De Toren van Pisa staat echt scheef
De
Bokser vertelde dat met de bouw begonnen was in 1173 maar bij de derde
verdieping staakte men de werken omdat de toren scheef begon te hangen.
Een
eeuw later probeerde men hem weer te rechten door 3 verdiepingen bij te bouwen,
hellend naar de andere kant.
Hierdoor
stond hij niet alleen scheef maar zat er ook nog eens een knik in.
Bert glimlachte geamuseerd toen hij het
geschrift las van zijn 40 jaar jongere versie.
Waarschijnlijk was hij de enige die de scheve
schrijfsels nog kon ontcijferen en zich nog net kon herinneren dat de “Bokser”
een nickname was voor de leraar Nederlands met de look van een scheef geslagen
gezicht.
Wat de bokser niet kon weten was dat de toren
in 1989 zo gevaarlijk overhelde dat hij werd gesloten.
In de volgende decennia werd het Pisamonument
over 40 cm rechter getrokken en er werden stalen banden gespannen, verbonden
met een vernuftig systeem van contragewichten.
In 2011 werd de Scheve Toren weer opengesteld voor
het publiek.
Bert herinnerde zich hoe Bertolino bij het
beklimmen van de toren overvallen was door een Hitchcockiaanse vertigo omdat er
geen relingen aangebracht waren tussen de pilaartjes aan de buitenkant.
Met zijn 57 huppelde hij nog galant de 297
stenen trappen op samen met zijn 3 kinderen die zich wel beschermd wisten door
een impermeabele ijzervlecht.
“Een schitterend gebrek”, citeerde Bert de
titel van Nederlandse roman, of hoe een failure een asset kon worden.
Betere bouwers hadden vermoedelijk een rechte
toren gebouwd die op de Campo dei Miracoli als een rariteit verloren stond te
gapen naast de imposante kathedraal, het Battistero en de Composanto.
Zijn “scheve” mannen ook interessanter en in
fine aantrekkelijker of enkel een mikpunt van spot zoals zijn dochters met een
tangopose de toren ridiculiseerden?
Maar misschien zit er bij ons allemaal wel hier
of daar iets scheef, zo geschapen als ontwerp of krom gegroeid door een
onvolmaakte uitvoering.
Waarom proberen we zo krampachtig de afwijking
ten opzicht van de loodrechte as zo klein mogelijk te houden, verschrikt als we
door een windstoot of een kleine aardverschuiving weer een tiende van een graad
verliezen.
Wat is trouwens de loodrechte as?
In de puberale geschriften van Bertolino was
niets terug te vinden van de andere monumenten van de Piazza dei Miracoli.
Had de Bokser dan niet verteld dat de
kathedraal gebouwd was tussen 1068 en 1118 en één van de belangrijkste
monumenten van Italië was.
Dat de voorgevel een typisch Pisaans-romaanse stijl
had, van wit marmer was en versierd met mozaïeken, ingelegd marmer en stukjes
glas.
Dat men binnen in de kathedraal verdwaalde in
een woud van pilaren die de bogen van afwisselend zwarte en grijze steen
ondersteunden evenals kleurige altaarschilderingen en in 1302 door Cymabue
vervaardigd mozaïek in de absis.
Of dat de preekstoel van Giovanni Pisano
(1301-1311) een meesterwerk was dat werd gedragen door beelden van profeten,
sibillen en allegorische figuren en dat de talloze marmeren panelen versierd
waren met taferelen uit het leven van Christus.
Want blijkbaar had de scheve toren al de
aandacht van onze jongeman gecapteerd :
Meisjes
houden van grote, rechte torens, goed geschapen en niet onderhevig aan
verzakkingen in de ondergrond.
Wat
was er mis met mijn toren toen Véronique die avond op het parochiefeest
verdween met Guy de zeiler en een halfuur later terugkeerde met roodwarme
wangen en een gelukzalige blik die verried dat ze zonet de top van de Galibier
was overgestoken.
Waarom
had ze zich laten verleiden door een snotneus die vier jaar jonger was dan ik
maar zelf graag luisterde naar mijn verhalen en opkeek naar mijn kennis en
leiderschap van onze groep.
Of
torens veel te vertellen hebben of wat ze meedragen aan de binnenkant, is
blijkbaar voor de meisjes niet belangrijk.
Een
toren moet een pronkstuk zijn, groot en recht en liefst een beetje brutaal om
de andere torens uit te dagen.
Zoals de stad Pisa zelf die op het einde van de
middeleeuwen haar invloed had uitgebreid tot zelfs Sardinië, Corsica en de
Balearen.
Dankzij de handel met het islamitische Spanje,
Noord Afrika en Libanon was er een belangrijke Moorse invloed waarbij het
Arabisch numeriek stelsel in Europa werd ingevoerd.
Pisa was van oorsprong een Romeinse havenstad
maar tegen de 15e eeuw was de haven volledig dichtgeslibd en de stad bevindt
zich nu op 10 km van de kust aan de rivier de Arno.
Had onze scholier dit geweten, had hij
misschien begrepen dat macht en aanzien tijdelijk zijn en dat de macho’s van
toen niet altijd hun succes hebben kunnen verzilveren in een passionele en
eeuwigdurende relatie.
Winners werden losers en losers werden winners,
zoals Bert ook in zijn 40-jarige amoureuze geschiedenis had meegemaakt en zowel
bij hem als bij zijn vrienden waren vele relaties dichtgeslibd.
Velen hadden een haven bij de zee dan maar
opgegeven en zich tevreden gesteld met een plaatsje aan een rustige rivier,
anderen hadden zelfs verzaakt aan de verankering met een thuishaven en zich
teruggetrokken in de heuvels of beurtelings een paar nachten gekampeerd bij
waters met een sterke stroming of kabbelende beekjes.
Waar was Bert aan het varen?
Joan Armatrading : Dry Land (1975)
Bertolino had 40 jaar eerder nog geen notie
gehad van lange zwerftochten en thuiskomen op de kus(t)en van een meisje en in
zijn dagboek had hij Pisa al lang verlaten en was in één ruk overgezwommen naar
de David van Michelangelo.
David
had alles waarvan een man (en dus ook een vrouw) kon dromen.
Hij
was imposant groot, gespierd, edel gevormd gezicht met de pose van een
overwinnaar : zijn katapult als trofee over zijn schouder zoals een chirurg
zijn stethoscoop wanneer hij net iemands leven heeft gered.
Als
dit de renaissance is en Michelangelo zijn exponent, dan wil ik ook wel opnieuw
geboren worden en opgaan in de rij der klassieken.
Wat Bertolini in zijn adoratie niet had gezien in
de Galeria dell’ Accademia, waren de 4 slaven die zijn idool uit het marmer had
geworsteld.
Later zou hij in Rome ontdekken dat het
fenomeen ook de touching Pieta had gebeeldhouwd evenals Mozes die, op de baard
na, meer aansloot bij de maturiteit en ouderdomstrekken van Bert.
Wist Bertolini trouwens dat zijn grote idool
David enkel voorbestemd was om schapen te hoeden?
Uit het Boek Samuël :
[10] Zo stelde Isaï
zeven van zijn zonen aan Samuël voor, maar Samuël zei tegen Isaï: 'Geen van hen
heeft de HEER uitverkoren.[11] Daarop vroeg hij aan Isaï: 'Zijn dat al
uw jongens?' Hij antwoordde: 'Alleen de jongste ontbreekt; die hoedt de
schapen.' Toen zei Samuël tegen Isaï: 'Laat die dan halen, want we gaan niet
aan tafel voordat hij hier is.[12] Isaï liet hem dus halen. De jongen
was rossig, had mooie ogen en een prettig voorkomen. Nu zei de Heer: 'Hem moet
u zalven: hij is het.[13] Samuël nam dus de hoorn met olie en zalfde hem
te midden van zijn broers. Vanaf die dag was de geest van de Heer over David.
Daarna vertrok Samuël en ging hij naar Rama.”
En dat David een groot risico nam door het op
te nemen tegen de reus Goliath van het leger van de Filistijnen?
En dat hij nog jaren zou moeten leren en
vluchten en vechten tegen Saul voor hij Israëls troon kon bestijgen?
En dat onze grote macho de Hettiet Uria in
de voorhoede van de veldslag tegen de Ammonieten plaatste om met diens vrouw
Bathseba te kunnen trouwen?
Het plan lukte en Uria sneuvelde maar hun
eerste kind, verwekt in overspel, werd doodgeboren.
Nummer twee werd de latere koning Salomo.
Terwijl Bert met zijn Bijbelkennis het
meesterwerk van Michelangelo in een dramatisch perspectief probeerde te
plaatsen, was Bertolini al verkocht aan een erotisch sculptuur een zaal
verderop.
Die
renaissance-kunstenaars maakten niet alleen spetters maar ook perfect
uitgelijnde vampen hoewel die er al bij al stijlvoller en minder wulps uitzagen
dan de madammen van de boekskes.
In
het Uffizi-museum moesten we eerst de laat-Middeleeuwse Giotto trotseren (13-14de
eeuw) met zijn brave Mariaschilderijen in gulden tableautjes.
Dan
pas kregen we de Venus. van Boticelli (1485) geserveerd, geboren in een
schelp ergens aan de kusten van Cyprus.
Ietwat
molliger dan onze sexy girls en zeker meer beschroomd haar fijne delen
wegmoffelend met haar hand en gouden lokken, was ze een ideale partij geweest
voor David.
Maar
affaires tussen mens en godin zijn zelden goed afgelopen...
“Tja, mannen die hun vrouw verafgoden, komen
vroeg of laat in de problemen”, dacht Bert toen hij dit las.
“Ze raken ze kwijt of ze raken zichzelf kwijt.”
Hij was in zaal 10 van Uffizi meer geïmponeerd
door de onbegrijpbare Primavera van Boticelli met zijn mysterieuze vermenging
van religieuze en mythologische elementen.
Voor één keer lieten vader en kids hun smartphone achterwege en gaven zich over aan een papieren gids voor een spoedcursus Renaissance :
Er wordt beweerd dat er een rechtstreeks
verband is tussen de renaissance en de val van Constantinopel in 1453.
Wetenschappers die uit vrees voor het
geweld en de verwoesting naar Italië vluchtten, zouden kostbare Griekse
manuscripten hebben meegenomen.
Volgens die theorie werden de
verworvenheden van de klassieke Oudheid opnieuw ontdekt wat het begin inluidde
van de Renaissance (letterlijk “wedergeboorte”).
In de bouwkunst ging men terug naar
technieken die werden ontleend aan de studie van ruïnes van Romeinse steden.
In
de Schilderkunst werden de kunstenaars uit de renaissance minder geïnspireerd
door de Oudheid. Ze ontdekten het
perspectief en sloegen nieuwe wegen in door de wereld om hen heen te
observeren.
Wetenschappers zijn het er over eens dat
Giotto di Bondone (circa 1266-1337) de eerste grote vernieuwer was die als
kunstschilder levendigheid en naturalisme in zijn werken introduceerde.
Even vernieuwend waren Nicola Pisano
(1223-1284) en zijn zoon Giovanni (1245-1314) die realistische gevechtsscènes
en dramatische taferelen uit het leven van Christus in beeld brachten zoals te
zien is in de Duomo van Pisa.
In dezelfde periode schreef Dante Alighieri (1265-1321) zijn Divina Comedia waarin hij de hel doortrekt, gegidst door
Vergilius, op zoek naar Beatrice, zijn onbereikbare geliefde.
In het begin van de 15e eeuw werd
Florence het centrum van de Renaissance in eerste instantie naar aanleiding van
de bouw van de Duomo met als pronkstuk de koepel, in 1436 afgewerkt door Brunelleschi.
De schilders uit de vroege renaissance hadden een grote belangstelling voor nieuwe technieken maar hun voornaamste thema was nog altijd de godsdienst.
In de tweede helft van het quattrocento
kwamen er echter twee nieuwe onderwerpen bij : de mythologie en de allegorie,
vooral opvallend in het werk van Sandro Botticelli (°1445) die samen met
Leonardo da Vinci (°1452) in Verrocchio’s bottega (atelier) werkte maar zich in
een volkomen andere richting ontwikkelde.
Op zijn dertigste trok Da Vinci van
Florence naar Milaan waar hij in dienst trad bij de hertog van die stad om, na
een korte terugkeer in Florence in 1502, hofschilder te worden bij Frans I van
Frankrijk.
Michelangelo Buanarotti werd geboren in
1475 toen de renaissance haar hoogtepunt naderde. Hij stond vanaf 1490 onder
bescherming van Lorenzo de Medici en na de dood van zijn beschermheer,
ontvluchtte hij Florence en vertrok eerst naar Bologna en later naar Rome waar hij
aan de Sixtijnse Kapel werkte.
Hij keerde korte tijd terug naar Florence
waar hij onder andere zijn beroemde “David” sculpteerde en de “Heilige Familie”
schilderde (1504)
In het begin van de 16e eeuw
verloor Florence zijn status van epicentrum van de Renaissance met het
wegtrekken van Michelangelo, Da Vinci en Rafael naar aanleiding van een
politieke crisis die ontaardde in opeenvolgende oorlogen en plunderingen.
Wat vond Bertolini eigenlijk van Firenze?
De
Dom was mega mega en omdat het Baptisterium in de weg stond, kon je hem niet
helemaal op de foto krijgen.
Enkel
vanop de Piazzole Michelangelo kon je zien hoe hij als een gigantisch marmeren
blok boven de stad uitstak, niet ver van die andere reus, het Palazzo Vecchio
dat volgens Bokser, de afgelopen zes eeuwen fungeerde als zetel van het
stadsbestuur.
Het
laatste domineerde de Piazza della Signoria, een openluchtmuseum van
beeldhouwkunst met als blikvanger een kopie van Michelangelo’s David.
Na
2 musea en 2 kerken was het eindelijk tijd om te kaarten. Ik had een topdagje
kleurenwies.
De hoogtijdagen van de stad Florence, las Bert voor aan zijn kinderen, vielen grotendeels samen met de opkomst en het machtsimperium van de familie de Medici.
Giovanni
(1360-1429) was de oprichter van de Medici bank en slaagde er in zijn
zakenimperium en politieke invloed uit te breiden onder andere door relaties te
leggen met de kerk. Twee telgen uit de familie werden paus.
Er
ontstond een klimaat waarin naast het theologische en intellectuele debat ook
de ontwikkeling van de kunst alle ruimte kreeg.
De
pracht en praal die zowel het pauselijk gevolg als de Grieks orthodoxe kerk
tentoonspreidden, vormden de inspiratie voor vele kunstwerken.
Giovanni’s
zoon, Cosimo (de oude) was een vrome christen die zich regelmatig terugtrok in
zijn monnikscel in San Marco en hij was er van overtuigd dat de zegeningen Gods
best gediend waren met de menselijke rede.
Dit
maakte hem tot een effectieve heerser al had hij in naam geen macht omdat hij
het advies van zijn vader volgde en nooit streefde naar een officiële functie.
Lorenzo
de Medici erfde zijn grootvaders liefde voor de klassieke filosofen en diens
talent voor diplomatie .
Toen
hij in 1492 overleed, volgde een periode van onrust waarbij Lorenzo’s opvolgers
uit de stad werden verdreven maar in 1512 keerden de Medici terug.
Allesandro
de Medici, die het beleg van de stad leidde, liet zich tot hertog van Florence
benoemen.
In
1537 werd hij vermoord door een neef met wie hij een homoseksuele relatie had
en als opvolger viel de keuze op Cosimo I, die zijn stadsgenoten overtuigde van
zijn oprechte bedoelingen maar éénmaal aan de macht, zijn ware gezicht toonde door
systematisch de hele oppositie uit te roeien.
Hij
spoorde de gevluchte republikeinse leiders op die tegen zijn aanstelling waren
geweest om in Florence te laten berechten en executeren en hij trok ten strijde
tegen zijn oude vijanden Pisa, Siena, Massa Marittima en Montepulciano.
Het
was in die periode dat Niccolo Machiavelli zijn beroemd politiek-filosofisch werk
schreef : “Il principe”, een soort kookboek voor macht.
De
laatste der Medici, prinses Anna Maria Lodovica, liet bij haar dood in 1743 de
hele verzameling kunstschatten van de familie aan Florence, evenals alle
paleizen en tuinen van de familie.
Meer
dan een eeuw later, in 1865, werd Florence even de hoofdstad van het zich
verenigende Italië maar vijf jaar later vestigde de regering zich definitief in
Rome.
Bert vertelde ook aan zijn twee dochters en
zoon dat hij als laatstejaars humaniora “al bussend” “klassiek Italië” had doorkruist van
Lombardije via Toscane en Umbrië naar Rome om te eindigen in Venetië “waar hij met 5 whisky cola’s op een avond
zijn record had gebroken”, zo citeerde hij Bertolini.
Zelfs de kathedraal van Siena scheen de dag
voordien te weten dat hij recent grootvader geworden was en op de mama’s (die
van de boorling en die van zijn kids) na, had hij voor een week een Toscaanse
villa gehuurd voor de familie, met name Cas, Floor, Lien en hemzelf.
Gelegen op de top van de Via di Monti.
Hoewel de weervoorspellingen voor het vertrek
enkel parapluutjes hadden voorzien, was een Italiaans herfstzonnetje zich meer
en meer komen moeien.
Villino Vicky was oorspronkelijk een schuur
geweest naast de eigenlijke villa van La Famiglia en later omgebouwd tot tweede
verblijf omdat het kleiner en beter te verwarmen was in de winter en in het
hoogseizoen kon verhuurd worden.
Het “overdekt terras” bleek enkel gecoverd door
een doorzichtig druivenhoedje maar trakteerde je bij mooi weer elke dag op een
schilderij van Constable.
Wanneer de zon zich na de middag verborg achter
een grote conifeer, konden de zonnekloppers afzakken naar de zwembadarea waar
iedereen behalve Floor, een “bloedopdrang” riskeerde door het ijskoude water in
te duiken.
De villa zelf had in haar vierkantig gabariet
haar genetische afkomst niet kunnen verloochenen en etaleerde fier haar
levensjaren met haar klimopgroene mantel die enkel het terras vrijliet.
Een telescoop om de lichtzuivere hemel af te
turen naar imposante melkwegstelsels, kregen Bert en Cas niet aan de praat.
“Net een fort”, schreef een whatsappconnectie
bij het broadcasten van een fotoshoot.
Maar dan eentje dat vanbinnen helemaal de
rustieke sfeer inademde van het Italiaanse familiedrama “Io sono l’amore” van
Luca Guadagnino, verhaal van een aristocratische zakenfamilie waar ontkende
gevoelsstromen de starre familiedijken overspoelden met apocalyptische
gevolgen.
Voor Bert en de kids had het meer van een
aangenaam en avontuurlijk kruispunt van 4 volwassen levens, een korte renaissance
van wat eens een gezin was geweest, halverwege gespleten door het dichtslibben
van de vruchtbare grond tussen het water en erf.
Bert had jaren geleden zijn zoon tevergeefs
klaargestoomd om hem te vergezellen op heroïsche fietstochten die hun episch karakter
moesten ontleden aan de klassieke monumenten en de grote rondes.
Gelaten had hij moeten vaststellen dat de
meisjes dachten dat de Ronde van Frankrijk een ééndagskoers was en hij was dan
ook aangenaam verrast dat Cas de intelligente vraag stelde of de Strade Bianchi
een monument was.
Antwoord : “Het is een jonge klassieker en nog
geen monument maar als je erelijst bekijkt, het koersverloop van de laatste
jaren en de helikopterbeelden van het Toscaanse heuvelland, is de Strade
goed op weg om het zesde monument te worden.”
Gezien een recreatief fietstochtje onder mannen
steevast ontaardt in een wedstrijd, had Bert ingecalculeerd dat 35 jaar
leeftijdsverschil en dito gewicht, zich zou vertalen in een proportionele
klimperformantie.
Dat Bert aanvankelijk veel sneller van de
Toscaanse bergen naar beneden raasde, gaf hem het psychologisch voordeel met
enige voorsprong aan de klimmetjes te beginnen.
Net toen Bert in het onmogelijke begon te
geloven, merkte hij op een meer dan 10 procenter dat Cas hem vlot remonteerde
en hem zijn leeftijd presenteerde.
Er volgde een krak en waar Bert even hoopte dat
enkel Cas’ voet uit de pedaal schoot, bleek de ketting doorgebroken.
Bert zou verder fietsen en zijn zoon komen
ophalen met de wagen ware het niet dat Cas al op weg was om de steile helling
te belopen en zijn vader wat ongelovig achter liet.
De jonge “David” volharde in de “sturm und
drang” en voltooide het resterende stuk bergop al lopend en bergaf al bollend.
Enkel op de 5 procenters kon Bert al klimmend
nog enigszins het verschil maken.
Papa was niet gelost maar had de boodschap wel
begrepen.
Strade Bianchi met veel inzet, drama,
onverwachte wendingen en een duel, eindigend in pat, met een morele winnaar.
En de renaissance van een nieuwe kampioen : van
Merckx naar Van Aert, van Bert naar Cas.
Een topeditie dus met aankomst weliswaar niet
op de Piazza del Campo in Siena maar op de top van de Via di Monti.
Paolo
Cognetti : “Christenen planten kruisen boven op bergen, boeddhisten lopen er om
heen, een verlangen om te veroveren of een verlangen om te begrijpen.”
Drie dagen voordien hadden Bert en Cas met
aankomstfoto’s van het internet op het beroemde schelpvormig plein, de
aankomstroute van de Strade gereconstrueerd.
“Een “nijg” marktje” had Bertolini over
Siena geschreven, zich als grote Merckx-fan niet bewust van het feit dat zijn
kampioen nooit op de Piazza del Campo zou arriveren omdat de Strade Bianchi nog
moest uitgevonden worden.
“Siena”,
steeds volgens de Bokser, “was sinds de Middeleeuwen de rivaal van Florence, dat
gedomineerd was door de Welfen, een opkomende middenklasse van kooplieden, bankiers
en leden van handelsgilden, die de paus steunden.
Siena
stond vooral onder de invloed van de Ghibellijnen vanuit de oude feodale aristocratie,
die de keizer steunden omdat ze door diens beperkte impact meer kans hadden om
hun macht te behouden.
Siena
versloeg Florence in 1260 bij de slag van Montaperti wat de aanzet vormde voor
een periode van soeverein bestuur onder leiding van een Raad van Negen en
culturele bloei met onder andere de aanleg van het “amfitheater like” Campo en
het Palazzo Pubblico dat nu nog fungeert als zetel van het stadbestuur.
De
republiek bleef bestaan tot 1529 tot de verzoening van de paus en de keizer van
het Heilig Roomse Rijk een eind maakte aan de vete tussen de Welfen en de Ghibellijnen.
Het
langdurig beleg van Siena door Karel V en Cosimo I in 1554 betekende de genadeslag
voor de republiek waarop Siena werd ingelijfd bij het hertogdom Toscane.
Vrienden
van Florence zijn ze nooit geworden en ze hadden het conservatisme tot een
deugd verheven : traditioneel grondbezit, het bankwezen en de handel stonden in
hoger aanzien dan nieuwe technologieën en industrie.
Er waren
strenge bouwvoorschriften ter bescherming van het middeleeuws karakter van de
stad en er werden weinig concessies gedaan aan het toerisme.”
“Kijk
vooral naar beneden,”, had Bokser gezegd toen hij ons door de zoveelste
kathedraal probeerde te loodsen.
Bij
de eerste marmeren vloertekening vroeg ik hem wat Romulus en Remus daar
verloren hadden, impliciet etalerend dat ik wist dat de tweeling Rome had
gesticht.
“Om
dat te verstaan moet je eerst weten dat Siena volgens de legende gesticht is
door Senius, de zoon van Remus en om dat te begrijpen moet je het verhaal van
Romulus en Remus kennen”, werd ik schaakmat gezet.
Ik
hing aan zijn dikke, wat afgeplatte lippen :
“Rhea
Silvia, een Vestaalse maagd uit het 14de nageslacht van Aeneas, had zondige gemeenschap
met de oorlogsgod Mars.”
Hij
had ons mee…
“Ze
baarde een tweeling en werd omgebracht omdat ze ontmaagd was.
De
koning die aan de macht was, kon de tweeling niet doden en beval de moord aan
één van zijn soldaten die het ook niet over zijn hart kon krijgen en de
tweeling in een rieten mandje in de rivier legde.
Romulus
en Remus werden gevonden door een wolvin, de Lupa Capitolina,
die hen zoogde. Na enige tijd werden ze gevonden door een herder, Faustulus genaamd, die hen verder opvoedde alsof ze zijn eigen zonen waren.
Toen
ze volwassen waren geworden, trokken ze naar de zeven heuvelen bij de Tiber en samen
stichtten zij een stad.
Om
te weten welke naam de stad moest dragen en of het wel de juiste plaats was,
ging elk, samen met een priester, een eigen heuvel op om een teken van de goden
te krijgen. Remus zag zes gieren en vond
dit een geweldig teken. Hij rende naar beneden
om tegen iedereen te zeggen wat hij had gezien en dat de stad Reme moest worden
genoemd.
Romulus kwam weliswaar later naar beneden maar hij had twaalf gieren gezien en vond daarom dat de stad Rome moest genoemd worden.
Er ontstond een hevige ruzie tussen hen en Remus was boos omdat hij geen koning was.
Hij
sprong over de muur die Romulus gemaakt had waarop hij zei “Moet dít ons
beschermen?”
Romulus
werd kwaad, sloeg Remus dood en riep: “Zo zal het voortaan iedereen vergaan die
over deze muren klautert”.
Rome
werd de naam en Romulus de eerste koning.
“En
Siena” ,vroeg ik.
“De
zonen van Remus sloegen op de vlucht voor hun oom en arriveerden op de plek
waar nu Siena ligt, de ene op een zwart en de ander op een wit paard, vandaar
het zwart-witte wapenschild en vlag van de stad.
De
Romaanse soberheid, de gotische verticale lijnen, de oriëntaals abstractie en
de Byzantijnse formaliteit van de kathedraal bleken te zwaar voor onze
culturele kruiwagen…
Terug
in de bus was ik te moe om te kaarten en mijn blik verloor zich in een mozaïek
van wijngaarden, kromgespannen over de Toscaanse heuvels tussen Siena en
Florence.
“Chianti”,
was het enige van Boksers exposé dat mijn trommelvliezen nog net kon beroeren.
Bert had Chianti altijd weggeblazen als een
simpel Italiaans tafelwijntje tot hij op een kaart deze wijn zag gelabeld met
een DOCG.
Bertolini had in Italië leren drinken,
weliswaar whisky-cola, maar was nadien overgeschakeld op wijn.
In een “wine taste education” had hij ongeveer
30 jaar geleden geleerd dat er 4 Italiaanse wijnen waren die het label
“Denominazione di Origine Controllata e Garantita (DOCG)” konden voeren :
Barolo en Barbaresco uit Piemonte en Vino Nobile di Montepulciano en Brunello
di Montalcino uit Toscane.
De renaissance van zijn Italiaans wijnplezier
zou dan ook voor Bert starten in één van de laatste 2 wijndomeinen.
Brunello klonk sjieker (en bleek nadien iets
gerenommeerder) en dus werd de familiecrew, vooraleer naar Siena te gaan,
verwelkomd op het domein Castiglion del Bosco.
De jonge, knappe Italiaanse wijngids paste
perfect bij het stijlvolle design interieur en buiteninrichting, het hotel en golfressort
eraan verbonden en de hypercleane, gesofisticeerde ketels waarin druiven tot
wijn werden gegist.
Hij vertelde dat de druiven vanuit de
verdieping erboven in de ketels werden gedropt en bewaard werden onder een
nauwkeurig gemonitorde temperatuur.
Zodra druiven gekneusd waren (most), begonnen de van nature op de
schil zittende gistcellen de suikers in het sap om te zetten in alcohol
en koolzuur.
Ook werd het bezinksel met de schil regelmatig
naar boven de tank gepompt om de rode kleuring en de gisting optimaal te
laten verlopen.
Er werden voor de Brunello geen kunstmatige suikers
of gist toegevoegd.
Hij benadrukte dat de Brunello aan strenge
voorschriften moest voldoen en 100% uit sangiovese-druiven bestond, niet
vermeldend dat er in 2008 in Montalcino een schandaal geweest was omwille van
frauduleuze blending.
In de gigantische schuur ernaast legde hij uit
dat de wijn uitrijpt vooral doordat de tannines evolueren naar meer verfijnde
smaken.
Voor topwijnen gebeurt dit in eiken vaten
waardoor er chemische reacties ontstaan met de eik en ook met de buitenomgeving
want de vaten zijn subtiel permeabel.
Hij verwees ook naar de grote tonnen die tegen
de muur waren opgesteld waarbij de rijping trager en anders verliep omwille van
relatief minder contact van de wijn met de houten oppervlakte.
Zowel de gisting in de metalen vaten als de
rijping in de eiken tonnen werd minutieus opgevolgd en was in grote mate mee
bepalend voor de kwaliteit van de wijn naast andere minstens zo belangrijke (maar
minder beïnvloedbare) factoren : de kwaliteit van de grond, de druif en het
klimaat van het betrokken wijnjaar.
Dat laatste konden we proeven in het verschil
tussen een Brunello van 2015 en 2013 wat opmerkelijk was.
Een chardonnay en een Rosso di Montalcino die
niet/respectievelijk kort gerijpt waren op eik, deed hij zelf af als
ongecompliceerde zomerwijntjes.
Meer naar de Middellandse Zee toe ten zuiden
van Pisa hadden ze een wijndomein dat werkte met een blend van merlot, cabernet
franc, cabarnet sauvignon en petit verdot : Prima Pietra.
Smaakte inderdaad een beetje Franser of was dit
geïnduceerd?
Voor hij ons de gele Montalcino grappa liet
proeven, kregen we nog een extra glas van de Reserva Brunello 2010 die op basis
van zijn bewieroking en later op basis van de prijs, eminent moest zijn maar in
alle eerlijkheid kon Bert de sprong, die had gesmaakt van Rosso naar Brunello,
niet meer in hink-stap naar de Reserva overdoen.
De Belgen gingen met 2 kisten Brunello 2015, 3
grappa’s en een cadeau magnum Prima Pietra naar huis waarvan één fles Brunello
gereserveerd voor de zoon die zich als Bob had opgeofferd.
Na een very local dineetje bij hun aankomst ’s
avonds laat de eerste dag, was er op dag twee een volzet restaurant geweest, dan maar
ingeruild tegen een gloednieuwe osteria die, na enig aandringen van Floor, akkoord
was om in zijn keuken, 3 dagen vroeger dan voorzien, een heerlijke pasta klaar
te maken.
Diners werden de dagen erop, een queeste naar
de beste Italiaanse culinariteiten en een grondige studie van al wat achteraan
een G op zijn etiket geplakt had.
Brunello werd afgewogen tegenover een Vino
Nobile di Montepulciano en een Chianti Classico die net als een 80-tal andere
Italiaanse wijnen het monumentenlabel DOCH hadden verworven.
Deze Classico-Renaissance in de Chiantistreek
had zich niet voortgezet in San Gimignano, één van de meest attractieve stadjes
voor toeristen dat in de Middeleeuwen was blijven hangen.
“Geen scheve torens hier en jammer dat
Bertolino hier niet is gepasseerd” mompelde Bert in zichzelf : “Tussen 2
kaartspelen door zou hij zeker theater gemaakt hebben van de bunch machotorens
die dingden om de hand van de stad.”
Het Toscaanse Manhatten had aanvankelijk 72
torens gehad waarvan er nu nog maar 14 overbleven, hoofdzakelijk gegroepeerd
rond de Piazza del Duomo en de Piazza della Cisterna.
Ze hadden postgevat rond de romaanse Collegiata
kapittelkerk vooral bekend om zijn 14de eeuwse fresco’s uit het
leven van Christus, het Oude Testament en het Laatste Oordeel.
Nadat San Gimignano onder Florentijns bestuur
gekomen was, was het economisch bergaf gegaan en precies daarom waren de torens
niet allemaal gesneuveld voor sjieke woningen en palazzo’s.
Zo had het stadje zich teruggeplooid op zijn
status van Unesco Werelderfgoed en kon het zijn bezoekers verwennen met pittoreske straatjes, souvenirshops,
lederwinkels, ijsjes en straathoekmuziek.
Kort voor hun vertrek vanuit Middle Age
Manhatten, had Bert er ééntje ingehuurd om Cas, Floor en Lien te begeleiden bij
het verlaten van een Gimignano-pleintje.
Op dit kruispunt had hij niet alleen zijn eigen
jeugd maar ook zijn kinderen kunnen koesteren en hij wuifde hen uit met de
canon van Pachelbel op weg naar hun Renaissance.
Na het bezoek aan San Gimignano werd er in
Villino Vicky gedinuncht en bleven er nog een paar uur over om alle
activiteiten te doen die de familie had gepland : een wijnproeverij in de
Chianti, een bezoek aan San Miniato, nog een mountain bike-je of een wandeling,
nog eens zwemmen, professioneel nog een paar zaken afwerken, 2 boeken per man/vrouw lezen, schaken, niets doen...
Terwijl de kids aan het al twee dagen
aangekondigde gezelschapsspel begonnen,
las Bert de laatste bladzijde van het reisboek
van zijn alter ego.
“Ik
ben aan het einde van de reis en ook mijn reis, de eerste gelijk voor iedereen,
de tweede heel verschillend en uniek van mij.
Ik
ben net niet slordig genoeg om dit dagboek kwijt te geraken maar mijn aandacht
zal snel door nieuwe gebeurtenissen afgeleid worden en ik zal trouwens ook niet
de behoefte voelen om mijn eigen woorden te herkauwen.
Misschien
komt er een moment dat iemand dit zal herlezen :
Mijn
Venus die ik nog moet zoeken.
En
ik weet dat ik David niet ben en misschien ook niet wil zijn en dat mijn vrouw
niet zo mooi zal zijn als de godin van de liefde maar ze mag er wel een beetje
op gelijken 😉
Of
ooit mijn kinderen als ze zelf hierheen zouden reizen en inspiratie zoeken of
mijn verzamelde werken willen lezen als ik dood ben.
Of
misschien ikzelf in latere dagen als ik nog eens terugga naar Italië en mijn
renaissance wil beleven : nog eens geboren worden, verwekt met het zaad van
mijn jeugd en geboren in de naweeën van een oudere man die misschien veel van
mijn dromen heeft moeten opgeven maar steeds met nieuwe doelen, blijft zoeken
naar een weg.”
“Bertolino had voor latijn stukken van de
Aeneis van Vergilius gelezen”, dacht Bert bij het lezen van zijn alter ego’s
laatste zin.
Wist de jongen dat Venus Aeneas’ moeder was
geweest, dat hij een liefdesrelatie had gehad met Dido, koningin van Carthago,
dat hij haar had moeten verlaten met zijn zoon en dat ze zelfmoord had
gepleegd, dat Aeneas aan de Tiber Lavinium had gesticht, genoemd naar zijn
nieuwe vrouw en alleszins wel dat 14 generaties later, Romulus en Remus, vanuit
zijn nageslacht verwekt door Mars, Rome hadden gesticht.
Misschien had de jongen wel meer bewondering
gehad voor Aeneas dan voor David maar het verhaal van Venus en Dido had hem
vermoedelijk afgeschrikt.
Bert had intussen begrepen dat voor hem de vrouwelijke haven nog niet in zicht was, nazinderend van het onbehagen om af te wijzen en de pijn afgewezen te worden.
De Standaard 3
oktober 2020 : Interview met Anna Vegter, Dichter des Vaderlands :
Bij U roept afwijzing vechtlust
op, niet?
Je overlevingsdrift wordt
aangesproken - iets wat ik ervaar als een zintuig boven op de klassieke vijf.
Wie verlaten wordt, leert veel.
Meer dan als je zelf verlaat, een
positie die ik ook ken.
Die streelt het ego maar vergroot
de empathie niet.
Vandaar dat achterblijvers er vaak
sterker uitkomen.
Er
wordt iets in jou wakker gemaakt.
Zap
je naar woede wanneer het verdriet te hard om dragen wordt?
Een
rouwproces - zo mag je het toch noemen wanneer je geliefde er na vijfentwintig
jaar vandoor gaat - is natuurlijk niet in keurige fasen op te delen.
Verdriet
en woede schuiven over elkaar heen.
Maar
waar je in verdriet kan verdrinken, is woede juist een explosie die ruimte
vrijmaakt en je helpt om overeind te blijven.
In
“Jaag je ploeg over de botten van de doden”, formuleert Olga Tokarczuk dat heel
mooi.
Ze
stelt dat, als de woede is gaan liggen, het verdriet erdoorheen kan stromen.
Volgt
U Plato in zijn beeld dat je als geliefden één wezen bent?
En
dat dus iets van jezelf afgehakt wordt als je de ander kwijtraakt?
Als
Plato bedoelt dat, als de eenheid uit elkaar valt, je dan voor de rest van je
leven maar half bent, zeg ik : nee.
Je
hebt ook geen nieuwe helft nodig om je weer heel te voelen. Mijn genezing dank ik
met name aan mijn vrouwelijke kracht.
En
zie ik ben nog niet helemaal mijn vrolijke ik maar ik ben wel onderweg.
Het
laatste en moeilijkste station is de vergeving. Daar ben ik nog niet.
Ik
kan me nog altijd verliezen in het gevoel van vernedering.
Opzijgezet
worden voor een jonger iemand voelt als een diskwalificatie van levenservaring.
Ik
moet natuurlijk gewoon mijn pauwentroon openen en trots zijn op mijn jaren :
zie mij!
Ik ben geen bittere, zeurderige toverkol.
Wordt
het ooit een kleine geschiedenis tussen vele kleine geschiedenissen?
Als
ik een beetje uitzoom, kan ik zeggen dat het ooit een kleine geschiedenis
wordt.
Maar
als ik tussen foto’s rommel, dan is het wel mijn geschiedenis en die is zo
groot als mijn leven.
Het
is een klein doch kostbaar biografietje zoals er elke dag in elk crematorium
eentje wordt verteld.
Voor
mij was die liefde gewoon vanaf het begin intens en romantisch.
Moet
ik die liefde klein zien te krijgen? Is het eigenlijk wel liefde of is het een
diepe wens om gezien te worden?
Nu
die liefde in stukken wordt gesneden en de puzzel anders wordt gelegd, wordt ze
haast ongeloofwaardig. Ik moet al naar
foto’s kijken om ons te zien zoals we toen waren.
De
vraag wat liefde is, wordt steeds relevanter.
Is het zo dat liefde van later zoals belegen
wijn evolueert naar voller, zachter en meer complex dan wel zuurder naar azijn,
met nog steeds dezelfde druif als in de jonge jaren?
Hij (ver)zeilde van Aeneas naar de Griekse held
Odysseus die 10 jaar rondzwierf over de zeeën op weg naar Ithaka om zich met
zijn vrouw Penelope te herenigen.
“Je bent verblind door het doel”,
had de blinde Tiresias tegen Odysseus gezegd : “het is de
reis zelf waar het over gaat.”
Eleni Kariandrou : Lenin Statue from Theo Angelopoulos' Ulysses Gaze (1995)
“Dank voor je inspiratie”, mompelde Bert aan
het adres van zijn jongere zelf : “maar ik heb het wel even gehad met al die
vrouwen en epische omzwervingen.
Ik wil je niet teleurstellen maar per slot van
rekening ben ik ook geen halfgod, zelfs geen held.
Maar wees gerust : mijn renaissance is hier begonnen.”
Eleni
Kariandrou ; By The Sea (1998)
Met dank aan :
-Insight Guides Toscane
-Siri Hustvedt, “Herinneringen aan de toekomst”
-Paolo Cognetti, “Zonder de top te bereiken”
-Anna Vegter, Dichter des Vaderlands; interview in de Standaard
-mijn kinderen voor foto’s en making this happen