dokter Richard die als eerste binnenkwam nog net binnen het academisch kwartiertje en iedereen optrommelde voor deze finale vergadering.
Het gaf ons toch een gevoel van gebrek aan respect voor wat wij in deze twee weken hadden gepresteerd wat anderzijds werd tegengesproken door de positieve feedback die we van elk van hen in de briefing mochten ontvangen. Of was dit een gebrek aan assertiviteit?
Ook van onze kant werden hoofdzakelijk de positieve elementen toegelicht en wat mij betrof heb ik uitgelegd dat dit voor mijn eerste missie was met Artsen zonder Vakantie en dat  het toch wel arrogant zou geweest zijn om met een vooraf gestructureerd plan hier binnen te vallen zonder onvoldoende voeling met wat een Afrikaans ziekenhuis eigenlijk impliceert.
Ik bedankte hen voor het feit dat ze mij hadden geholpen om hun manier van werken beter te leren begrijpen en drukte op tactvolle wijze mijn spijt uit dat er onvoldoende betrokkenheid was geweest van de top van de organisatie om het op lange termijn te kunnen implementeren.
Maria en Bernadette waren eveneens overwegend positief tenzij voor de chirurgie waar de wondverzorging en opvolging van de patiënten toch wel serieus te wensen overliet.

Toen we het ziekenhuis van Muyinga achter ons lieten, overwoog het gevoel om toch te pleiten voor nog nieuwe missies gezien de grootte van de populatie voor dit gebied en de nood aan verbetering van het management, de motivatie en de dienstverlening in de meeste diensten.
Ook al is het natuurlijk veel aangenamer voor een team om terecht te komen in een goed gestructureerd geheel doch paradoxaal genoeg hebben die ons minder nodig.
Er dienen wel een aantal (schriftelijke) afspraken te worden gemaakt op voorhand om de missie meer te structureren en minder vrijblijvend te maken.
We vonden het belangrijk dat we vooral geen potten gebroken hadden na de twee vorige frustrerende missies en toch een opening gevonden hadden met een aantal kleine succesjes en een positieve afsluiter.

Is niet het meest essentiële van een veranderingsproces dat men elkaar leert kennen en respecteert en op deze wijze wederzijds het zelfvertrouwen verhoogt wat mijns inziens de belangrijkste toegevoegde waarde zou moeten zijn van deze en andere missies.
We willen hierbij niet het belang onderschatten van de instrumentele toegevoegde waarde (professionele expertise en donatie van materiaal) maar dan eerder gezien als een symbool van onze wil om met deze ziekenhuizen vooruit te geraken en dit gekoppeld aan een verhoging van hun zelfvertrouwen als duurzame wissel op de toekomst.

's Avonds kregen we onverwacht bezoek op ons terras van Fabien, de administratief directeur en zijn secretaris en later ook van dr Abadie.
Ze waren speciaal afgekomen om ons uit te wuiven en ook om het verslag op te maken voor Artsen zonder Vakantie vanwege het ziekenhuis.
Intussen had ik de keuken gezien doch ik ontwikkelde hiervoor een acute amnesie en verorberde met de smaak de laatste avocado's van ons verblijf.





Maria haalde de gouden medaille Rummicub doch moest na het eten met gastro-intestinale problemen direct naar bed.

Benadette en ik gingen ons nog een laatste keer verbroederen met onze Burundese vrienden en een halfuurtje later werd het gezelschap nog uitgebreid met dr. Edouard.
Ze trakteerden me me nog een half flesje wijn en vroegen me hoe ik Burundi ervaren had.
Ik vertelde mijn blog in minder dan 5 min en gaf aan dat ik de Burundezen introvert vond.
Dit leek een juiste fit en ze gaven aan dat ze zeker niet het uitbundige hebben van de Kongolezen en ze onderscheiden zich tevens van het strakke en soms wat agressieve van de Ruandezen.
"Dit wil niet zeggen dat we niet gevoelig zijn voor hoe men ons benadert", zei dr Abadie "en het feit dat we soms niet reageren als we geagresseerd worden, betekent niet dat ons iets is ontgaan.".
Ze leken toch wel erg tevreden over de missie, vroegen ons e-mailadres en gaven aan dat ze zich, in tegenstelling tot de vorige missies, gerespecteerd hadden gevoeld omwille van onze manier van communicatie.
Ik kreeg en raar gevoel: waren deze Burundezen nu vrienden geworden?



Woensdag 20 juni 2012


De
rit van Muyinga naar Bujumbura was zo mogelijk nog prachtiger dan bij het heengaan.



Onderweg stonden kraampjes met weelderige trossen bananen en knalrode tomaten die in de vorm van een piramide waren uitgestald.

Regelmatig werden we opgeschrikt door een riskant inhaalmanoeuver zoals dat gaat in bergachtig gebied en ook door fietsers die vanuit de tegenovergestelde richting op enkele centimeters van onze auto doorraasden omdat ze zich hadden vastgeklonken aan een vrachtwagen.




Eens we afdaalden van het plateau naar het veel lager gelegen Bujumbura werden de glooiingen steiler en de weg kreeg meer "col-allures".

Vertroebeld door de grote afstand en een laagje witte sluier ontwikkelden zich in ons gezicht eerst de buitenwijken en dan de volle stad Bujumbura, vastgeklonken aan het Tanganyikameer.




Bernadette had ons al de hele week warm gemaakt voor het schitterende "Restaurant du Lac" gelegen vlakbij het meer en met een mooie tuin waar drie kroonkraanvogels een exotische sfeer etaleerden.
Er ontspon zich een "chercher à deux" tussen Bernadette en dr. Edouard die de chauffeur rondstuurde naar alle kanten van het meer. Er kwam een groeiende culpabilisering op gang van beide kanten : “zij gaf geen concrete informatie genoeg", "hij moest toch wel het beste restaurant van Bujumbura kennen".

Toen het uit de hand dreigde te lopen en iedereen zich had al verzoend met een pragmatische oplossing, reden we bijna met de ogen dicht het "restaurant Palmier" binnen waar zich een tuin bevond met een hoofdkraanvogel als ultieme check voor het juiste adres.



Burundi laat zijn geheimen dus niet zomaar prijsgeven maar beslist zelf wie, waar en wanneer toegang krijgt tot zijn geheime plaatsen.

Het was een redelijk exclusief etablissement met zwembad en mooie hotelbungalows en een aangenaam terras.



Een meer dan puur Afrikaanse menukaart, stromend water in het toilet, een correcte bediening, een fatsoenlijk maal gevolgd een koffie: heel gewone dingen die we 10 dagen hadden moeten missen en die nu verwelkomd werden als een geschenk.

Terwijl Dr Edouard de medicatie wegbracht voor de psychiatrie, ging ik het hotel uit om wat foto's te nemen van het meer, maar ik werd tegengehouden door een jongeman van ongeveer 20 die me zei dat het zeer gevaarlijk was om van daar tot aan het meer te wandelen en op mijn vraag vergezelde hij me langs een veiliger traject.



Hij gaf aan dat het de bedoeling was om deze côté helemaal om te bouwen tot een residentiële buurtmaar op dit ogenblik woonden er nog verschillende landbouwersgezinnen waarvan een aantal gasten er niet voor terugdeinzden onder bedreiging van een mes een toerist te pluimen.
Even verder kwamen we een prachtig etablissement tegen dat een private praktijk bleek te zijnvan een aantal geneesheren.Tarieven waren 4 keer hoger dan in het normale circuit.



Alles was piekfijn ingericht behalve de Burundese vlag die verscheurd het ding ontsierde.


De jongen vertelde vlot over de politieke situatie en ook hij gaf aan dat de historische tegenstelling Hutu en Tutsi verleden tijd geworden was dat er meer veel meer sociale tegenstellingen op de voorgrond stonden.
Hij gaf aan dat elke politieke partij die aan de macht kwam "mange de l'argent" maar indien je dit moest zeggen luidop, kon je een paar jaar in de gevangenis zitten.
Ik nam een paar foto's van het meer dat nu minder dan vorige keer lag te dampen in de mist, dan wel zijn einders verblind zag krommen in de zon.



Reeds onderweg had ik het gevoel dat ik mijn BlackBerry kwijt was.
Na een zoektocht samen met de jongen terug naar het doktershuis, het doorzoeken van mijn rugzak en de auto waarmee we gekomen waren, bleek het verdict dat ik hem werkelijk was verloren.
Even keek men beschuldigend naar de jongen : ik kon me niet voorstellen dat hij me had bedot en verdedigde hem ten stelligste.
Het was trouwens niet de eerste keer dat de BlackBerry van mijn broeksriem was losgeraakt, op de grond gevallen en dat ik het niet dat gehoord, gezien of gevoeld.
Zonder internet en BlackBerry was ik nu echt onbereikbaar voor de andere kant van de wereld.
Het gaf met tegelijk een onrustig dan wel ook een kalm gevoel zeker nadat ik via Bernadette een sms had gestuurd naar Karin en dat zo mijn onbereikbaarheid geregistreerd was.

We passeerden nog langs een krotachtig marktje voor wat souvenirs, we dronken nog iets in de luchthaven (waar 2 keer de electriciteit uitviel...), ik gaf Maria een slaappil om haar te "ontzieken" door een goede nachtrust en we lieten Burundi achter ons.
Eindelijk naar huis ook al moesten we een heel klein beetje thuis achterlaten.