Dinsdag 24 september
View from a room of Stella Maris Lodge
Uit Karen Armstrong - De grote transformatie
Ik
geloof dat we voor ons huidige dilemma inspiratie kunnen vinden in de periode
die de Duitse filosoof Karl Jaspers de Achse der Weltgeschichte, de Spiltijd,
noemde omdat die tijd een scharnierpunt vormde voor de geestelijke ontwikkeling
van de mensheid.
Van
ongeveer 900 tot 200 v.C. ontstonden in vier verschillende gebieden de grote wereldtradities
waar de mensheid zich nog steeds op verlaat :
confucianisme en taoisme in China, hindoeïsme en boeddhisme in India,
monotheïsme in Israël en filosofisch rationalisme in Griekenland.
Dit
was de periode van de Boeddha, Socrates, Confucius en Jeremia, de mystici van
de upanishads, Mencius en Euripides.
Gedurende
deze periode van intense creativiteit bereidden geniale spirituele en
filosofische denkers de weg naar een volkomen nieuw soort menselijke ervaring.
Velen
van hen werkten anoniem, maar anderen werden een lichtend voorbeeld en kunnen
ons nog steeds raken omdat ze ons laten zien wat een mens hoort te zijn.
De
Spiltijd was een van de vruchtbaarste perioden van intellectuele,
psychologische, filosofische en religieuze verandering in de geschreven geschiedenis
en zou ongeëvenaard blijven tot de Grote Westerse Transformatie die onze eigen wetenschappelijke
en technologische moderne tijd inluidde.
Uit Paolo Cognetti - De acht bergen
Het
was een oude Nepalees die me, veel later, over de acht bergen vertelde.
Hij
droeg een vracht kippen omhoog door het dal van de Everest, bestemd voor een of
andere berghut waar ze kip curry zouden worden voor toeristen: op zijn rug
torste hij een in een twaalftal compartimenten verdeelde kooi, waarin de –
levende – kippen zaten te krijsen.
Een
dergelijk gevaarte ontbrak nog aan mijn verzameling. Ik had draagkorven vol
chocola, koekjes, melkpoeder, flessen bier, whisky en Coca-Cola op de paden van
Nepal aan me voorbij zien trekken om aan de smaak van de westerlingen tegemoet
te komen, maar een draagbaar kippenhok nog nooit.
Toen
ik de man vroeg of ik hem mocht fotograferen, leunde hij tegen een muurtje,
haalde de band waaraan zijn vracht hing van zijn voorhoofd en nam een lachende
pose aan, naast de kippen.
Daarna
praatten we wat, terwijl hij op adem kwam.
Hij
kwam uit een streek waar ik tot zijn verbazing ook was geweest.
Hij
begreep dat ik geen seizoenswandelaar was, het lukte me zelfs een paar zinnen
in het Nepalees te formuleren, en toen vroeg hij me hoe het kwam dat ik zo geïnteresseerd
was in de Himalaya.
Ik
had mijn antwoord op die vraag klaar : ik zei dat er waar ik was opgegroeid een
berg was waaraan ik erg was gehecht, en dat daar mijn verlangen vandaan kwam om
de mooiste en meest verafgelegen bergen van de wereld te zien.
‘Aha’,
zei hij : ‘Ik snap het. Je maakt de tocht langs de acht bergen.’
‘De
acht bergen?’
De
man pakte een stokje en tekende er een cirkel mee op de grond. Het was een
volmaakte cirkel, je kon zien dat hij het vaker deed. Daarna tekende hij een diameter
in de cirkel, toen een tweede haaks op de eerste, en toen nog twee deellijnen,
zodat hij een cirkel met acht stralen kreeg.
Ik
bedacht dat ik, als ik zo’n figuur zou moeten tekenen, zou zijn begonnen met
een kruis, maar het was typerend voor een Aziaat om van de cirkel uit te gaan.
‘Heb
je ooit zo’n tekening gezien?’ vroeg hij.
‘Ja,’
antwoordde ik. ‘In mandala’s.’
‘Precies,’
zei hij : ‘Wij zeggen dat er in het centrum van de wereld een heel hoge berg
staat, de Sumeru. Rond de Sumeru bevinden zich acht bergen en acht zeeën. Dat
is voor ons de wereld.’
Al
pratend tekende hij buiten de cirkel een puntje aan het eind van elke straal,
en daarna een golfje van de ene punt naar de andere. Acht bergen en acht zeeën.
Tenslotte
tekende hij een kroon rondom het middelpunt van de cirkel, die, bedacht ik, de
besneeuwde top van de Sumeru kon zijn. Hij beoordeelde zijn werk even en
schudde het hoofd, alsof het een tekening was die hij al duizenden keren had
gemaakt maar die de laatste tijd niet meer zo goed lukte. Desalniettemin wees
hij met het stokje naar het middelpunt en besloot : ‘En we zeggen: wie zal meer
hebben geleerd, hij die de tocht langs de acht bergen heeft gemaakt of hij die
de top van de berg Sumeru heeft bereikt?’
De
kippendrager keek me aan en glimlachte. Ik ook, want ik vond het een leuk
verhaal en dacht dat ik het begreep.
Hij
veegde de tekening weg met zijn hand, maar ik wist dat ik me die zou blijven
herinneren. Goh, dacht ik bij mezelf, dit moet ik aan Bruno vertellen.
Dag 1 : donderdag 26
september 2019
We zijn aangekomen in Mkubwa Camp op een hoogte van 2650
m, de eerste halte op weg naar de top van de Kilimanjaro.
Hoewel de tocht maar ging over een afstand van 6 km
met nauwelijks meer dan 400 m hoogteverschil, voelde het aan als een eerste kleine
overwinning.
Overal waren mannen van de Tanzaniaanse crew tenten
aan het opzetten en we waren nog maar nauwelijks gearriveerd toen de gids ons
begeleidde naar onze suites : drie oranje tentjes, bagagezak en slaapzak, gedeponeerd met uitzicht op een klein zwart tentje waarbinnen men een quasi westers
toilet had gemonteerd inclusief wc-borstel.
Een Tanzaniaan maakte er een erezaak van om onze bergschoenen te
ontstoffen en we werden uitgenodigd onze handen te wassen bij een
geïmproviseerde wasplaats.
Dit was het ritueel op weg naar onze eettent waar we met vier
aanschoven aan een tafel met Kilimanjaro aperitief : popcorn, gefrituurde
banaantjes en heet water waarmee men koffie, thee, (choco-) melk en nog een
ovomaltine-achtige drank kon bereiden.
Bart en Aline voerden hoogwetenschappelijke discussies
over het aantal stappen dat ze hadden gedaan, hoeveel calorieën ze hadden
verbruikt en hoe hun polsslag was geëvolueerd.
Ik stelde met tevredenheid vast dat mijn hartslag al
gedaald was onder de 90 wat zich situeerde onder het gemiddelde van de groep.
Bart maakte melding van lichte hoofdpijn en ik maakte
melding van enige duizeligheid toen ik 3 uur voordien op een steil stuk aan de
klim begonnen was. Iedereen etaleerde gewillig zijn zwakke plekken en
gezondheidsrisico’s gaande van een zwakke maag, diarree, migraine, nierstenen,
prostatitis tot knieschijven die uit de kom schoten.
’s Morgens waren Bart, Aline, Valerie en ikzelf in de
Stella Maris Lodge opgehaald door de Tanzaniaanse crew van Ultimate
Kilimanjaro.
De avond voordien had August, onze gids instructies gegeven
over het materiaal dat we moesten meebrengen en vooral hoe het moest worden
verdeeld in drie pakketten : een deel dat we beter in het hotel lieten, een
deel dat terecht moest komen in een grote zak die de dragers zouden meenemen
maar waarvan het gewicht de elf kilo niet mocht overschrijden en een deel dat
we zelf zouden moeten dragen in onze eigen rugzak.
Ik had er die morgen al 2 uur over gedaan om
zorgvuldig af te wegen welk van mijn eigendommen naar welk circuit zou worden georiënteerd
en na de briefing kostte het me nog bijna een uur om alles op de juiste plaats
te krijgen.
Bij een eerste weging van de zak was het duidelijk dat
mijn luidspreker zou sneuvelen maar het deed pas pijn bij het opofferen van
mijn fototoestel.
Ik had namelijk nieuwe oranje bottines gekocht en
hoewel ik de laatste weken elke avond 20 minuten rond mijn huis had gewandeld,
waren ze nog niet echt “ingelopen”; dus had ik het plan opgevat om ook mijn
oude bruine bottines in mijn rugzak te laden voor het geval de flashy nieuwelingen
mijn voeten met bleinen of kleine schuurwondjes zouden bedreigen.
Een fototoestel of reservebottines : de keuze was
moeilijk geweest maar alles wat het succes van de tocht kon vergroten, kreeg de
hoogste prioriteit.
August had ook toegelicht waarom we de Lemosho-route
zouden volgen.
Die was iets langer dan de andere maar precies daarom
was er meer tijd voor acclimatisatie wat onze slagkansen gevoelig zou verhogen.
Tweemaal per dag zouden we een health check ondergaan
waarbij onze zuurstofsaturatie en polsslag werden gemeten samen met een
anamnese over symptomen die konden verwijzen naar hoogteziekte : hoofdpijn,
duizeligheid, gebrek aan eetlust.
Bij een waarde van minder dan 80 zou je een oranje
knipperlicht krijgen, tussen 75 en 80 kon nog overwogen worden om verder te
gaan onder continue monitoring mede afhankelijk van de conditie van de klimmer,
en onder de 75 zou men je onherroepelijk naar huis sturen.
Hiertegen was geen beroep mogelijk, had de gids.benadrukt
: “Mijn eerste doel is jullie veilig terugbrengen, mijn tweede doel is dat
jullie de top halen”.
Een eerste health check had bij ieder van ons
zuurstofsaturaties boven de 97% genoteerd.
’s Avonds hadden we nog een aanmoedigend bericht
gekregen van Johan die eigenlijk de vader van deze klimtocht was geweest.
Hij had al in november 2018 bij Bart thuis op een
vergadering van Partners Zonder Grenzen, het wilde idee gelanceerd om de
Kilimanjaro te beklimmen.
Met zijn 5895m is het de hoogste berg van Afrika, vulkanisch
neergepoot in het noordoosten van Tanzania.
Midden onze discussie over de toekomst van de
ontwikkelingsprojecten in de Sunderban in India, had zich het Kilimanjaro-spoor
ontwikkeld waarop Bart Massart zich al had gealigneerd en waarbij mij een
uitdaging was toegeworpen die al een paar jaar in mijn hoofd aan het broeden
was.
Johan was een vijftiger die tot voor kort een
verantwoordelijke positie had gehad in de bankwereld en zich nu een sabbatical
gunde waarbij hij naast de Kilimanjaro tocht ook een mountainbike trip had
gepland in Ecuador voor het goede doel.
Bart Massart was gepensioneerd en had gewerkt als
directeur van een beschutte werkplaats, voorzitter van het OCMW van Leuven en
was zijn carrière geëindigd als hoofd van de ziekenhuizen van de Christelijke Mutualiteit.
Hij was nog actief in tal van ontwikkelingsprojecten
zoals de sponsoring en de ondersteuning van de oogkliniek in de Sunderban, een
eilandengroep ten zuiden van Kolkata.
Valerie en Aline, beide twintigers, de ene een
psychiatrisch verpleegkundige die werkte in het Gentse en de andere een
vroedvrouw in een ziekenhuis in Leuven, hadden het jaar voordien een stage van
zes maanden gedaan bij SSDC : “Sunderban Social Development Centre”.
Dit was geïnitieerd geweest door Bart die een jaar
later beide jonge vrouwen had gemobiliseerd om mee de Kilimanjaro te beklimmen.
Toen Johan, onze grote enthousiaste voortrekker, begin
juni een hartinfarct deed, kon hij na stenting weliswaar vlot recupereren maar
hij kreeg niet de toelating van de artsen om reeds in september de beklimming
van de Afrikaanse reus mee te doen.
Hij was de eerste afvaller geweest om
gezondheidsredenen en we beseften dat elke ziekte of letsel ook ons pad zou
kunnen doorkruisen en dwingen tot forfait.
We apprecieerden ten zeerste de betrokkenheid en het
enthousiasme waarmee Johan ons in de laatste weken voor de klim via WhatsApp
bleef aanmoedigen.
De eerste tocht op de flanken van de Mount Kilimanjaro
was even steil begonnen als de eerste strook van de Keutenberg of het laatste
stuk van de Paterberg en het was het trage tempo dat de gids ons voorhield dat me
net voldoende moed gaf om hijgend mijn bergritme te kalibreren.
Ik wist niet hoe fel het verval bij mijn tochtgenoten
aan het duwen was maar toen er iets minder steile stukken in het prachtig
bospad ons verwelkomden, werd de sfeer in de groep meer ontspannen.
Op advies van onze gids dronken we als koeien van onze
waterzak en propten ons met de regelmaat van de klok vol met calorieën in de
zekerheid dat we massa’s suikers nodig hadden om te verbranden en de even grote
zekerheid dat we er niet dik van zouden worden.
De combinatie van de waterfles en de halve comprimé
Diamox die we ’s morgens hadden ingenomen, zorgen ervoor dat de bushes
regelmatig werden vergast op een douche.
Een rood vergeet-me-nietje, ook genoemd “elephant’s trunk
flower” zo vertelde de gids, was de handtekening van de Kilimanjaro vermits het
nergens anders ter wereld floreerde.
Voor het avondeten volgt de eerste check-up op grote
hoogte.
Net zoals de vorige keren jaagde de spanning onze
hartslag op tot in de 90, hoewel ik een half uur voordien in complete rust voor
mezelf 76 had geregistreerd.
De zuurstofsaturatie situeerde zich bij iedereen
tussen de 92 en de 94, wat een verval impliceerde van ongeveer 4 à 5 eenheden
voor een hoogteverschil van meer dan 1700 m.
De regel van drie leerde ons dat we volgens de
wiskunde ergens rond de 84 à 85 zouden eindigen op de top maar uiteraard volgt
hoogteziekte geen lineair patroon, zeker niet in de ijle luchten van boven de
5000 m.
Anderzijds was het vertrouwen en het groepsgevoel
versterkt doordat we allemaal rond dezelfde waarden zweefden.
Het verwonderde mij hoe maniakaal-ambitieus we hiermee
bezig waren.
De Arikaanse reus had voor mij een makkie geleken toen ik
ongeveer 15 jaar geleden had gehoord dat professor Pirenne van UZ Leuven de
berg ging beklimmen met zijn levertransplantatie-patiënten.
Of dat ook gelukt is, weet ik niet zeker maar het had
voor mij de grote Afrikaanse berg gedegradeerd tot een colletje van tweede categorie.
Toen ik de website van Ultimate Kilimanjaro had
bestudeerd waarin onder andere was beschreven dat slechts 60 % van de
deelnemers de top haalde en toen ik verhalen las over marathonlopers die
aangaven dat de Kilimanjaro het zwaarste was wat ze ooit hadden moeten
doorstaan, had ik toch wel kippenvel gekregen.
De reus had zich ten opzichte van mij in ere hersteld,
ontzag afgedwongen en, hoewel voldaan, voelde ik me ’s avonds in mijn tentje
niet meer dan een kleine mier die langzaam op het Kilimanjarolijf probeerde
naar omhoog te klimmen.
En zo werd het morgen en avond de eerste dag.
Dag 2 : 27 september
2019
De superdure slaapzak van meer dan 600 euro – die we
daarom alle vier hadden gehuurd voor 50 $– had zijn toegevoegde waarde gerealiseerd.
Hij had mij omringd, geborgen en verwarmd als een
baarmoeder net zoals meer dan 60 jaar geleden, en mij de noodzakelijke slaap en
recuperatie bezorgd die voor de lastige tweede dag noodzakelijk was.
We zouden stijgen van niveau 2600 m naar 3500 met veel
op en af zodat de werkelijke stijgingsmeters nog een stuk hoger lagen.
Ik was wakker geworden om voor de zevende maal die
nacht te gaan plassen toen vlak nadien om 6 uur de gids ons kwam wekken.
Op een half uur tijd werden we verondersteld onze
pakken te maken en de noodzakelijke hygiënische handelingen te verrichten.
Vooral dit laatste bleek een moeilijk parcours.
Gezien het gebrek aan douches had ik Bart’s idee
gestolen om “bepaalde” delen van mijn lichaam te reinigen met vochtige doekjes
die ik had meegenomen.
Omdat ik het grootste deel van mijn toiletzak in het
hotel had moeten achterlaten -gezien mijn zak net meer dan de toegestane 11 kg
woog- was ik in de haast mijn tandenborstel vergeten.
Dankzij een gouden tip van Aline, promoveerde ik mijn
vinger tot borstel en werd er zo toch nog enige frisse reinheid in mijn mond
geblazen.
Het ontbijt was copieus.
Voor eerst hield ik niet op met thee drinken omdat
Aline mij had gewezen op de geweldige disproportie tussen enerzijds de beperkte
hoeveelheid vocht die ik in vergelijking met haar de dag voordien had ingenomen
en anderzijds de overvloedige diurese die nacht.
Op geen enkele andere plaats ter wereld had ik met
smaak de porridge naar binnen kunnen werken en toen iedereen dacht dat het
ontbijt afgelopen was, werd er nog toast geserveerd met worstjes en kaas en 10
minuten later nog een groente-omelet voor iedereen.
Ik speelde het allemaal naar binnen in de wetenschap
dat een zware klimtocht van 6 uur een gigantische hoeveelheid calorieën zou
verbruiken, zo hadden de smart watches van Aline en Bart mij al geleerd.
De health check toonde voor elk van ons waarden tussen
95 en 97 % wat erop wees dat het acclimatisatiemechanisme van onze bodies goed
functioneerde.
De tocht zelf leek fluitend te beginnen als een “walk
in the wood”.
Het parcours van de vorige dag werd gewoon
doorgetrokken en het geboomte schurkte aaneen om ons het zicht te ontnemen waar
we ons ergens op de berg bevonden.
We hoopten meer view te krijgen op de zaak toen we het
tropisch regenwoud inruilden voor rotsachtige paden, verdronken tussen stekelig
laag struikgewas enkel opgefleurd door een protea bloem of een “white necked
raven” die mij deed denken aan een ekster.
Het verschil was dat we nu wel een zicht kregen op de
valleien die we al hadden overwonnen, deels met de wagen, deels te voet, maar
de heilige top bleef onvindbaar.
Het was hier in de neverending steile rotstrappen dat
Bart het wat moeilijk kreeg.
Tot dan toe waren ademhaling, polsslag en wandeltempo
van ons vier netjes gesynchroniseerd tot er een disruptief moment volgde
waarbij Bart sterk hijgend vroeg om even te stoppen : pols 168.
Aline, Valerie en ik kropen in de huid van drie
ploegmaats die bij hun kopman blijven als het eventjes minder gaat. Het werd
een kleine lijdensweg die pas ophield toen Bart zich in Shira 1 Camp kon
neervlijen in zijn tentje.
De laatste kilometer was er nog eentje geweest van
matige euforie niet alleen omdat het parcours een afdalend trekje had vertoond
maar vooral omdat de besneeuwde toppen van onze vriend Kilimanjaro
verstoppertje speelden achter de wolken.
Ergens moesten we een bocht gemaakt hebben rond een
heuvelkam die ons toegang had gegeven tot het kalend episch landschap waarin de
Tanzaniaanse reus zich genesteld had.
We waren een uur later aangekomen dan voorzien en het
deed me deugd om soep, een dikke hamburger (wat ik anders nooit eet) en twee pannenkoeken
naar binnen te spelen in de zekerheid dat mijn caloriebalans hieronder niet zou
lijden, wel integendeel; ook al dronk ik veel te weinig volgens onze gids, maar
je kan niet op elk onderdeel 9 op 10 halen.
Zijn betoog tegen Bart om meer te eten viel op een
koude steen en het was pas bij de health check enkele uren later dat ons team
zijn scherpte had teruggevonden. Bart en ik hadden elk een tijdje geslapen en
de dames bleken dan toch hun veel jongere leeftijd te verzilveren waarbij ze
een saturatie konden voorleggen van 90 en 91 % terwijl Bart en ik op 89 % -net
onder de grootste onderscheiding- bleven hangen.
In het wassen had ik intussen vorderingen gemaakt.
Washandjes hadden niet op de Kilimanjaro gear-list van
de reisorganisatie gestaan maar met je nat gemaakte handen geraakte je al een
heel eind.
Ik liet koud water lopen uit een bidon die ik
promoveerde tot een zelfbediende douche om mijn haar te wassen toen één van de
crew members zich haastte om het water van de bidon op te warmen met een
kokende moor.
Ik leerde hem die dag kennen bij de voorstelling van
de crew als een soort van maître d’hôtel naast de kok en de toiletconstructeur,
dit alles onder supervisie uiteraard van de gids en de hulpgids die ook de
dragers en tentenopzetters naam per naam aan ons voorstelden.
De ceremonie eindigde met een reeks van Tanzaniaanse
coupletten waarbij we half dansend met onze Afrikaanse broeders meeklapten en
enkel het Hakuna Matata refrein mee konden reproduceren.
“Morgen is er nog een lange tocht gepland van 11 km
met hetzelfde hoogteverschil als vandaag”, vertelde onze gids : “Maar omdat het
langer is, is het ook minder steil en nauwelijks meer in tijd. Vijftig procent
van de mensen die ik naar huis stuur omwille van hoogteziekte, gaan terug
vanuit dit kamp”.
Even was er consternatie over het slaagpercentage en
we zagen al de helft van ons kliekje te worden afgevoerd toen de gids
verduidelijkte dat binnen Ultimate Kilimanjaro 98 % van de mensen de top
haalden en dat er van die 2 resterende procenten de helft moesten terugkeren
vanuit het betreffende kamp.
Falen was dus geen optie meer en toen hij bevestigde
dat we goed recupereerden, kreeg ons zelfvertrouwen nog een boost.
Hij vertelde ook dat we de laatste dag om 5 uur zouden
dineren, daarna in bed om nauwelijks 4 uur te slapen en om 11 uur ’s nachts zouden
starten met de beklimming naar de top.
Een alternatief was geweest dat we een kamp
oversloegen en de tocht naar de top dinsdagnamiddag zouden doen maar, beseften
we pas later, dan zou dit impliceren dat we zouden dalen in het donker.
De gids vertelde nog dat het één van de koudste
nachten zou worden en gaf allerlei tips om door de lagen kledij onze
temperatuur op peil te houden.
In de slaapzak zelf zou het warm blijven tenzij
misschien aan de voeten omdat het onderstuk niet smal genoeg was en hij raadde aan
de mouwen van onze fleece te gebruiken als onderbeenverwarmer en met de rest de
vrije ruimte vol te proppen.
Met enige tegenzin stak ik mijn short onderaan in mijn
tas evenals mijn dunne kousjes omdat ik begreep dat de groet van de Kilimanjaro
top ook een knipoog was geweest als introductie voor zijn woeste hellingen en
zijn kou.
Zo werd het morgen en avond, de tweede dag.
Ook de meisjes waren heel attent en Bart deed er alles
aan om zo lang mogelijk zijn zware inspanning door te trekken.
Of net niet…
Dag 3 : 28 september
2019
De morgenstond had wat minder goud in de mond dan de
dag voordien.
Ik had moeilijk ingeslapen en toen ik al na een uur
naar buiten moest om te plassen, was de buitenkant van de tent volledig beschilderd
met vriestekeningen.
Het was ook moeilijk geweest om warm te krijgen ook al
had ik de instructies van de gids gevolgd met betrekking tot het warme voeten ritueel
en het was onze privé adviseur Aline die uitlegde dat je met je dikste kleren
in je slaapzak kon kruipen en progressief lagen kon afbouwen wanneer het warm genoeg
werd.
De vader van Aline was Zwitser en zijzelf had als
enige van ons een palmares van lange meerdaagse wandeltochten.
Toen ik die nacht voor de vierde keer moest plassen,
overwon ik mijn weerzin om mijn reisurinaal te gebruiken – gelukkig dat ik op
voorhand een privé tentje voor mij alleen had besteld.
Alle kou was vergeten toen we onder een stralende zon
in een helblauwe hemel vertrokken naar het volgende kamp.
Achter ons kromp Shira ineen als een pastelkleurige
vlek die progressief werd uitgekleed door een zwerm “porters” die ons met onze
slaapzakken, pyjama’s, reserverkleren en onderbroeken als een trein voorbijraasden.
Na een lange vlakke aanloop als opwarming – zoals dat
soms ook in de bergritten van de Tour de France het geval is –, werd het
landschap rondom de padjes woester en grimmiger.
De Kilimanjaro ontvouwde zijn lavakleed met schraal
begroeide vlakten, verloren rotsblokken midden vulkanische formaties, stukken
puimsteen als herinnering aan de laatste uitbarsting en loodrechte ijzerachtige
gesteenten waarin een vrouw gebeiteld was die ons smalend toekeek.
Eens zij ons doorgang had verleend over haar
rotsachtige kam, betraden we een soort van maanlandschap waar alle begroeiing
verdwenen was.
Intussen speelde de Kilimanjaro een spel met de wolken
die hij soms als mist gebruikte om ons zicht te belemmeren, soms donker en zwaar
maakte om te dreigen met een fikse regenbui, soms ook om zichzelf te verstoppen
zodat ons einddoel uit het zicht verdween.
Fleeces werden uitgespeeld en terug aangedaan, zonhoeden
vervangen door mutsen en het scheelde niet veel of we hadden onze regenjas
bovengehaald.
Bart kreeg het al moeilijk bij de eerste matig steile
stukken en als meesterknecht kon ik hem geen drinkbus geven - want die had hij
al – maar ik nam zijn fototoestel over
om in mijn rugzak bij te laden.
Omdat we aan de late kant waren, werden we een paar
honderd meter voor het kamp verwelkomd door twee members van de Ultimate crew
die de rugzak van Bart en de gids overnamen.
Je werk, wat er goed gaat, wat er mis gaat en wat er allemaal
gebeurt nu ook de internetconnectie met je bazen en collega’s is doorgesneden.
Je oude lieven die je in je dromen komen bezoeken of
nieuwe lieven die nog embryonaal al dan niet aan je aandacht ontsnappen.
Je kinderen die hun eigen weg schijnen te gaan en
enerzijds daarvoor autonomie en respect afdwingen maar toch nog nood hebben aan
je goede raad en positieve erkenning van wat ze doen.
Soms begin je mee te neuriën met een melodie die je onmogelijk
nog uit je hersenpan kan verjagen.
Wanneer de weg met de moeilijkheden die je nog moet
afleggen, eindeloos en onoverwinnelijk lijkt, kan je spectaculaire
wielerwedstrijden of voetbalmatchen voor de geest halen.
Dan kijk je naar de anderen, in hoever hun conditie en
snedigheid de jouwe al dan niet overtreft en je het gevoel geeft de leider te
zijn, de meeloper of de achterloper. Maar ook al is het competitieve nooit
helemaal uit de ether, toch fungeerden we als team met veel aandacht voor Bart’s
conditie en de gezamenlijke wil om samen met iedereen de Belgische vlag op de
Kilimanjaro te planten.
Bart zelf knoopte er als ervaren ruimteplanner een
overweging aan vast dat men ook in de stedelijke infrastructuur rekening zou moeten
houden met zwakke weggebruikers en gehandicapten.
Tijdens het middagmaal kwam August met de blijde
mededeling dat er in de namiddag nog een “climatisation trip” was gepland : het
was de bedoeling om over ongeveer een uur 150 m te stijgen, daar 10 minuutjes
te vertoeven en dan naar beneden te komen. Door het verwijlen op die grotere
hoogte zou er een extra aanmaak aan rode bloedcellen worden geïnitieerd wat ons
in staat moest stellen om het gebrek aan zuurstofspanning in de lucht te
compenseren.
Als je het aantal bestaande wagentjes met zuurstof
niet meer volgeladen krijgt, maak je er gewoon een aantal bij die allemaal wat
minder volgeladen zijn dan oorspronkelijk maar evenveel zuurstof vervoeren naar
de organen.
Zowel Bart als August waren het erover eens dat hij
best in het kamp bleef en vlak voor het vertrek haakte ook Aline af omwille van
hoofdpijn en tintelingen als eerste symptomatologie van hoogteziekte.
De frisheid en de scherpte was er bij mij al lang
afgeschaafd maar ik had tijdens de tocht nooit grote inspanningen moeten
leveren wat mij het idee gaf dat ik het wel kon maken om met Valerie, ons klein
koplopertje, de jump naar de “mountain rim” te wagen.
Ik geraakte nooit echt in de problemen en het zicht
bovenaan de rotsrand had men kunnen beschrijven als het doodskleed van de
Kilimanjaro.
Of net niet…
Dat dit (pseudo-wetenschappelijk?) manoeuvre wel
degelijk de adaptatie bevorderde, werd minstens partieel ontkracht doordat mijn
zuurstofspanning in vrije vlucht naar 82 was getuimeld of moest het experiment gerelateerd
worden aan de 90 van Valerie waarmee ze kop en schouders boven ons drie bleek uit
te steken?
Misschien was het toch niet zo verstandig geweest om
stoer de uitdaging aan te gaan : ik had immers bij het toekomen op de middag
voor het eerst pijn gehad in mijn rug door het dragen van die rugzak waarbij
een krampgevoel in de linker lende mij deed vrezen voor een niersteen.
Mijn eerste groot wc-bezoek na drie dagen verraste me
met oranje-bruine attributen die ik normaal had moeten toeschrijven aan een
menu dat ik niet gewoon was – massa’s rode thee misschien?
Het had een eerste teken van hepatitis kunnen zijn
wanneer het oranje zou zijn weggedeemsterd
naar wit mastiek, maar dan zou ook mijn urine donkerbruin moeten
geworden zijn wat niet het geval was.
Bovendien was ik tegen hepatitis ingeënt maar
misschien niet recent genoeg herhaald?
Mijn lage zuurstofspanning had me wat stil gemaakt en
na de goede resultaten van de dag voordien, vond ik mezelf terug als een
kwetsbaar lichaam, niet immuun tegen alle zwakheden en beestjes en ziekten die je
inwendig kunnen opvreten.
Ik nam voor het eerst een halve Loramet en een
Perdolan als offer aan de godin van de slaap.
Hoe snel kun je op zo’n berg veranderen in een
hypochonder?
Net voor het avondmaal werd het programma van de
volgende dag besproken : we zouden eerst 3 à 400 m stijgen naar de Lava Tower
en dan weer afdalen naar het Barranco Camp op 3900 m hoogte, dus lager dan
vandaag.
Met de cumulatie van de twee zouden we dus op 6 tot 8
uren zitten; het werd blijkbaar zwaarder en zwaarder.
Maar gezien we de volgende dagen netto niet zouden stijgen,
zou onze zuurstofmachinerie erin moeten slagen ons in een aanvaardbare toestand in
de twee laatste kampen te doen arriveren: namelijk Barafu Camp of “Base Camp” en
de top “Uhuru Peak”.
Zo werd het morgen en avond de derde dag.
Barranco Camp gelegen op een hoogte van 3900 m.
Dag 4 : 29 september
2019
“Het was een topdagje geweest”, dacht ik net voor het
binnengaan van de dinner lounge.
Ik had goed geslapen, had me fit gevoeld wat zich had
weerspiegeld in een goede zuurstofsaturatiewaarde in lijn met de zacht
strelende ochtendzon.
De lastige klim naar de Lava Tower was door iedereen
goed verteerd, in het bijzonder Bart die op eigen initiatief geen enkele
time-out had gevraagd nadat de gids de dag voordien had gezegd dat dit op de “summit
walk” omwille van de kou niet zou worden toegestaan.
De Lava Tower heerste als een middeleeuwse
uitkijktoren en scheen de macht te hebben om in een oogwenk het landschap te
veranderen met zijn spel van zon, wolken, mist en regen.
Misschien was hij wel een heraut van de grote
Kilimanjaro die zich eventjes had teruggetrokken in een mistgordijn toen we de rotstoren binnenwandelden, dit wil zeggen het kamp aan zijn voeten waar een
beperkt aantal tentjes was neergeplant, onze kok de moeite had gedaan de
eettent en bijhorende food klaar te maken en zelfs de wc was opgesteld voor het
uurtje acclimatisatie dat we daar zouden doorbrengen.
Van 4600 m ging het dan naar beneden, eerst klauterend
over een verbrokkelde rotspartij tot we even verder met verstomming waren
geslagen toen we een paar grote cactusbomen zagen.
En de berg gaf nog meer van zijn geheimen prijs.
Witte bloemstruikjes en frêle kleine gele
zonnebloemetjes hadden zich aangevlijd tegen de slordig uitgeworpen rotsen en
werden een eindje verder overstemd door bizarre bomen met een palmboomachtige
stam uitlopend in een dikke bol waaruit dakpanachtige bladeren een tent
simuleerden.
De gids vertelde dat deze planten tot 300 jaar oud
konden worden vooraleer ze hun eerste bloemen prijsgaven onder hun gekrulde
bruingroene schubben waarvan de zaden door insecten werden verspreid in de
omgeving.
Bijzonder was dat de eerste bloesem ook tegelijk het
begin bleek te zijn van hun afsterven.
Bij elke kronkel van de weg schenen de struikgewassen
zich te vermenigvuldigen tot het landschap een idyllisch karakter kreeg rond
een snelstromend bergbeekje dat gulzig bleef drinken van een waterval die van
de rotswand donderde.
Toen ik plots een
wat kromgetrokken huisje ontwaarde in de verte, werd ik bij elke meter
dichterbij, op hoongelach onthaald.
Moegedaald konden we al na 2 uur een glimp opvangen
van ons nieuw tentenkamp, in witte sluiers over een vlakke strook uitgesponnen.
Barranco Camp gelegen op een hoogte van 3900 m.
Ik waagde me nog eens aan een geïmproviseerd douchetje
om mijn haar te wassen in bloot bovenlijf op 4000 m. Daarna sliep ik een goed
halfuurtje in de tent om net voor het souper te worden geconfronteerd met een
saturatiegraad van 84, substantieel minder dan mijn tafelgenoten.
Aline die de hele weg zich half depressief had
voortgesleept omwille van toenemende hoofdpijn, draaiingen en misselijkheid,
had op een paar uur tijd haar waarde geboost gezien van 85 naar 90.
Ik werd me bewust van mijn eigen ontgoocheling en zelfs
wat ongerustheid en hoewel ik me tip top in conditie voelde, was het alsof ik
het slechtste rapport van de klas mee naar huis moest nemen.
“Geen probleem” zei de gids : “na een goede nachtrust
zal je weer stijgen.”
Deze Tanzaniaan was mijn mentor en gids geworden en ik
vertrouwde op hem.
Maar net na het avondeten volgde een incident dat de
gemiste saturatie snel op het achterplan duwde.
Toen Aline vertelde dat ze een berichtje had gestuurd
naar huis, herinnerde ik mij een horde Kilimanjaro’s bovenaan op een richel die
een uurtje voordien geëxciteerd met een smartphone hadden zitten spelen.
Ik volgde een Schots drietal naar de place to be en een
verloren 4G golf kon mijn “alles oké op 4000 m” laten landen bij het thuisfront.
Niet verwacht, niet gehoopt en liefst vermeden was het
verslag van de gebeurtenissen in mijn ziekenhuis dat een collega mij toch –
voor het geval dat – per sms had doorgestuurd.
Het was niet bepaald om vrolijk van te worden.
Ik wist dat men op belangrijke momenten de arena niet
voor langere tijd mocht verlaten en dat de afwezigen altijd de rekening kregen
gepresenteerd.
Toen na dit dictaat opnieuw, vermoedelijk drone-geleid,
een 4G golf in het rotstuintje achter onze tenten had postgevat, wilde ik een
niet ontvangen bericht terugsturen toen mijn oog viel op een nieuwe repliek van
de collega die aangaf dat het allemaal zo’n vaart niet liep…
“Staar je niet blind op mijn kale kop”, scheen Kilimanjaro
mij door het zingen van de wind te willen zeggen : “ontdek mij, bewonder mijn
kleren, zoek mijn wegen, kijk waar ik mijn planten en bomen en bloemen en
dieren zet en heb respect voor mijn mensen die uw tenten dragen, eten voor u
maken en u gidsen in mijn labyrint. Pas dan zal ik uw gastheer zijn en jij mijn
gast.”
Was ik er klaar voor op het einde van de vierde dag, op
een hoogte van bijna 4000 m, iets meer dan 48 uur van de klim naar de top?
Klaar voor de professionele klim, de reis van emoties,
het zoeken naar antwoorden, het bereiken van mijn doel…?
Misschien was het voldoende om je voor te bereiden, gefocust,
ervoor te gaan en hopen dat het lukt want het was de Kilimanjaro zelf die
besliste wie op zijn hoofd mocht plaatsnemen en wie niet.
En zo werd het morgen en avond de vierde dag.
WORDT VERVOLGD
WORDT VERVOLGD
In tegenstelling tot de
meeste andere blogs is dit verhaal geen fictie maar het werkelijk relaas van de
tocht met belevenissen die op de dag zelf dag werden opgetekend en nauwelijks
nog gewijzigd werden achteraf.
Met dank aan :
Ultimate Kilimanjaro en
onze gids August die het voor ons organiseerden
Johan die het
initiatief had genomen voor de grote beklimming
Mijn reisgenoten Bart,
Aline en Valerie
Lut Brugmans voor het ontcijferen
van mijn dictaten
Paolo Cognetti, auteur
van “De acht bergen”
Karen Armstrong, auteur
van “De grote transformatie”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten