dinsdag 7 februari 2017

Incredible India, 25-28 januari 2017

Woensdag 25 januari

Voor de PAZ-vlag op de boot werd uitgelegd dat het te maken had met het drogen van de grondlaag en het “foutje” op de pancarte van de dokterspost ging asap rechtgezet worden.
De volgende dagen konden we nog nauwelijks aan het gezelschap van B&G ontsnappen en ze vertelden honderduit over hun initiatieven en plannen.
Uiteindelijk was Bhakta er ’s anderendaags ’s morgens na het zoveelste telefoontje toch in geslaagd om een bezoek aan het openbaar ziekenhuis te regelen.

Onderweg naar een ander Sundarban-eiland vertelde hij over de dramatische gevolgen van de monetaire politiek van de regering.
Het was de bedoeling geweest om de valsmunterij aan te pakken en het zwartgeldcircuit lam te leggen waarvan men vermoedde dat het vooral gebruikt werd voor de ondersteuning van terroristische activiteiten.
“Men heeft omwille van een wondje aan een vinger, een hele arm afgekapt”, meende Bhakta :“Je moet weten dat meer dan 3/4 van de Indische economie draait op cash geld en vooral voor de kleine handelaars was het uit circuit nemen van biljetten van 500 en 1000 roepie een absolute ramp.
Op een blauwe maandag werden ze verbeurd verklaard en het duurde 2 dagen vooraleer men deze oude biljetten kon inruilen tegen nieuwe van 500 en 2000 roepie. In elk geval werden deze slechts progressief ter beschikking gesteld met een maximum afname van 2000 roepie per keer aan de bankautomaat en 10.000 roepie per week.
Hoe kan je nu verwachten dat een organisatie als deze die zoveel betalingen moet doen en geld moet ontvangen dit enorm cashtekort kan opvangen?
Heel wat kleine zaakjes zijn failliet gegaan, mensen zijn hun job verloren en de economische groei is helemaal stilgevallen.”

Ik begreep dat, zonder het misschien te willen, de Indische centrale bank het tegenovergestelde had gedaan van wat de Westerse banken al een paar jaar aan het proberen waren : de economie stimuleren door via een zeer lage rente de facto geld bij te drukken.
Als men geld wegtrok uit het systeem, kreeg men natuurlijk het tegenovergestelde.
“Blijkbaar was het systeem toch niet zo waterdicht”, lachte ik: “Ik heb in Gangtok vier keer 2000 euro afgehaald met een tussenpauze van 30 seconden.”



Eens we beland waren op het terrein van de regering en de politiek kregen we van Bhakta een bloemlezing over zijn visie op de huidige situatie:
“De BJP (Bharatiya Janata Party) regeert sinds 2014 met een absolute meerderheid in het federale parlement en voert een soort van hindoe-exclusief beleid waar ik mezelf als verdraagzaam hindoe moeilijk in kan vinden.




De All India Forward Bloc is in 1939 opgericht door Chandra Bose als afsplitsing van de Congrespartij, vaart een links-nationalistische koers en is vooral in West Bengalen actief.



De Congrespartij is sterk verzwakt en de legitimiteit van Rahul Gandhi, de zoon van Rajiv Gandhi, heeft meer te maken met een familiedynastie dan met competentie. 
Daarnaast zijn er de communisten die in verschillende delen van West-Bengalen nog een belangrijke fractie vormen.



Ze worden impliciet ondersteund door de Naxalites, terroristische guerrilla die aanslagen plegen precies in die regio’s waar de communisten in de verdrukking komen.”

Vrije meningsuiting op de achterbank van een terreinwagen was blijkbaar geen probleem, maar als je openlijk kritiek leverde op de regering in de media, werd je een kopje kleiner gemaakt, zo verwees Bhakta naar de recente moord op een journalist.

Nadien werd er met twee christenen en een hindoe op de achterbank een vurig pleidooi gehouden voor verdraagzaamheid waarbij Bhakta toch fijntjes opmerkte dat hij als hindoe niet welkom was in een christelijke kerk hier in India en dat de overgrote meerderheid van terroristen in de wereld vandaag moslims waren.
Het belangrijkste was dat we mekaar konden vinden in onze bekommernis voor deze arme populatie van de Sundarban.

Eens over de enige brug die één van de eilanden met het vaste land verbond, werden we op een soort tuktuk-truckje gezet.



Tom Boonen had ons niet beter over dit Parijs-Roubaix weggetje kunnen gidsen als onze wat verfrommelde stuurman die zich allang had neergelegd bij het verwoestende effect van overstromingen op zijn dagelijks parcours.

We waren uitgenodigd op een meeting van het Sturend Comité van de Durbachati Gram Panchayat : dit was een verzameling van dorpen en omvatte in dit geval ongeveer 20.000 mensen.



Verschillende Villages of Gram Panchayat’s behoorden tot een Block (Panchayat Samiti), een bestuurséénheid die klassiek beschikte over een centraal ziekenhuis(je) en enkele zogenaamde “subcenters” (“primary care units”).



Blocks vormden samen een district (Zilla Parishad) met een groter en meer gespecialiseerd openbaar ziekenhuis.
De districten waren gebundeld in staten, op hun beurt onderdeel van de Republiek India.



Na het welkom van de voorzitster van het Comité, was het de vertegenwoordigster van de SSDC die eerst het woord nam en bleef nemen en niet meer afgaf. De aandacht van de toehoorders ebde weg.





Wat wij niet konden vermoeden was dat zij de trend had gezet voor een reeks van vijf ellenlange toespraken in een taal die vermoedelijk Bengali was en waarvan we dus geen jota begrepen.
Af en toe fluisterde Bhakta ons twee zinnetjes in het oor die een samenvatting moesten zijn van een half uur speech. Als refrein hierbij ging het steevast over het feit dat SSDC sinds 22 jaar actief was in dit gebied en dat sindsdien de meeste gezondheidsparameters spectaculair waren verbeterd.
Uiteindelijk begrepen we toch dat de belangrijkste thema’s dezelfde waren als bij de andere projecten die we al hadden bezocht : meer ziekenhuisbevallingen, disaster management, ondervoeding, anemie, veilig drinkwater en seksueel misbruik, in dit geval meisjes die werden meegelokt met mooie beloften en als seksslaven werden opgevoerd in de grote steden.

Na het dankwoordje van Bart werd ik met enige aandrang geconvoceerd om ook iets te zeggen waarbij ik snel iets uit de mouw schudde over het verschil tussen gezondheidszorg met grote technologie en dure apparatuur en healthcare in de community met een belangrijke integratie tussen preventie, educatie, en toegankelijkheid tot care in een sterk geëchelonneerd systeem.
Het slotwoord van Bhakta -opnieuw in het Bengaals- was de opwarmer voor een vinnige discussie die nog een half uur aansleepte maar waarbij we toch het gevoel hadden dat de academische zitting had plaats gemaakt voor een echt overleg.
Het enige thema dat ik begrepen had, was de mogelijke opportuniteit van toerisme, aangebracht door de leidende gezondheidsambtenaar, waardoor mijn dommigheid in het restaurant van Kolkata wat werd opgepoetst.

Tijdens het wachten op de geneesheer-directeur van het openbaar ziekenhuis, vertelde Bart dat Lieve Blancquaert hier enkele jaren geleden een reportage had gemaakt waarbij de baas van het ziekenhuis zijn droom had geformuleerd in termen van een kliniekboot.
Toen kort daarna samen met Poddar en SSDC het plan werd opgevat om zo’n boot te kopen en ermee naar de eilanden te varen, belegden ze een meeting met de directeur die helemaal van gedacht was veranderd en nu een verblijfsunit wou inrichten voor zwangere vrouwen uit afgelegen gebieden 1 tot 2 weken voor hun bevalling (wat intussen recent gerealiseerd was).


De wegen tussen PAZ, SSDC, WBVHA en de baas van het hospitaal waren daar gedivergeerd.

We zagen een jonge snaak plaatsnemen op zijn stoel die met een handdoek was bedekt en overkapt met zijn witte schort en voor een tableau met de namen van zijn illustere voorgangers.




We stelden ons beleefd voor en enigszins laatdunkend vroeg hij wat wij eigenlijk in India kwamen zoeken.
We legden hem uit dat het niet onze bedoeling was om hier als buitenlanders zelf initiatieven te nemen, dat we samenwerkten met lokale organisaties maar dat we, net als zovele andere niet gouvernementele internationale organisaties, mee solidair wilden zijn met armen en behoeftigen waar ook ter wereld.
De man hield bijna constant zijn beide handen voor zijn hoofd waardoor we zijn gezicht niet konden zien.
Na vijf minuten leek hij met ons uitgepraat en vroeg dat Bhakta zou binnenkomen waarna hij met hem een discours begon in het Bengaals.
We hoefden de taal niet te verstaan om te zien op welke arrogante en denigrerende toon hij de SSDC’ers afblafte en ons de boodschap gaf dat we daar niks te zoeken hadden.
Incredible India!

Bij de minste stilte in zijn betoog onderbrak ik hem en vroeg hem in het Engels of hij zijn ziekenhuis eens kon voorstellen. Deze interventie had hij niet verwacht en ik had al vijf vragen gesteld die hij dan toch wel op een meer correcte toon beantwoordde.
Dit was het enige ziekenhuis in de “Block” met 2 zalen van elk maximum  25 bedden.
Er werd vooral algemeen internistische pathologie behandeld (koorts, diarree, …), er was een radiologie en een labo maar geen chirurgie of intensieve zorgen.
Het stond in connectie met nog drie kleinere (poli) klinieken in de regio.
Voor gespecialiseerde interventies werd doorverwezen naar het district-hospitaal

We werden door zijn assistent rondgeleid in het ziekenhuis en ook hier hadden we geen woorden nodig om de kille, weinig professionele sfeer te voelen die in de gangen en op de twee slaapzalen hing.





Even vroeg ik me af waar ik hier in godsnaam mee bezig was.


Donderdag 26 januari

Ik had een opleiding geneeskunde achter de rug, was directeur geweest in zes ziekenhuizen en had nog nooit een cataractoperatie gezien.
De Indische chirurg legde me uit dat er preoperatief een lokale verdoving gebeurde en hij toonde hoe via een kleine incisie de troebele lens uit het kapsel werd verwijderd en vervangen door een nieuwe kunstmatige lens.



Zo verrichtte hij een mirakel dat Christus hem 2000 jaar geleden had voorgedaan: hij liet de blinden zien.
Ik was onder de indruk van de efficiënte en feilloze organisatie waarbij twee patiënten tegelijkertijd in de operatiezaal aanwezig waren : bij de ene werd het operatieveld klaargemaakt, bij de andere werd de ingreep uitgevoerd en dit met een rotatiesnelheid van nog geen vijf minuten.



Als NIAZ-auditor had ik snel ik de gaten dat de stapel vuil linnen bij de ingang niet helemaal volgens het boekje was, omkleedprotocol was in orde, we werden gevraagd om onze horloge af te doen maar niet onze ring.
De belangrijke issue vond ik de patientenidentificatie en de aanduiding van welk oog moest worden geopereerd : geen safe surgery check en de oogarts opereerde blindelings het oog dat was voorbereid…

Bij het ontbijt kregen we van Bhakta en Gopal het financieel bilan van deze ingrepen geserveerd.
De totale kost van de ingreep zelf bedroeg 1.500 roepie waarvan 250 als minimumvergoeding voor de chirurg. De grootste kost was de lens zelf gaande van 1.500 tot 20.000 roepie; 25% hiervan werd voorzien als ereloon voor de oogarts.
Standaard werd een bijdrage van 2.500 roepie gevraagd. Aan rijkere patiënten werd tot 20.000 roepie gevraagd en de minimum bijdrage voor armen was 1.500 roepie.
De overheid kwam tussen à rato van 800 roepie per ingreep dat vorig jaar was opgetrokken tot 1.000. In het totaal waren ze aan SSDC 1.200.000 roepie verschuldigd waarvan de dag zelf net een schijf van 100.000 was betaald. Momenteel gebeurden er zo’n 7000 oogheelkundige ingrepen per jaar in de Eye Clinic waarvan het grootste deel cataracten.
Er stonden nog 5000 patiënten op de wachtlijst.

“Hoeveel kost zo’n operatie in een privé ziekenhuis in Kolkata?”, vroegen Bart en ik.
“In elk geval betalen patiënten rond de 5.000 roepie voor de ingreep alleen”, zei Bhakta : “maar dat zijn uiteraard for profit ziekenhuizen en onze missie is precies om een uitkomst te bieden voor blinden binnen de armengemeenschap.”
“Maar als jullie dat nieuw toestel voor ons zouden kunnen voorzien, kunnen heel wat patiënten die nu naar Kolkata gaan, bij ons worden geopereerd waardoor we meer inkomsten hebben”, kwam Gopal tussen.



“Ja maar je hebt toch gezegd dat van de 30 patiënten die daarvoor in aanmerking komen, er slechts 2 naar Kolkata gaan omdat de rest het gewoon niet kan betalen. Dus in de praktijk zou dat betekenen : marge voor 2 patiënten en deficit voor 28 of heb ik het mis voor?” vroeg ik.
“Je moet weten”, antwoordde Bhakta “dat die 28 ervoor terugdeinzen om én het vervoer naar Kolkata te betalen en daarbovenop nog eens een zeer hoge fee waar het bij ons een stuk betaalbaarder zal zijn en we van die 28 het grootste deel toch hier zouden kunnen opereren met daartegenover een redelijke vergoeding”
Ik moest toegeven dat hij bedrijfseconomisch gezien, vlot mee peddelde maar hoe dan ook konden ze er niet omheen dat de hele oogkliniek op termijn niet sustainable was zonder externe funding.
Als de proportie “charity” te groot werd zouden ook het risico en de onzekerheid over het project, zeker in een groeistrategie, niet meer te verantwoorden zijn

Bart en ik openden de piste van de ontwikkeling van een solidariteitssysteem.
Enerzijds impliceerde dit een gedifferentieerde bijdrage van de patiënten met een hogere fee dan vandaag voor diegenen die het konden betalen en anderzijds een soort van sociale verzekering op het niveau van de village of de block waarbij door een individuele bijdrage een fonds kon worden gecreëerd - net zoals bij het pompenproject - dat dan zou kunnen aangewend worden voor dure ingrepen van de armen in de community.
Een tegemoetkoming vanwege de overheid, gecombineerd met een systeem van persoonlijke bijdrage en solidariteit zou misschien het overgrote deel van de kost kunnen dekken waarbij een deel van de investeringskost nog kon worden gedragen door ngo-funding.
Ze zeiden niet nee.

“Sensible subject”, begon Bart aarzelend: ”Hoe zien jullie de samenwerking met Poddar en de WBVHA?”
Er volgde een korte stilte tot Bhakta het woord nam.
We wisten dat de positieve inleiding (“good work” – “coöperation” – “honest”) zou gevolgd worden door een hoofdstuk waarin ze hun gedacht zouden zeggen.
“We hebben een verschillende visie, een verschillende ideologie”, zei Bhakta: “zij zijn meer business georiënteerd, bij ons gaat het in de eerste plaats om de mensen en dat betekent ook dat onze financiering maximaal voor die doelstelling wordt aangewend.”
“Business, hoezo?”
“Er wordt bv. vanuit de ngo Memisa een programma voor moeder en kind ondersteund. Zij zullen dan bv. 60% aanwenden voor het organiseren van vorming in hun ITD en maar 40% rechtstreeks voor de bevolking. Bovendien vragen ze aan de deelnemers veel meer dan wat de opleiding in feite kost.”
“Maar er moet toch ook een marge worden gecreëerd in het financieel bilan van deze programma’s om de overheadkosten te dragen zoals daar zijn de verloning van de staf, de centrale infrastructuur, prospecties, afstemming, lobbying en dergelijke” probeerden we.
“Akkoord”, antwoordden ze :“20% wordt hier aanzien als redelijk maar zij nemen eerst de overhead en gaan dan nog profit maken op de dienstverlening.
Bovendien doen zij een aantal activiteiten bv. catering, die niet rechtstreeks gelinkt zijn aan gezondheidspromotie om op die manier aan belastingheffing te ontsnappen.”

Bhakta en Gopal gingen er ook prat op dat ze als bazen van SSDC zelf geen verloning puurden vanuit hun funding vermits ze hun inkomen konden genereren vanuit familie-eigendommen en landbouw.
We hielden toch een stevig pleidooi voor een bedrijfseconomisch orthodox beleid met het genereren van een zekere winst al was het als buffer in tijden van dalende fundraising.
In elk geval fungeerden ngo’s als verenigingen zonder winstgevend doel en dat impliceerde dat alle middelen die werden gegenereerd, nooit werden uitgekeerd en enkel konden aangewend worden voor het maatschappelijk doel.
Er volgde nog een discussie over de billijke verloning voor de managers van de ngo’s waarbij we ons afvroegen waarom dit zou moeten verschillen van gelijkwaardige professionele posities in andere organisaties.
Van zich exuberant verrijken kon uiteraard geen sprake zijn.

Toen we Bhakta vroegen of SSDC deelnam aan het WBVHA-forum voor afstemming tussen de verschillende ngo’s binnen de regio, kregen we als antwoord :
“Als ik zelf ga, dan vraag ik transparantie over de financiële stromen en wordt het een onaangenaam gesprek, dus sturen wij iemand van de staf.”
Hij kon niet wegsteken dat de jongens van Poddar zeker zijn beste vriendjes niet waren. Toch apprecieerden Bart en ik de openheid en we begrepen beter waar de angels in de samenwerking moesten gezocht worden.
Ook ngo leiders hebben een ego en een ambitie op de tonen van een zekere competitie en naijver.

In de voormiddag volgde nog een ceremonie waarbij door Bart namens PAZ enkele duizenden boeken werden overhandigd aan schoolkinderen uit de regio.





En er werd door hen een soort mini musical opgevoerd.



Tot slot hield Bart een korte speech, vertaald door Bhakta in het Bengaals.


In de namiddag werden we via jeep/boot/te voet/motor-van uiteindelijk afgezet op een prachtig landbouwdomein dat SSDC recent verworven had en waarop men een dienstencentrum wou bouwen voor de regio.





Gezien er in die streek zeer weinig voorzieningen waren, wou men verschillende projecten en programma’s combineren : met name moeder- en kindzorg, eerstelijnszorg, ondervoedingsprogramma’s, consultatie oogkliniek, gehandicaptenzorg, opleidingscentrum voor gezondheidspromotie maar ook initiatieven rond landbouw bv. organische teelt.
Het gebouw was in zeer slechte staat en de herconditioneringswerken waren wat uitgesteld omwille van de demonetisatie maar hoe dan ook wilden de SSDC’ers het pand zo vlug mogelijk in gebruik nemen.




Bart en ik stelden allerlei vragen rond de stabiliteit van het gebouw, het afwegen van herconditionering versus nieuwbouw, de opportuniteit van de locatie voor het organiseren van vorming, de kwaliteit van de grond en het water voor landbouw en visserii.



Voor een aantal van deze punten hadden we graag expertiseverslagen gezien waardoor een goed gefundeerde beslissing kon worden genomen wat garanties bood voor duurzaamheid van het project op lange termijn.

Bhakta keek ons enigszins verstomd aan en mompelde in Indisch-Engels dat ze wel over alles nagedacht hadden maar dat ze hoe dan ook zo snel mogelijk wilden beginnen.
We herinnerden ons de marktjes op de treinsporen, het toeteren en slalommen tussen vrachtwagens, motor-vans, fietsers en voetgangers en ook het onmiddellijk herstel van mijn boiler de eerste dag van mijn verblijf en hoe het water ‘s anderendaags lauw werd, de dag erna koud en de laatste morgen out.
Hoever moesten we meegaan in “this confusional Indian way of doing” en in hoever moesten we als financier proberen om onze Europese logica en systematiek een beetje op te dringen?

De picknick op het gras was idyllisch.






Incredible India!

Aan het veer roofde een snel zakkende zon het oranje van de vissersboten voor haar hoed van wolken, haar platte strik en haar blinkende, lange benen op de rivier.



Het afscheid ’s avonds van Bhakta was er één met een grote hug.
Ik moest beloven om terug te keren en ook Karin werd uitgenodigd maar daarvoor waren een aantal belemmerende factoren waar ik liever niet op inging.


Vrijdag 27 januari

Vrijdagvoormiddag waren twee ziekenhuisbezoeken gepland, georganiseerd door Dr Mukherjee, een Indische reumatoloog die Bart een paar jaar voordien toevallig leren kennen had op de Crawford Market in Mumbai.

Het NH Rabindranath Tagore Hospital maakte deel uit van een grote keten met in het totaal ongeveer 5000 bedden.



Ze richtten zich naar alle lagen van de bevolking ook al hadden ze de structuur aangenomen van een private for profit hospital.
Tijdens de rondgang maakte het ziekenhuis een congestieve indruk met overvolle wachtplaatsen en lange wachtrijen met inderdaad patiënten van alle sociale klassen.
Op geen enkel ogenblik kregen we de indruk dat er niet efficiënt werd gewerkt wat betekende dat de overcrowding niet het gevolg was van een desorganisatie maar wel te wijten was aan een sterke patiëntenvraag voor een beperkte capaciteit.

“Wat is het geheim van jullie formule om patiënten te rekruteren uit alle lagen van de bevolking en toch winstgevend te zijn?” vroeg ik.
“Rendabiliteit vanuit schaal” antwoordde de facilitair manager die ons op zijn bureau ontving.



Het ziekenhuis beschikte over 600 bedden met 150 artsen en rond de 5000 werknemers. Deze campus, opgericht in 2000, was verdeeld in een segment “algemeen ziekenhuis”’ en een gespecialiseerde hartkliniek met zowat alle cardiale programma’s inclusief kindercardiochirurgie. Naast diabetesbehandeling was ook niertransplantatie een speerpunt en op korte termijn zou worden gestart met een programma hart- en levertransplantatie.
Voor ongeveer de helft van hun patiënten werd gefactureerd aan een privaatverzekering, de andere helft betaalde het volle bedrag zelf en dan waren er nog een aantal convenanten met de overheid waarbij patiënten met een laag inkomen verwezen werden voor behandelingen die in de publieke ziekenhuizen niet konden gebeuren.
De missie van het Tagore Hospital stipuleerde het streven naar een proportie van arme patiënten a rato van 30%.
Artsen werden deels vergoed met een vast salaris en de meer gespecialiseerde interventies werden in een fee for service systeem aangerekend en na afhouding van kosten aan de arts doorbetaald.

Op mijn vraag hoe men omging met de urgenties op spoedgevallen en de kredietwaardigheid van de patiënt, vertelde onze gids een verhaal over een traumapatiënt die de vorige week het hele behandelingscircuit had doorlopen en pas dan werd gesproken over de factuur die hij bleek niet te kunnen betalen.

Tot slot kregen we een demo van twee e-health centers, met name twee primary care consultaties georganiseerd door het ziekenhuis waarbij de huisarts via een telemedicine-verbinding, permanent beroep kon doen op een consultant van het ziekenhuis. Het leek me technologisch nauwelijks meer dan een skypeverbinding doch ik vroeg me af hoe ze het georganiseerd kregen om zoveel arts-specialisten “on demand” te houden.
“Ze hoeven niet allemaal tegelijk beschikbaar te zijn”, zei onze ziekenhuisgids: “als we één dokter per specialisatie kunnen vastkrijgen is dat voldoende.”
Toen ik vroeg hoe het met de geestelijke gezondheidszorg gesteld was, werd ik wat raar bekeken en scheen men aan te geven dat dit ofwel niet bestond ofwel geen probleem was.
Als je naar een psychiater ging, dan was je gek en als het erop aankwam ging men nog liever naar een astrologist of een religieuze goeroe dan naar een psycholoog. Toen ik vroeg of alcohol- en drugmisbruik, suïcide en depressie er dan niet voorkwamen, begon men over sociale problemen en de term psychose stond blijkbaar niet echt in hun woordenboek.

Groot was het contrast met het Peerless Hospital dat trekken vertoonde van een  neokoloniaal gebouw en patiëntenstromen op Europese leest geschoeid.



We werden ontvangen in het riant bureel van de algemeen directeur, een zestiger die opgeleid was in Engeland, daar een aantal jaren CEO geweest was van een NHS-Hospital en een tweetal jaar geleden naar India was teruggekeerd om baas te worden van dit privé ziekenhuis. Het behoorde niet tot een ziekenhuisketen zoals het elitaire Apollo en Tagore, maar het was een stand alone hospitaal waarvan de eigenaars ook belangen hadden in andere industriële takken.
Het ziekenhuis had een erkenning voor 400 bedden waarvan er 350 beschikbaar waren. Speerpunten waren vooral de gastro-enterologie / abdominale heelkunde en de neurogroep.
Ze beschikten over een drietal satelliet-centra en hun grootste probleem was het aantrekken van goed getrainde artsen en verpleegkundigen.
Zelfs als stageplaats konden ze moeilijk op tegen het recent initiatief van de overheid om massaal verpleegkundigen aan te trekken met een goed statuut waarbij voor velen de keuze rap gemaakt was om te werken in de buurt van hun woonplaats.

De baas van het ziekenhuis was bij het begin van het gesprek redelijk achterdochtig wat niet helemaal onlogisch was gezien de zeer heterogene delegatie die hem te woord stond : de reumatoloog van zijn ziekenhuis die het contact gelegd had, Poddar, Gopal, Bart en ik.
We legden hem uit dat we op zoek waren naar strategieën voor samenwerking tussen ngo-gestuurde gezondheidscentra (enkel sustainable mits externe funding), de publieke sector en de privé sector met als doel zoveel mogelijk mensen toegang te geven tot zo goed mogelijke gezondheidszorg.
Bijna verontschuldigend gaf hij aan dat ze een gratis borstkanker-screeningsprogramma hadden.
Hij vroeg vooral wat wij dachten en wilden maar toonde een open geest om te luisteren en samen te zoeken naar manieren om ons doel, dat ook het zijne was, te realiseren.

“Met de mond belijden ze hier hetzelfde geloof”, zei dr. Mukherjee achteraf :”maar in tegenstelling tot Peerless, is deze missie voor het Tagore-ziekenhuis wel degelijk een dagelijkse realiteit.
Anderzijds beseffen ze hier wel dat ze uit hun isolement moeten treden en toegang moeten zoeken tot grotere patiëntengroepen ook die met een lager inkomen.”

Het was de overtuiging van de CEO dat op termijn de publieke sector helemaal zou opgaan in de privé-sector in een soort van fusie. Op basis van de efficiëntie en de kwaliteit van zorg zouden het de eigenaars en de managers zijn van de privé die het systeem in de toekomst zouden aansturen.
Men had kunnen zeggen dat in Vlaanderen in de loop van de laatste decennia deze evolutie zich min of meer had voorgedaan, zij het dat de kloof tussen privé en openbaar minder uitgesproken was geweest.

Poddar had eerst het woord gegeven aan Gupta die in het Bengaals een promo praatje had gegeven over zijn SSDC.
De baas van de WBVHA nam nadien tijdens het gesprek het initiatief om twee belangrijke intenties te expliciteren : het opzetten van een pilootsamenwerking rond specifieke patiëntengroepen tussen een ngo-ziekenhuis en Peerless en anderzijds de vraag naar coaching en education voor gespecialiseerde programma’s die voor een armere doelgroep in afgelegen streken was opgezet met als voorbeeld de oogkliniek van SSDC.
Er werd volmondig geknikt toen ik aangaf dat ook de managementondersteuning voor gezondheidszorgcentra hierbij een prioriteit moest zijn.
Poddar verwees nog naar de samenkomst van katholieke ziekenhuizen waarbij heel wat kleinere centra niet meer voldeden aan de strengere eisen van de overheid wat enerzijds een kwaliteitsverhogend effect kon hebben maar anderzijds afbreuk deed aan de jarenlange inzet voor een meestal arme groep patiënten die morgen in de kou zou komen te staan.
Hij toonde zich handig door voor te stellen om zelf een synthese te maken van het gesprek en naar de CEO te sturen als reminder en hefboom voor concrete initiatieven.
Wat grotesk was nadien de vraag van Gopal aan Bart om in de loop van de volgende dagen hem te helpen om ook zo’n brief te redigeren.

De reumatoloog en zijn vrouw hadden het diner met ons moeten afzeggen omwille van een andere verplichting maar een paar uur later stuurden ze een mail om met ons te aperitieven in het hotel.
Ik keek uit naar een glaasje cava op het prachtig neokoloniaal terras dat volgens Bart een uur later zou wemelen van Kolkataanse jeugd.


Het eeuwige Kingfisher Beer was the only alcoholic beverage op de groezelige kaart maar volgens de nieuwe regels kon er op het terras alleen nog worden gegeten met een glas water en we werden voor ons ijsvogeltje verwezen naar het restaurant.



Gedaan met de Westerse parties ook!
“In de staat Bihar is er een politieke leider verkozen die een compleet alcoholverbod op zijn programma had”, legde Mukherjee uit: “en ook in de andere staten begint men meer en meer te denken over alcohol als killer van gezondheid, relaties, werk en orde.”

Hij vertelde verder dat zijn vader nog gevochten had tegen de Engelsen en dat zijn familie ten tijde van de oorlog tussen Oost en West-Pakistan was gevlucht naar Bengalen. Ze hadden armoede gekend en hadden tot voor kort geen eigen woning gehad maar toch had hij de kans gekregen om geneeskunde te studeren net als zijn vrouw trouwens.
Het reveleerde iets van hun belangstelling voor onze health care projecten voor de ”low end people”.
Hun zoon was bezig aan een artsenopleiding; hij verbleef hiervoor momenteel in Australië en hij zou doctoreren aan de John Hopkins Universiteit in Baltimore.

Zonder een pauze toe te laten vertelde hij ons de geschiedenis van Bengalen.
Hij situeerde de grote dagen in de periode voor de onafhankelijkheid waarbij hij verwees naar een aantal beroemdheden waarvan alleen Tagore mij bekend in de oren klonk.
In de koloniale periode hadden de Engelsen sterk geïnvesteerd in onderwijs en primary health care.
Na de onafhankelijkheid waren het Nehru en later zijn dochter Indira Gandhi die een sterk linkse koers gingen varen en het overheidsapparaat lieten prolifereren tot een bureaucratie van mediocre figuren.
Toen in de jaren ‘60 en ‘70 aan de universiteiten protesten losbarstten en linkse iconen werden opgevoerd zoals Che Guevara, Fidel Castro, Ho Chi Minh en ook Mao, liet de revolutionaire spirit van de Bengaalse jeugd zich niet onbetuigd.
De beweging die later zou worden bestempeld als de Naxalite, werd geïnfiltreerd door spionnen van het Nehru-government die aanzetten tot terroristische aanslagen waarop de politie reageerde met een ware slachtpartij.
Intussen had de Congrespartij een deal gesloten met “saloncommunisten” die decennia lang aan de macht bleven in Bengalen maar ook het federaal regeringsbeleid en diens bureaucratie ondersteunden.

"In die periode zijn heel wat talentvolle jongeren naar het buitenland of naar andere Indiaanse staten gevlucht wat nog steeds de bloedarmoede verklaart aan grote leidersfiguren of culturele iconen.
Met de BJP aan de macht en meer bepaald premier Narendra Modi gaat het eerder de goede richting uit: hij vaart een meer liberale koers en begrijpt dat de economische groei in India vooral is gerealiseerd vanuit het privé-initiatief dat moet ondersteund en gereguleerd worden.
In die optiek wordt hij ook fel gesteund door de Indiërs in het buitenland.
Zijn gematigde koers maakt hem echter niet populair bij de radicale hindoetak.” aldus Mukherjee.
“Voor de afwisseling een keer iemand die wat positiever spreekt over de BJP en trouwens dit moest toch wel het geval zijn voor meer dan 50% van de Indiërs”, dacht ik bij mezelf.

“Wat vinden jullie eigenlijk van India?”, werd er plots op mij afgevuurd.
Zijn trein was ineens gestopt en we hadden even tijd nodig om onze locomotief op gang te krijgen.
Ik vertelde over het chaotische “we will manage it” als de bijzondere manier waarop Indiërs omgingen met projecten, afspraken, handel en verkeer, vaak geconcentreerd op een paar m2



“En ik heb het gevoel dat er hier toch veel meer openheid en vrijheid is dan bv. in China”, voegde ik er als complimentje aan toe.
“Hoewel we toch gehoord hebben dat je kop eraf kan gaan als je als journalist de verkeerde dingen schrijft”, nodigde ik hem uit om positie in te nemen.

“Ik zal je iets vertellen” klonk het wat geheimzinnig: “Toen ik met brio mijn studies had afgerond - hij citeerde allerlei rankings en onderscheidingen - kreeg ik maar geen benoeming vast in universitaire ziekenhuizen of voor andere medische posities binnen het overheidsapparaat.
Ik slaagde erin om een afspraak te krijgen bij één van de grote politieke bonzen van Delhi die fijntjes opmerkte dat mijn dossier niet “gecleared” was en ik best eens polshoogte zou nemen bij de Bengaalse politie.
Ik werd er vriendelijk ontvangen en de man haalde een dossier uit zijn schuif waarop allerlei knipsels waren geplakt die hij met mij één voor één overliep.
Hij citeerde daarbij woorden uit een aantal toespraken van mij in de jaren ’60 waarbij ik me nogal negatief had uitgelaten tegenover het beleid van de overheid.
Ik was als aan de grond genageld.
De man bleef vriendelijk en nodigde me uit om een papier te tekenen waarin ik zou verklaren dat ik het allemaal had gezegd en gedaan vanuit een jeugdige onwetendheid, dat ik daar nu afstand van nam en in de toekomst dergelijke kritiek achterwege zou laten.”
Incredible India.

“Ik ging buiten, overlegde met mijn broer die connecties had binnen de politie en mij aanraadde om zo’n papier niet te tekenen. Het zou ooit kunnen gebruikt worden tegen mij in een proces omdat ik dan ook zwart op wit had toegegeven dat ik dergelijke dingen had gedaan en dat ik er mij bewust van was geweest dat dit revolutionaire activiteiten waren.”
“En je hebt de jobs niet gekregen?” vroeg ik.
“Neen, ik heb ze niet gekregen maar ik heb toch mijn weg kunnen maken.”
“Tja, in China zou je verdwenen geweest zijn”, glimlachte ik.

Op het einde van het gesprek stelde hij een aantal concrete pistes voor.
Hij wou gerust een aantal gratis consultaties doen voor patiënten uit de Sundarban en het Peerless Hospitaal zou zeker geïnteresseerd zijn om uit de eilandengroep gastro-intestinale pathologie te rekruteren en daarvoor een aantal structuren op te zetten. Het meest verwachtte hij van de samenwerking met het Tagore-hospitaal die na onze meeting al gebeld hadden om een aantal pistes verder te onderzoeken.

De man had ons alleszins op een heel innemende wijze veel geleerd over de situatie in India en hij leek zeker gemotiveerd om een aantal projecten samen met ons te ontwikkelen. Jammer dat hij zijn vrouw, die neuroloog was, een paar keer te veel had onderbroken toen zij een aantal dingen naar voor wou brengen.
Aan dat stukje ontvoogding kon nog gewerkt worden.

Later op de avond hadden we ons afscheidsdiner met D.P. Poddar in een trendy restaurant. 



Ik hield de spicy garnituur voor aperitiefhapjes, een misser waarvoor mijn darmen enkele uren later de rekening moesten betalen.
Hoe dan ook had ik niet anders gekund dan genieten van het diner zolang het maar verschillend was van de usual stuff van de laatste dagen : rijst, wat afgebleekte curry, kippenblokjes of vis in bruinvette saus, boontjes en een sweetie in de vorm van marsepein die in je mond openviel als een waterpraline en een homp banaan om alle smaakpapillen weer op de juiste rij te zetten.



Slecht was het niet geweest die 2 weken en je was niet met honger van tafel gekomen maar nouvelle cuisine was het zeker niet en het was vooral altijd la même cuisine.


Zaterdag 28 januari

Op onze laatste dag troonde Bart me mee naar Gangaur Snacks Teej in Russel Street waar handgeschilderde paintings on the wall en Indisch verklede garçons ons vervoerden in de licht toeristische atmosfeer die we op dat moment nodig hadden. 



We dronken zowaar een aperitief, een fles witte wijn en een bord met vegetarische hapjes (Bart had me hiervoor niet gewaarschuwd).
Zes kelners stonden voortdurend te onzer beschikking om ons om de vijf minuten te vragen of alles in orde was terwijl we anderzijds halfweg ons hoofdgerecht drie keer hadden moeten vragen om de fles witte wijn te serveren.

Kolkata was het eerste bruggenhoofd geweest voor de Britten in hun kolonisatie van India.
In 1698 had de British East Indian Company het leaserecht verworven op drie dorpen aan de Ganges. Ze lieten een vesting bouwen - Ford William - om de handelspost van Sutanuti te kunnen verdedigen.
In 1773 werd Calcutta de hoofdstad van Brits India en de Europese bevolking breidde uit van enkele honderden tot honderdduizenden.
Nadat in 1911 Delhi de nieuwe hoofdstad was geworden van India, begon Calcutta aan betekenis in te boeten ook al werd in 1921 nog het ontzagwekkende Victoria Memorial opgericht.



Met de onafhankelijkheid in 1947 en met de bevrijdingsoorlog in Oost-Pakistan in 1971, kwamen er enorme vluchtelingenstromen op gang waardoor de stad meer inwoners kreeg dan ze eigenlijk kon huisvesten.
Tot 1999, toen ze de Bengalinaam Kolkata aannam, was de hoofdstad van West-Bengalen bekend als Calcutta. Met ongeveer 8 miljoen inwoners (de voorsteden meegerekend ruim 16 miljoen) was het op twee na de grootste stad van India.
De stad riep nog steeds het beeld op van armoede en mensen die stierven op straat omwille van de caritas van Moeder Theresa.
Er waren inderdaad nog steeds grote slums en ook rechtover ons hotel struikelden we bijna over “gedekende” mensen die ’s nachts van hun kraampje hun slaapkamer hadden gemaakt.




Daarnaast was Kolkata uitgegroeid tot een bruisende stad met een sterk groeiende economie, hoogwaardige bedrijven, ziekenhuizen en universiteiten en een rijke cultuur.

Rond de Haora bridge werden we bedwelmd door de bloemenmarkt waar onophoudelijk heen en weer werd gesjouwd met bloemenkransen om de nek of in balen samengepakt. 





We vroegen ons af voor wie al die bloemen bestemd waren. Het uitgesponnen kleurenpalet leek een verloren gelopen sprookje in een poel van drukte, ellende en vuiligheid.
Incredible India!




Toen ik wat later als onhandige westerling te weinig had afgedongen bij de aankoop van een souvenir, was mijn verbazing groot dat de winkelier me een pak geld te veel teruggaf. Ik maakte hem erop attent en gaf het te veel gekregen geld terug.
Nog even later had ik in een bar 600 roepie te veel betaald voor een whisky cola en de barman kwam zich vijf minuten later excuseren en gaf mij het te veel gevraagde terug. Een aantal starre typologieën over Indiërs werd hiermee van de kaart geveegd.

Toen ik vanuit Park Street de Maidan opwandelde was ik getuige van een fata morgana waarin twee werelden uit een ander universum, naast elkaar hadden postgevat.
Incredible India!



En ik droomde dat de herders gedurende één uur zouden cricket spelen en de fancy cricket boys gedurende één uur achter de kudde zouden staan.


Met dank aan :
-Insight Guide India
-Bart Massart, mijn co-fotograaf en reisgezel