Dag 5 : 30 september
2019
De schrik en de twijfel zijn er in geslagen.
Toen de gids ons tijdens de lunch duidelijk maakte dat
de tocht de volgende morgen naar Barafu Camp ging over een hoogteverschil van
600 m, was het snel gerekend dat de “final climb” ons een sprong zou voorschotelen van bijna 1300 m : van 4600 naar 5895 m.
Het was waarschijnlijk voor Bart de druppel die de
emmer deed overlopen.
Hij kondigde officieel aan de tocht te stoppen en het
advies van zijn kinderen op te volgen : “papa wees voorzichtig en doe geen
domme dingen.”
Bart was die morgen al bij de “Muur” in moeilijkheden geraakt.
Vanuit Barranco Camp waren we eerst een riviertje
overgestoken om dan bijna loodrecht omhoog een rotsblokkenpadje te overwinnen
waar je vaak meer met de handen dan met de voeten je moest zien op te hijsen.
Valerie kreeg aangename reminiscenties aan haar
klimmuuravonturen op het thuisfront, Aline deed er alles aan om niet naar
beneden te kijken, haar hoogtevrees indachtig.
Ik hield niet op om foto’s te
trekken enerzijds van de rotsklimmers maar meer nog van het majestueuze dal dat
we steeds dieper wegduwden onder de wolkjes die niet ophielden toneeltjes voor
ons op te voeren.
Het zou de rest van de dag op- en af-jes worden en op
een intermediair topje waar drie Schotten hun blote poep in de lucht staken, vertelde
de gids mij een en ander over de prijsvorming van zo’n Kilimanjaro tocht.
Als
je 3000 dollar betaalt is er 700 voor de organisatie, in dit geval in de
Verenigde Staten, 150 dollar per dag per deelnemer -dus 1200 voor de hele tocht- af te geven aan de staat zogezegd als toegangsgeld voor het Kilimanjaro park en
de rest voor de rest.
Daarvan moesten dan worden betaald : het hotel twee
keer, de gidsen, de dragers en het eten.
Een drager verdiende 8 dollar per dag, een gids ietsjes
meer al zei hij niet hoeveel. Als we de “tipping instructies” als maatstaf
mochten nemen, zou dat ongeveer drie keer zoveel geweest zijn.
Hij gaf aan dat de verloning van de crew de facto voor
50 % uit tips bestond en dat het anders niet zo aantrekkelijk was.
Toen ik hem vroeg waarom deze business in handen was
gegeven van buitenlanders, legde hij – niet onlogisch – uit dat zij het
scharnierpunt waren naar de klanten die meestal uit het westen kwamen.
De Chinezen en de Japanners hadden de Kilimanjaro duidelijk
nog niet ontdekt. Misschien had het ook te maken met de perceptie van
veiligheid en gestroomlijnde organisatie die Amerikanen en Europeanen eerder
lieerden aan hun eigen bedrijven dan aan een onbekende Afrikaanse organisatie.
Wat er ook van zij, ik kon alleen maar onderschrijven
dat het hele opzet erg professioneel in mekaar gestoken was.
Toen we weer eens een topje hadden bereikt leek het
volgend tentenkamp zich op grijpafstand te bevinden maar we verslikten ons in
een riviertje dat zich als een wig in het landschap had doorboord.
Na een pittoresk rotsige afdaling met bergcoloriet van
bloemen en korstmossen, werden we voor de laatste keer naar boven gestuurd om
na een tocht van een kleine 6 uur het Karanga Camp te bereiken.
Bewonderenswaardig met hoeveel grimmigheid en inzet Bart dit laatste reusje van
de dag bedwong maar toen al voelden we dat hij dit labeurwerk geen 8 uur zou
kunnen volhouden tijdens de summit walk.
Intussen had ik weer het begin van allerlei ziektes
doorgemaakt : het hoesten wees op een verkoudheid, een vleugje keelpijn op een
beginnende keelontsteking, een rillerig gevoel net na mijn middagdutje in mijn
slaapzak was het begin van koorts en een paar krampjes toen ik naar het toilet
moest, zouden het begin zijn van een hevige diarree. De dag voordien had ik nog
een spierverrekking gehad maar die bleek te wijten aan het elastiek van de beenbeschermers
(gaiters).
De health check met voor iedereen een
zuurstofsaturatie van minstens 90 wierp alle kwaaltjes in de prullenmand tenzij
de nekpijn van Bart waardoor het neerliggen lastig werd.
Hij had gewacht tot we alle vier binnen in de eettent
waren om aan te kondigen dat hij liefst zo snel mogelijk naar het hotel wou en
ons morgen niet zou vergezellen naar Barafu of Base Camp zoals echte Alpinisten
het laatste kamp voor de finale klim benoemden.
Dit hadden we niet verwacht.
Toen August, onze gids, even later vroeg om de
beslissing uit te stellen tot na deze nacht, antwoordde hij ja maar dacht nee
wat hij ons ook achteraf duidelijk maakte.
Hij zou de volgende dag met Elias, de hulpgids, terugkeren voor een walk van ongeveer 8 uur want er was op de berg geen slaapplaats
meer voor hem voorzien. Als alles goed ging zou hij de volgende nacht al in het
hotel slapen.
Het was een domper voor de groep maar vooral voor Bart
die begrijpelijkerwijs zijn spirit verloren was.
Even later legde August ons nog uit dat er toch om het
uur een rustpauze van een 10-tal minuutjes was voorzien wat ons weer wat hoop
gaf dat de 6km hoge Uhuru Peak tembaar was.
“Je lichaam zal op een bepaald ogenblik niet meer mee
willen”, zei de gids: “maar je verstand moet je lichaam overtuigen dat het wel
mogelijk is”.
“Ben je zeker dat wij het überhaupt kunnen halen?”
vroegen de meisjes.
“Ja, jullie zijn in staat om de top te bereiken als je niet in paniek
geraakt.”
Dit was hetgeen we moesten horen.
Los van de hoogtemeters, de ijlheid van de lucht, de
kou en de nachtelijke entourage zou het dus blijkbaar vooral onze mentale
weerbaarheid zijn die het verschil zou maken.
Ik vertelde mijn verhaal van de Marmotte nu meer dan
30 jaar geleden waarbij we met 5 vrienden op één dag de Col de la Croix-de-Fer,
de Col du Galibier en de Alpe d’Huez beklommen.
Hoe ik de Croix-de-Fer fluitend opreed met minuten
voorsprong, op de Galibier een verschrikkelijke inzinking kreeg van de hongerklop
en toen iedereen dacht dat ik half dood was, het commando nam op Alpe d’Huez om
toch nog een glansprestatie neer te zetten op de laatste col.
“God, laat me niet meer afzien zoals toen op de
Galibier”.
Die avond schilderde de zon in geel-oranje tinten het
decor waarin welig kronkelende wolken de lof
bezongen van de grote berg.
Tot, sneller dan we verwachtten en met veel meer
sterren dan we gewend waren, een liggende sikkelmaan de nacht in gang zette.
Toen pas zagen we, heel diep beneden de lichtgevende
stad Moshi.
Het was precies een week geleden dat ik vanuit mijn
kamer daar een eerste maal de grote berg had dag gezegd.
Zo werd het morgen en avond de vijfde dag.
We zijn beland bij het “Hof van Olijven” moment.
Zonet na de lunch had August ons instructies gegeven
voor de summit walk : twee lagen extra kleding, dus 6 als je gewoon bent om 4
lagen te dragen, 3 lagen broeken (lange onderbroek, gewone broek en
regenbroek), 2 paar kousen in de bottines, muts, lichte en zware handschoenen,
sjaaltje en enigszins verrassend zonnehoed en zonnecrème voor het naar beneden
komen in de voormiddag.
Het was op dat moment hevig aan het sneeuwen buiten en
in onze geest spookten apocalyptische taferelen over het verloren geraken in
een sneeuwstorm, het bevriezen van
onze extremiteiten.
Het parcours naar de top was 5,5 km met een hoogteverschil van 1300
m met vooral tijdens de eerste drie kwartier een felle stijgingsgraad, dan een
min of meer egaal stijgend wandelpad en het laatste anderhalf uur opnieuw steil
omhoog.
We moesten onze camelbak meenemen die we konden
gebruiken totdat de leiding bevroor en dan moesten we omschakelen naar een fles
water die we omgekeerd in onze rugzak moesten steken in een kous omdat die
altijd aan de bovenkant begon te bevriezen.
Verder dienden we voor onszelf voldoende snacks te
voorzien -hoewel ze er ook zelf een paar zouden meenemen- en liefst binnen
handbereik.
iPhone of fototoestel moesten bewaard worden ergens in
een binnenzak omdat anders de batterij zou bevriezen.
Tot voor zijn “bemoedigende toespraak” had ik mijn
zelfvertrouwen behoorlijk wat omhoog gepompt, te beginnen met de positieve
saturatiewaarde ’s morgens (91 %), het eerder spelenderwijs overwinnen van 600
m hoogteverschil die morgen over een periode van 4 uur, ware het niet dat lichte
hoofdpijn en duizeligheid mij een glimp hadden gegeven van de hoogteziekte-symptomen die ik boven de 4600 m nog heviger zou voelen.
August had ons helemaal plat geslagen toen
hij ons aanraadde pijnstillers te nemen voor de klim om de onvermijdelijke
hoofdpijn wat te kunnen verzachten.
Intussen was Bart die morgen met een traan vertrokken
: 8 uur naar beneden wandelen en 2 uur auto richting Moshi.
We waren een beetje teleurgesteld geweest dat ons niet
had willen vergezellen naar Base Camp maar achteraf gezien was zijn beslissing
juister gebleken dan onze opinie toen we vaststelden dat nu ook Aline tijdens deze 4
uur lange klim over haar limieten scheen te gaan.
Bovendien zou het ook geen leuk gevoel geweest zijn om
in Base Camp alleen achter te blijven en intussen te wachten hoe je
tochtgenoten fier en enthousiast de berg afrolden, recht je tent binnen.
Aline had tijdens de tocht ’s morgens progressief meer
geklaagd over hoofdpijn, duizeligheid en tijdens de laatste steile klim bleek
ook het tempo voor haar een probleem terwijl Valerie en ik toegaven dat we nog
overschot hadden.
Net als bij Bart voelde je bij haar dat het elastiek
overrokken was.
Ook al was een soort van paniek misschien mede een
determinerende factor geweest, haar statement dat ze fysiek wat tekort kwam om
zo’n onderneming aan te kunnen, was niet onrealistisch.
Voor haar was de toespraak van Gust (Havelaar) tot de "Drie overblijvende Hoofden van België” de decisive point geweest : ze zou niet
meegaan naar de top en in Base Camp blijven.
De oversteek zelf van Karanga Camp naar Barufa Camp had
meer geleken op een troosteloze kapellekensweg dan een onderdompeling in
betoverende landschappen. Er waren nog nauwelijks planten en tot overmaat van
ramp was het beginnen te regenen.
En toen iedereen zijn regenjas had
aangetrokken, had de zon weer de natgordijnen opzij geduwd.
De calvarietocht was na 4 uur stappen in het beroemde
“Base Camp” aangekomen waar een hevig onweer ons herinnerde aan de ernst van de
zaak.
Aline vertelde nog een verhaal van een blog van iemand
die bijna in een sneeuwstorm omgekomen was en onze Hof van Olijven was compleet.
August, de messias en kwelduivel, was intussen
verdwenen en we besloten dan maar als vermoeide apostelen een paar uur te
slapen, niet beseffend dat de Kilimanjaro ons al volledig in zijn macht had opgenomen.
Zo werd het morgen en avond de zesde dag.
De Kilimanjaro heeft zijn tanden laten zien.
Ook al hadden we ze bijna gebroken op dit
onverwoestbaar stuk natuur.
Waanzinnig was het schema om dinsdagvoormiddag over 4
uur een hoogteverschil te overwinnen van 600 m, dan het inlassen van een
slaapsessie na lunch tot aan de aanvang van de nachtelijke summit walk die om
half twaalf zou beginnen (onderbroken door een verplichte eetsessie om 17 uur),
dan de tocht naar de top zelf over 7 à 8 uur, dan 3 à 4 uur terugkeren in de
morgen, eventjes anderhalf uur slapen, lunch en tenslotte nog eens 4 uur
afdalen tot een kamp op 3068 m.
Later begrepen we dat dit bijna sadistisch ritueel ook
was ingegeven door het gevecht tegen de hoogteziekte waarbij je de tijd tussen
de klim tot 5900 en de terugkeer zo kort mogelijk moest houden.
Maar in de roes van de mastering van de top zou alles
wat er achter volgde ofwel een makkie, een noodzakelijk kwaad, in elk geval een
peulschil zijn tegenover hetgeen waarvoor we eigenlijk gekomen waren.
Om iets na halftwaalf stonden Valerie en ik in het
pikdonker klaar met onze zes lagen bovenkleding en drie lagen broeken, muts,
handschoenen en rugzak met food en drank en, jawel, zonnebril en zonnecrème
moest het op de terugtocht ’s anderendaags ’s morgens zonnig zijn.
Elias, de hulpgids, was met Bart vertrokken en zo
werden we begeleid door August en Innocence, één van de dragers.
Tijdens de geïmproviseerde siësta’s in onze tent had
de wind ons in de namiddag hevig en
uitvoerig toegeblaft dat hij ons zou vergezellen op de tocht.
Er was al een pak sneeuw gevallen en onderweg zouden
vlokken-plensjes ons nog af en toe komen treiteren.
De grond was gevaarlijk glad geworden en stappen in de sneeuw was niet alleen lastiger omdat je de
ondergrond niet ziet maar ook behoorlijk inefficiënt omdat je bij elke pas tot
10 cm kan terugglijden.
Het enige voordeel aan dit rotweer was dat de
nachttemperatuur daardoor wat hoger was.
De tocht begon met een vrij technische rotsklauterpartij
die nog bemoeilijkt werd door de natte sneeuw en waarbij je verplicht was je
100 % te focussen op de bewegingen van de gids vermits je in het donkerte geen
overzicht had.
Zo zou het de hele tocht zijn : trossen lichtjes boven
en onder je waardoor je een idee kreeg wat je al had afgelegd of wat je nog te
wachten stond.
Het gaf me reminiscenties aan droppings bij de scouts
met dien verstande dat de weg niet moest gezocht worden maar klakkeloos moest
worden nage-aapt wat de gids deed naast het feit dat je in deze epische
weersomstandigheden geplakt zat tegen een berg die zich in volkomen duisternis
had gehuld.
Nadien kwamen er een hele tijd goed gebalanceerde
zigzag paadjes, soms verscholen of moeilijk begaanbaar door de sneeuw.
Gelukkig bood onze lagenkledij voldoende bescherming
tegen de koude wind die ons af en toe een stootje probeerde te geven om ons uit
evenwicht te brengen.
Het tempo dat de gids aangaf, was steviger dan bij de
andere tochten vermoedelijk omdat hij overtuigd was dat Valerie en ik dat wel aankonden
en toen we hem daarop interpelleerden, gaf hij aan dat er naar het einde toe
nog altijd mogelijkheid was om te vertragen.
Ik slaagde er in om in de eerste uren met mijn
gecontroleerde jogging-ademhaling voldoende zuurstof op te halen voor mijn
spieren opdat zij het tempo zouden kunnen volgen.
Zeer regelmatig keek ik op de klok en elk gepasseerd
uur was een kleine overwinning.
Op momenten dat het moeilijk werd, kwam er dan toch altijd
een kort “breakje” met een paar keer lekkere gemberthee en een koekje dat we
hadden meegekregen om weer op krachten te komen.
Naar het einde toe zouden er nog een paar steile
stukken komen, had de gids op voorhand gezegd, met name om de flank van de berg
te overwinnen die uiteindelijk zou leiden tot de richel helemaal bovenaan
waarop de top zich bevond.
Hier kreeg ik het moeilijk.
Ik had de neiging om de groeiende hoofdpijn toe te
schrijven aan slaapdeprivatie maar meer dan waarschijnlijk had het te maken met
de opkomende hoogteziekte.
Ook al had ik die avond een goede zuurstofsaturatie
gehad, toch zou een snel stijgen tot bijna 5900 meter mijn hele zuurstof-captatiesysteem uit balans brengen.
Door de ijle lucht, zo zei de gids, moest je zo rap
mogelijk die berg weer af en ook zelfs dieper naar het dal om de hoogteziekte
geen kans te geven ten volle te ontwikkelen maar hij stelde desondanks wel voor
om een “pain killer” te nemen.
Toch aarzelde ik niet een paracetamol te mobiliseren toen
ik net twee Tanzanianen een vrouw van de berg zag sleuren.
Langzamerhand kwam ik in een uitputtingsstaat terecht
waarvan ik wist dat het geen hongerklop was.
Ik begon eerder kwartieren af te tellen dan uren en
toen de gids zei dat bovenop de richel het zwaarste stuk was gepasseerd en dat
het hoogstens driekwartier zou duren voor we die kam hadden bereikt, was dit de
reddingsboei waaraan ik me vastklampte om nog even het bijten van de berg te
trotseren.
Boven op de richel gaf Valerie aan dat haar ritme werd
verstoord door het feit dat ik af en toe vertraagde en ze vroeg aan August om
een eigen traject met hem te gaan. Vermoedelijk een verkrampte hersenkronkel
door de ijle lucht… 😉
Het paradijslijk wit van de grote reus weefde snel
onze verzoening.
Je kon moeilijk anders dan eufoor zijn om wat je samen
had bereikt en we kregen er nog een gigantisch geschenk bij : waar we allebei
door het klimmen in de quasi sneeuwstorm geen enkele illusie hadden gehad om
iets anders dan wolken te zien op de top, werden we vergast op een schitterende
zonsopgang, dansend op een wolkendek zoals je het alleen vanuit een vliegtuig
kan bekijken.
Majestueus waren de gletsjerformaties die als kantelen
rond de koninklijke berg hadden postgevat.
In de verte zagen we Mount Meru, Kilimanjaro’s kleine
broer, naast een heel gabarit van pieken en hellingen en dalen die een steeds
wisselende dans opvoerden met verspringende wolken.
Zo werd het ochtend de zevende dag.
En we zagen dat het goed was.
En we dachten dat het een rustdag zou worden…
Wanneer je eenmaal de top hebt bereikt, lijkt alles
wat lager ligt van geen tel meer. We wandelden letterlijk boven de wolken,
zachtjes voortgedreven door de licht glooiende helling van de top naar de rand
van de ridge.
We voelden geen vermoeidheid en hadden op geen enkel
ogenblik het gevoel dat de lucht die we inademden, slechts 30 % zuurstof
bevatte ten opzichte van het dal.
Ongeveer 20 minuten waanden we ons in het Walhalla
waar de goden spelen met de wolken en het ijs en neerkijken op alles wat zich
beneden afspeelt.
Eens we de bocht namen en van de ridge naar beneden
duikelden, gleden we snel weg in een uitputtend inferno.
Op de meeste plaatsen was modder versmolten met sneeuw
en samengekoekt tot een brei tussen en op de rotsbodem.
Elk van de gidsen nam één van onze sticks – de andere
moesten we vasthouden in onze linker hand – en sleurde ons mee in een
glijloopbeweging wat van ver had kunnen lijken op voetski maar aanvoelde als
een aanslag op al onze spierkracht en adem die ons nog restte.
Ik geraakte totaal uitgeput en dwong mijn engel-duivel-bewaarder
om te vertragen en zelfs te stoppen maar nooit voor lang omdat ik wist dat ik
gedoemd was de hele summit walk in omgekeerde zin te ondergaan.
Nog erger werd het toen één van de Schotten die we
onderweg waren tegengekomen me een “good luck” toewenste omdat hij dacht dat ik
voortijdig naar beneden gevoerd werd wegens hoogteziekte.
Ik verloor ook terrein op Valerie die minder
afgetakeld leek dan ikzelf maar een paar uur later kotsend langs de weg liep en
zich die gedurende 15 uur in haar slaapzak zou opsluiten.
Aline stond ons supporting en fotoshooting op te
wachten -il faut le faire– maar ik was te moe om eufoor te zijn.
Ik liet me neerploffen in de eerste beste stoel als
een patattenzak waarop ik direct een saturatiewaarde van 82 % op mijn bord
kreeg.
Ik begreep niet hoe het mogelijk was dat ik op
dezelfde hoogte nu ineens van 91 naar 82 % gegaan was maar blijkbaar trad
hoogteziekte op met een zekere vertraging en de cumulatie met een zware
inspanning kon snel leiden tot een ernstige toestand waardoor de gidsen ons zo
snel mogelijk naar omlaag wilden krijgen.
Na de 7 uur lange klim en de meer dan 3 en een half
uur durende afdaling kreeg ik ongeveer anderhalf uur rust voor de “brunch” om
ten laatste om 12 uur ’s middags te vertrekken voor een 4 uur lange afdaling
naar het volgende kamp.
Tegen mijn verwachting in viel ik in slaap en tegen de
wetten van de hoogteziekte in, had ik toch honger en kon ik min of meer mijn
energiepeil op een aanvaardbaar niveau krijgen.
Ik stelde uitdrukkelijk dat ik de afdaling zou aangaan
op mijn eigen tempo omdat ik voelde dat ik mijn limieten had bereikt.
De uiteindelijk meer dan 4 uur lange afdaling naar Mveka Camp bleek een nachtmerrie niet alleen voor mij maar ook voor Aline en Valerie wiens
maag binnenste buiten keerde tussen rotsbocht 243 en 244.
Een ijzeren brancard, achtergelaten langs de weg,
drukte elk idee om zich te laten afvoeren, de kop in.
We mochten rusten tot 7 uur en daarna probeerden we
ons onmetelijk hoog verbruik van calorieën weer op te vijzelen om een uur later
als een blok in slaap te vallen.
Het was het einde van de meest crazy inspanning die ik
ooit in mijn leven had gepresteerd.
Tijdens het diner vroegen we August meer uitleg over
de politiek-economische situatie in Tanzania.
Hij vertelde dat president Nyerere een charismatische
figuur was geweest doch had gefaald in zijn economische politiek.
“Je kan op basis van solidariteit niets verdelen als
er niets is”.
Latere presidenten voerden een meer liberaal beleid en
tot op zekere hoogte met succes.
De voorlaatste president was een moslim en reisde de
hele wereld rond maar bekommerde zich nauwelijks over wat er in Tanzania
gebeurde.
Corruptie tierde welig: als er een taks werden geheven
van 6000 dollar, kwamen de invoerder en de ontvanger overeen om 2000 te
ristourneren naar de invoerder, 2000 voor de ontvanger en de resterende 2000
voor de staat.
Wanneer er iemand werd betrapt op corruptie kreeg, hij
gewoon een andere baan.
Positief was wel de vrije meningsuiting – men kon
zelfs spotten met de president in de sociale media – wat door de huidige
president absoluut niet wordt getolereerd.
Maar er moest gezegd worden dat de nieuwe leider – die
bijna 10 jaar aan de macht was – met strakke hand het land leidde met een nieuw
elan.
Corruptie werd streng bestraft en ook toplui werden
veroordeeld en kwamen in de gevangenis terecht.
Hij had de BTW verhoogd van 2,5% naar 18 % maar
investeerde daadwerkelijk met deze verhoogde taksen in de ontwikkeling vooral
van infrastructuur bv het heropenen van dode spoorlijnen.
Het was duidelijk dat August geen simpele berggids was
maar management en economie had gestudeerd.
Hij beweerde dat hij lucratieve voorstellen had
gekregen voor topfuncties, zelfs ook in Zuid-Afrika, maar hij had zijn hart
verloren met gidsen op de Kilimanjaro.
Het was ook duidelijk dat zijn leiderschap door de
hele crew als evident werd geaccepteerd en gerespecteerd.
Donderdagmorgen vóór de laatste dagtocht zongen de
gidsen, de koks en de porters nog eens een Hakuna Matata en we verdeelden de
taart die ze ons hadden geoffreerd voor onze prestatie, onder de crew.
Tijdens de finale 3 uur afdaling hebben we dan nog een
laatste keer onze quadricepsen gemarteld.
Bij onze aankomst in de Stella Maris Lodge werden we
verwelkomd door Bart die ons zijn horror story vertelde over 11 uur afdaling
waarbij hij in het laatste stuk werd ondersteund door 2 porters en –omdat het
al donker was– afgehaald op een punt waar alleen rescue cars mochten komen.
De afdaling van de Kilimanjaro was de meest
spierslopende en boring experience die je je je kon voorstellen op het feit na
dat je van de woeste schrale hoogten afdaalde via de rotsachtige formaties met
heesters en cactussen tot het tropisch regenwoud waar de calabash monkeys ons
met hun bomenspel amuseerden.
We hadden meteen aan Bart gedacht tijdens die afdaling
en hij waarschijnlijk ook aan ons die dinsdagnacht net voor het slapengaan en
bij het opstaan woensdagmorgen waartussen wij onze nachtelijke summit walk
hadden volbracht.
Op een uur tijd waren we veranderd van een stinkdier
in een normaal geschoren, gekamde en gewassen human being.
De evaluatie met de gidsen en de verantwoordelijken
van Ultimate Kilimanjaro was formeel en weinig begeesterend en voor de tipping
werd ons een minimum rekening gepresenteerd van 275 dollar per man, de facto
losgekoppeld van onze appreciatie voor de crew die wel als zeer hoog kon worden
bestempeld.
Schoonheidsfoutje was dat certificaten werden
uitgereikt aan de “reachers van de top” en geen blijk van erkenning voor de
prestaties van Bart en Aline die respectievelijk Karanga Camp (4000 m) en Base Camp
(4600 m) hadden bereikt.
Waarom hadden ze niet begrepen dat de Kilimanjaro veel
meer betekent dan ergens een plakkaat op 5895 m hoogte?
Ergens hebben ze gemist dat de berg zijn geheimen
prijsgeeft onderweg, de steeds wisselende landschappen en de grillige
stijgingsgraad, de begroeiing, de fauna en flora, de zon, de mist, de regen, de
wind en de sneeuw, Hakuna Matata met de crew, het respect voor de dragers, wc-maker,
de kok, en voor mij de nostalgie naar het scoutskamp van 50 jaar geleden en de tentvakanties
met de kinderen.
Hoe zalig het kan zijn om te leven zonder elektriciteit, internet en ’s
nachts in het donker te tasten naar je hoofdlamp om naar het toilet te gaan.
Hoe een slaapzak kan verworden tot baarmoeder waar je
helemaal inkruipt als het buiten stormt of ’s morgens je tent rimpelt onder het
ijs.
Hoeveel sterren je plots kan zien bij een heldere
hemel zonder luchtvervuiling en hoe je betoverd raakt door het zacht pastel van
de zon die de tenten kleurt vlak voor ze ondergaat.
“You are blinded by the goal, it’s all the journey
that counts”, zei de blinde Tiresias tegen Odysseus die op weg was naar Ithaca en
zijn geliefde Penelope.
Uit Paolo Cognetti - De acht bergen
Toen
die dagen op hun eind liepen, hield ik het in de stad niet langer uit en
besloot ik in mijn eentje de bergen in te trekken.
De
lente is een schitterend seizoen in de Himalaya: op de valleihellingen
overheerst het groen van de rijstvelden, wat hoger bloeien rododendronbossen.
Maar
ik wilde niet naar plekken die ik al kende, en ook niet de weg naar
vergetelheid inslaan.
Ik
koos een gebied waar ik nog nooit was geweest, kocht een kaart en vertrok.
De
vrijheid van zo’n ontdekkingstocht had ik al lang niet meer ervaren.
Soms
dwaalde ik van het pad af, klom langs een helling omhoog naar een kam, louter
om te zien wat erachter lag, stopte zonder dat gepland te hebben in een dorp
dat ik mooi vond, sleet een hele middag bij de poelen van een bergbeek.
Dat
was de manier waarop Bruno en ik altijd door de bergen hadden gelopen.
Ik
bedacht dat dat in de jaren die voor me lagen mijn manier zou zijn om ons
geheim te koesteren.
En
toen moest ik aan het huis op de barma denken, met een gat in het dak waardoor
het geen lang leven beschoren zou zijn, en voelde ik dat het geen doel meer
diende en dat ik er als het ware al afstand van had genomen.
Lang
nadat ik was opgehouden mijn vaders paden na te lopen, had ik van hem geleerd
dat er in sommige levens bergen bestaan waar je niet naar terug kunt keren.
Dat
je in levens als het mijne en het zijne niet terug kunt naar de berg die het
middelpunt is van alle andere, en het begin van je eigen geschiedenis.
En
dat mensen zoals wij, die op de eerste en hoogste berg een vriend hebben
verloren, niets anders rest dan dwalen over de acht bergen.
De Acht Bergen : Mkubwa Camp, Shira 1 Camp, Moir Hut,
Lava Tower, Barranco Camp, Karanga Camp, Barafu Camp, Mveka Camp : waren zij
mijn gedwaal geweest rond de Holy Uhuru Peak?
Of waren zij net de essentie, de inspiratie en de
poort tot het walhalla van de Top, zoals de Hel en het Vagevuur in de Divina
Comedia, het pad hadden geëffend voor Dante in zijn tocht naar de Hemel?
Uit Paolo Cognetti - De acht bergen
Hij
zei het zo : dat de zomer herinneringen net zo uitwist als ze sneeuw doet
smelten, maar dat de gletsjer de sneeuw is van winters uit het verleden, een herinnering
aan een winter die niet wil vergeten worden
Was mijn kortstondig vertoeven boven de wolkenmat een
laatste herinnering aan Beatrice, gestold verdriet in wit begraven?
Of was dit het droombeeld van een nieuw begin : op weg
naar Kilimanjaro, de Tiende Berg…
View from a room of Stella Maris Lodge
View from a room of Stella Maris Lodge
Uit Karen Armstrong - De grote transformatie
Karl
Jaspers meende : “De Spiltijd kan omschreven worden als een interregnum tussen
twee tijdperken waarin een machtig imperium heerst, een pauze met vrijheid, een
diepe ademhaling die het helderste inzicht oplevert.”
In tegenstelling tot de
meeste andere blogs is dit verhaal geen fictie maar het werkelijk relaas van de
tocht met belevenissen die op de dag zelf dag werden opgetekend en nauwelijks
nog gewijzigd werden achteraf.
Met dank aan :
Ultimate Kilimanjaro en
onze gids August die het voor ons organiseerden
Johan die het
initiatief had genomen voor de grote beklimming
Mijn reisgenoten Bart,
Aline en Valerie
Lut Brugmans voor het ontcijferen
van mijn dictaten
Paolo Cognetti, auteur
van “De acht bergen”
Karen Armstrong, auteur
van “De grote transformatie”